ECLI:NL:RBDHA:2017:5717

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2017
Publicatiedatum
29 mei 2017
Zaaknummer
09/842014-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld door zeer jeugdige dader

Op 29 mei 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tegen een zeer jeugdige dader die samen met twee anderen een woningoverval heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 2003, heeft tijdens de overval geweld gebruikt door met een mes in de schouder van een van de slachtoffers te steken. De overval vond plaats op 3 januari 2017 in 's-Gravenhage, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten verschillende waardevolle spullen, waaronder een Playstation, mobiele telefoons en een VR-bril, hebben weggenomen. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 10 april en 15 mei 2017, waarbij de vordering van de officier van justitie en de verdediging zijn besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten planmatig te werk zijn gegaan en dat de slachtoffers in hun eigen woning zijn bedreigd met geweld. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en medeverdachten als betrouwbaar beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals jeugdreclassering en behandeling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn gedragsproblemen, en heeft geadviseerd om hem de nodige hulp en begeleiding te bieden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/842014-17
Datum uitspraak: 29 mei 2017
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
adres: [adres] ,
thans preventief gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen met gesloten deuren van 10 april 2017 en 15 mei 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. L.E. van der Leeuw, en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte, mr. C.A. Lucardi, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 januari 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een Playstation en/of (twee) mobiele telefoon(s)
en/of een VR-bril en/of een portemonnee (met daarin pasjes en/of een
identiteitsbewijs), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan
en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het steken in de schouder van die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp
en/of puntig voorwerp en/of
- het tonen van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp en/of een
tang aan die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of
- het (meermalen) maken van stekende bewegingen met een mes, althans een
scherp en/of puntig voorwerp, richting die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of
- het (meermalen) tegen die [slachtoffer] zeggen dat hij moest gaan zitten en/of
niet mocht bewegen omdat hij anders zou worden neergestoken en/of
- het zeggen :"Bind hem vast", althans woorden van gelijke strekking en/of het
(daarbij) tonen van ducktape

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte dit feit heeft begaan.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Het standpunt van de verdediging komt erop neer dat weliswaar wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een woningoverval, maar dat niet kan worden bewezen dat de verdachte degene is die aangever [slachtoffer] heeft gestoken met een mes. Daartoe heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte vanaf het begin af aan heeft ontkend aangever te hebben gestoken en dat de schuld van verdachte ten aanzien van dat onderdeel van de tenlastelegging niet onomstotelijk komt vast te staan uit de verklaringen van de aangevers en de enkelvoudige fotoconfrontaties waaraan zij hebben meegewerkt. Enkelvoudige fotoconfrontaties hebben weinig bewijswaarde en aangevers kunnen zich vergist hebben, nu medeverdachte [medeverdachte] en hij ongeveer even groot zijn en zij allebei capuchons op hadden. Ook de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] overtuigen niet in dat opzicht. Nu niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die met het mes heeft gestoken, kan hij daarvoor niet medeverantwoordelijk worden gehouden en dient verdachte te worden vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het steken met het mes. Nu verdachte wist dat er een mes zou worden meegenomen naar de woning van aangever [slachtoffer] , kan het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het dreigen met het mes wel wettig en overtuigend worden bewezen.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging. [1]
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Inleiding
Aangever [slachtoffer] heeft middels een advertentie op Marktplaats zijn Playstation 4 te koop aangeboden. Op 1 januari 2017 kreeg aangever hierop een reactie van een geïnteresseerde. Vervolgens is er een afspraak gemaakt voor een bezichtiging van de Playstation 4 bij aangever thuis op 3 januari 2017. Op die dag kwamen er drie jongens bij aangever aan de deur. Aangever heeft de jongens binnengelaten en heeft hun de Playstation getoond. Omdat er problemen waren met de betaling zijn de jongens weg gegaan. Eén van de jongens vertelde dat hij zou zorgen dat zijn vader het geld zou overmaken. Vervolgens lopen de verklaringen uiteen ten aanzien van de vraag of de jongens daarna nog één of twee keer terug zijn gekomen naar de woning van aangever. Vast staat echter dat de vriendin van aangever, aangeefster [slachtoffer] , in de woning aanwezig was toen de jongens de laatste keer terug kwamen. Tijdens dat laatste bezoek van de jongens vond er een overval plaats op aangevers [slachtoffer] en [slachtoffer] , waarbij geweld werd gebruikt en werd gedreigd met geweld en waarbij verschillende spullen werden meegenomen.
Bewijs
Op grond van hetgeen aangevers [slachtoffer] en [slachtoffer] en verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] hebben verklaard, is onweersproken komen vast te staan dat op 3 januari 2017 een overval op voornoemde aangevers heeft plaatsgevonden in de woning van aangever [slachtoffer] aan de [adres] . Aangever [slachtoffer] is daarbij met een mes in zijn schouder gestoken. Verder is er gedreigd met het mes en zijn een tang en duct tape aan aangevers getoond. Bij de overval, die werd gepleegd door de verdachte en zijn medeverdachten, werden een Playstation 4, een VR-bril, twee mobiele telefoons, een portemonnee, pasjes en een identiteitsbewijs weggenomen. Deze spullen behoorden toe aan de aangevers. [2]
Over de rol van de individuele verdachten in het geheel lopen de verklaringen uiteen. Ten aanzien daarvan overweegt de rechtbank als volgt.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij, toen de jongens voor de eerste keer langs kwamen, in gesprek was met de grootste van de drie jongens en dat dat ook de jongen was met wie hij eerder aan de telefoon had gesproken; hij herkende hem aan zijn stem. Hij noemt deze jongen dader 1. Nadat de drie jongens voor de tweede keer zijn woning waren binnengekomen, is hij op zijn stoel aan het bureau gaan zitten, met zijn gezicht naar de computer toe. Aangever kon daardoor de jongens niet zien. Vervolgens voelde hij een harde klap op zijn linkerschouder en kreeg hij een branderig gevoel dat pijn deed. Toen aangever zich omdraaide zag hij dat dader 1 een mes - een soort zakmes, zo’n 15 cm lang, zwart heft en ijzerkleurig/zilver handvat - in zijn hand had. Aangever ging met zijn hand naar zijn schouder en had toen bloed op zijn hand. Aangever is vervolgens naar de bank gelopen, waar ook aangeefster [slachtoffer] zat. Aangever is naast haar op de bank gaan zitten. Hij hoorde dader 1 tegen dader 2 en 3 zeggen dat zij alles moesten pakken. Dader 1 had nog steeds het mes in zijn hand. Toen aangever wilde opstaan hoorde hij dader 1 zeggen dat hij zich niet mocht bewegen omdat hij anders neergestoken zou worden. Daarbij bewoog dader 1 met zijn mes in de richting van aangever. Vervolgens hoorde hij dader 1 zeggen: “Bind hem vast, bind hem vast.” Vervolgens zag aangever dat dader 2 met duct tape aan kwam lopen en voor hem ging staan. Daarna liep dader 2 weer weg. Aangever zag dat dader 3 een telefoon op de bank legde zodat een andere dader die kon pakken. Aangever is meerdere keren van de bank opgestaan, waarop dader 1 dan reageerde dat hij hem zou gaan steken. Daarna zijn de daders vertrokken. [3]
Blijkens een proces-verbaal van bevindingen had aangever [slachtoffer] een snee van ongeveer 2,5 tot 3 cm lang en 1 cm breed ter hoogte van zijn linker schouderblad. [4]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat dader 1 (de langste van de drie daders) de Playstation wilde kopen. Aangeefster zat op de bank en zag aangever [slachtoffer] bij de doorgang naar de woonkamer staan met dader 1 achter zich. Zij zag dat aangever in haar richting werd geduwd door dader 1 en dat dader 1 schreeuwde dat hij moest gaan zitten. Aangeefster zag dat dader 1 een mes in zijn hand had. Het betrof een soort zakmes met een zwartkleurig handvat en een lemmet van zes à zeven centimeter. Aangeefster zag dat er bloed kwam in de blouse van aangever, ter hoogte van zijn schouder. Dader 2 en dader 3 stonden op dat moment in de gang. Dader 1 pakte diverse spullen. Dader 2 kwam vervolgens bij de aangevers in de woonkamer staan en had een soort tang in de hand. Dader 3 had duct tape bij zich. Aangeefster hoorde dader 1 tegen dader 2 en dader 3 zeggen dat ze bij de aangevers moesten gaan staan, dat aangever moest worden vast getapet en dat zij zelf moest wordt geslagen als ze niet op de grond zou gaan liggen. Daarna zeiden dader 2 en dader 3 tegen dader 1 dat hij alle spullen had en dat ze moesten gaan, waarna de daders zijn vertrokken. [5]
Aan beide aangevers is - afzonderlijk van elkaar - een foto getoond van verdachte. Aangeefster [slachtoffer] heeft bij het zien van de foto verklaard: “Dat is degene die mijn man heeft gestoken. Dat is hem. Hij heeft ook alles meegenomen.” [6] Aangever [slachtoffer] heeft bij het zien van de foto verklaard: “Dat is hem. Dat is degene die mij gestoken heeft. Voor 100% dat is hem. Ik heb daar geen twijfel over. Hij heeft ook alles meegenomen.” [7]
Tegenover de rechter-commissaris heeft aangeefster [slachtoffer] later nog verklaard dat zij niet heeft gezien dat iemand aangever [slachtoffer] heeft gestoken, maar dat zij wel heeft gezien wie er bij hem in de buurt was en dat de andere twee daders op de gang bleven. Alleen de jongen met het mes was bij de computer. Toen aangeefster een foto te zien kreeg, wist zij gelijk dat hij de persoon was die aangever had gestoken. Aangeefster hoorde ook dat de dader met het mes tegen de kleinste jongen zei dat hij naar haar toe moest komen, dat deze dat deed en haar een tang liet zien. De jongen met de tang was vlakbij haar, maar bleef in de gang. [8]
Tegenover de rechter-commissaris heeft aangever [slachtoffer] later nog verklaard dat hij zeker weet dat verdachte degene is geweest die hem heeft gestoken. Verdachte stond toen achter aangever. Aangever werd gestoken, draaide zich om en zag verdachte. Aangever zag dat verdachte een mes in zijn handen had. De andere daders waren toen op de gang. [9]
Blijkens de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] is verdachte de langste van de drie jongens. [10]
Verdachte heeft zowel tegenover de politie als tegenover de rechter-commissaris en de rechtbank een deels bekennende, deels ontkennende verklaring afgelegd.
De verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat er van tevoren een plan is gemaakt om een overval te plegen, dat hij op Marktplaats heeft gezocht naar een Playstation en dat hij vervolgens een afspraak heeft gemaakt met aangever [slachtoffer] om deze te bekijken. Verdachte heeft ontkend dat hij degene is geweest die met het plan is gekomen. Het plan zou van medeverdachte [medeverdachte] zijn gekomen. Verdachte heeft ontkend dat hij degene was die een mes, een tang en een hamer heeft meegenomen naar de woning van aangever [slachtoffer] . Volgens verdachte was het [medeverdachte] die deze spullen had geregeld om de man bang te maken. Verdachte heeft wel bekend duct tape mee te hebben genomen. Verdachte heeft ontkend degene te zijn geweest die aangever heeft gestoken. Verdachte heeft verklaard dat hij en zijn twee medeverdachten na de overval met zijn drieën naar zijn kelderbox zijn gegaan, dat het mes dat is aangetroffen in zijn kelderbox, het mes is waarmee aangever is gestoken en dat de spullen die zijn gestolen later door [medeverdachte] in de kelderbox moeten zijn gelegd. Verdachte heeft verklaard wel een hamer in de hand te hebben gehad tijdens de overval. [11] Geconfronteerd met een berichtenwisseling tussen hemzelf en [medeverdachte] via Facebook Messenger heeft verdachte verklaard dat OV overval betekent en dat hij in opdracht van [medeverdachte] een en ander moest regelen voor die overval en dat hij dat ook heeft gedaan. Verdachte heeft nogmaals ontkend dat hij degene is geweest die aangever heeft gestoken. Op de vraag waarom aangever is gestoken heeft verdachte verklaard “ [medeverdachte] was bang. Dat zei hij zelf.” [12]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat [medeverdachte] hem twee of drie dagen voor de overval vroeg of hij een overval wilde doen om snel geld te verdienen. Verdachte heeft via marktplaats contact gelegd met aangever en de afspraak gemaakt om bij hem langs te gaan. Hij en medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] zijn op 3 januari 2017 drie keer bij aangever in de woning geweest. Tussen de bezoeken door zijn ze naar Kentucky Fried Chicken (KFC) gegaan om de overval te bespreken en een plan te maken. Verdachte heeft verklaard dat hij en de medeverdachten bij KFC de meegebrachte spullen hebben verdeeld, in die zin dat hij een hamer had, [medeverdachte] een tang en [medeverdachte] , die deze spullen geregeld had, het mes. Verdachte heeft ontkend dat hij degene was die de spullen had meegenomen. Hij heeft verklaard wel voor de overval met [medeverdachte] bij zijn vriend [naam] te zijn langsgegaan. Dit was echter niet om de genoemde spullen in ontvangst te nemen. Ze hadden afgesproken om de man bang te maken, niet om hem te steken met het mes. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] met de man sprak over het overmaken van geld door zijn vader, dat [medeverdachte] de man heeft gestoken en dat de man door [medeverdachte] is bedreigd. Verdachte heeft aangeefster met de hamer bedreigd en tegen haar gezegd dat zij op de grond moest gaan liggen. Vervolgens is er gezegd dat de vrouw moest worden vastgebonden. Verdachte had duct tape meegenomen om de aangevers te kunnen vastbinden als zij niet mee zouden werken. Verdachte heeft verklaard dat het mes dat is gebruikt, van [medeverdachte] was en dat verdachte het na de overval in een schoen in zijn kelderbox heeft verstopt. Het betrof een klein, zwart, inklapbaar mes. Verdachte heeft ontkend zelf zo’n mes te bezitten. Hij wilde niet dat de buitgemaakte goederen in de kelderbox zouden worden bewaard. Hij denkt dat [medeverdachte] op een later moment de kelderdeur heeft opengetrapt en de goederen daar neergezet heeft. [13]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte in het bezit was gekomen van een mes van [naam] , dat hij erbij was toen verdachte dit mes met [naam] heeft geruild, dat het een zwart mes was van ongeveer 10 of 12 cm en dat het dicht kan worden geklapt. [14]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte] , [verdachte] en hij een paar dagen voor de overval, op zondag, hadden gepland dat ze een woning zouden overvallen en dat ze dat ook gedaan hebben. Verdachte en hijzelf hadden besloten om iemand te overvallen. Later hebben ze [medeverdachte] daarover ingelicht via Facebook Messenger. Verdachte en [medeverdachte] hebben op Marktplaats gekeken naar een PlayStation 4. Verdachte heeft de afspraak met aangever [slachtoffer] gemaakt. Maandag gingen ze nadenken over hoe ze het dinsdag wilden doen. Aan [medeverdachte] is voorgesteld dat ze een overval gingen doen en dat ze naar een Playstation 4 gingen zoeken. Ze zouden het plan met zijn drieën uitvoeren. Ze zouden eerst in de woning gaan kijken naar de Playstation en wie er in de woning waren. [medeverdachte] heeft verklaard dat ze in totaal drie keer in de woning van aangever zijn geweest. Na het eerste en het tweede bezoek zijn ze naar KFC gegaan. De eerste keer bespraken ze of ze de overval gingen doen. De tweede keer is de overval echt doorgenomen en zijn er afspraken gemaakt. [medeverdachte] zou bij aangeefster blijven en verdachte en [medeverdachte] zouden ‘die man’ doen. [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte alles heeft bedacht. [medeverdachte] had een tang, [medeverdachte] had een hamer en verdachte had een mes. Na binnenkomst in de woning liep [medeverdachte] direct naar aangeefster in de woonkamer en verdachte en [medeverdachte] liepen de kamer in waar aangever zijn computer had staan. [medeverdachte] zag dat aangever aan het bureau ging zitten en dat verdachte hem toen met een zwart klapmes van tien à twaalf cm, in de schouder stak. [medeverdachte] stond op dat moment bij aangeefster en zag niet echt wat verdachte en [medeverdachte] met aangever deden. [medeverdachte] heeft even later verklaard dat hij niet heeft gezien dat verdachte aangever neerstak, maar dat hij na de overval, toen ze thuis waren, van verdachte hoorde dat hij aangever had neergestoken. Het was niet vooraf afgesproken om aangever direct neer te steken. Nadat aangever was gestoken liep aangever naar de woonkamer, waar [medeverdachte] bij aangeefster stond, en ging hij op de bank zitten. Verdachte schreeuwde de hele tijd tegen aangever en bedreigde hem. [medeverdachte] hoorde verdachte zeggen dat aangever niet op mocht staan, anders zou hij hem nogmaals steken. [medeverdachte] stond toen bij de voordeur. Hij pakte dingen, de portemonnee waar kaarten in zaten, en [medeverdachte] zag hem later met de Playstation staan. Hij deed niets met de mensen. [medeverdachte] had een hamer bij zich. [medeverdachte] bleef steeds bij aangeefster staan en had een tang vast. Toen hij tegen aangeefster zei dat ze rustig moest blijven, hield hij de tang in zijn hand omhoog. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij duct tape bij zich had, om vast te tapen als hij zou worden aangevallen. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij en de medeverdachten de spullen een beetje hebben verdeeld; [medeverdachte] droeg de Playstation, verdachte de telefoon en hijzelf de VR-bril en de portemonnee. [medeverdachte] heeft verklaard dat ze daarna met zijn drieën naar de kelderbox bij het huis van verdachte zijn gegaan, waar ze de spullen hebben bekeken. Verdachte wilde de Playstation zelf hebben en de andere spullen wilde hij aan zijn broer geven om te verkopen Over de spullen die hij en de medeverdachten mee hadden genomen naar de overval heeft [medeverdachte] verklaard dat hij niet weet hoe ze aan het mes kwamen, maar dat de duct tape, de hamer en de tang bij [naam] , een vriend van verdachte, vandaan kwamen. [medeverdachte] en verdachte hadden die spullen in de middag bij [naam] opgehaald uit diens kelderbox. [15]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij dacht dat verdachte, [medeverdachte] en hij naar de woning van aangever gingen om een Playstation te kopen. Hij wist van tevoren niet dat verdachte en [medeverdachte] het plan hadden om aangever te overvallen. In de woning heeft hij gezien dat verdachte een stekende beweging van boven naar beneden maakte, dat aangever zich daarop omdraaide en met zijn hand naar zijn linkerschouder ging. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij zag dat verdachte een mes in zijn hand had, dat aangever toen naar de woonkamer ging en dat verdachte aangever toen met een zwart mes bedreigde en tegen aangever riep: “Blijf daar, blijf daar anders steek ik je nog een keer.” [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte tegen [medeverdachte] zei dat hij op de vrouw moest letten. [medeverdachte] hoorde dat verdachte riep: “Ik steek je zo nog een keer” en zag dat verdachte daarbij met zijn arm gestrekt stond met het mes vooruit, alsof hij iemand aan het bedreigen was. [medeverdachte] heeft verklaard dat [medeverdachte] degene is geweest die met duct tape in de hand heeft gestaan. [medeverdachte] heeft verklaard dat ze daarna zijn weggegaan en dat hij tijdens het rennen op straat een telefoon toegeworpen kreeg van verdachte en dat verdachte hem zei dat hij de telefoon bij zich moest houden en de chip eruit moest halen. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij verdachte later, twee uren na de overval, via Facebook Messenger, hebben gecommuniceerd over het openen van de mobiele telefoon. [16]
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich met zijn twee medeverdachten heeft schuldig gemaakt aan de hem tenlastegelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld en dat het de verdachte is geweest die hiertoe het initiatief heeft genomen en de leidende rol op zich heeft genomen. De rechtbank acht de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] over de gang van zaken voorafgaand, tijdens en na de overval het meest betrouwbaar, nu [medeverdachte] dit direct na zijn aanhouding heeft verklaard, zijn verklaring wordt bevestigd door andere bewijsmiddelen en [medeverdachte] zichzelf en zijn medeverdachte [verdachte] , die een goede vriend van hem was, het meest belast.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat daarbij wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het de verdachte is geweest die aangever met het mes heeft gestoken. De rechtbank acht voor dit oordeel van belang de verklaringen van beide aangevers, de enkelvoudige fotoconfrontaties waarbij de aangevers verdachte als degene die heeft gestoken hebben herkend en de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte] en [medeverdachte] . Dat verdachte degene was die het mes mee heeft genomen, wordt bovendien ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] , die heeft verklaard dat verdachte over een mes beschikte dat dezelfde uiterlijke kenmerken vertoont als het mes waarmee aangever gestoken is. Ten aanzien van de enkelvoudige fotoconfrontaties overweegt de rechtbank nog dat in het algemeen behoedzaamheid dient te worden betracht bij het bewijsgebruik van de resultaten daarvan. In onderhavig geval heeft aangever degene die hem heeft gestoken meerdere malen gezien en gesproken op de dag van de overval, hetgeen bijdraagt aan de betrouwbaarheid van die herkenning. Voorts heeft de rechtbank de herkenningen beoordeeld mede in het licht van hetgeen overigens is komen vast te staan.
De rechtbank overweegt ten slotte dat de verklaring van verdachte dat [medeverdachte] degene zou zijn geweest die aangever heeft gestoken, geen steun vindt in het dossier.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 3 januari 2017 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Playstation en twee mobiele telefoons en een VR-bril en een portemonnee (met daarin een pasje en identiteitsbewijzen), toebehorende aan [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] en/of [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld of welke bedreiging met geweld bestond uit
- het steken in de schouder van die [slachtoffer] met een mes en
- het tonen van een mes aan die [slachtoffer] en [slachtoffer] en
- het maken van stekende bewegingen met een mes richting die [slachtoffer] en
- het tegen die [slachtoffer] zeggen dat hij moest gaan zitten en niet mocht bewegen omdat hij anders zou worden neergestoken en
- het zeggen: "Bind hem vast" en het daarbij tonen van duct tape.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van elf maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich gedurende de proeftijd zal houden aan een contactverbod met de aangevers en de medeverdachten, en
- zich gedurende de eerste twee maanden van de proeftijd zal houden aan de avondklok.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit aan de verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het op de dag van de terechtzitting reeds ondergane voorarrest. Onder verwijzing naar het IVRK en een brief van Defence for Children, gedateerd 21 april 2017, heeft de raadsvrouw betoogd dat het maatschappelijk en ontwikkelingspsychologisch gezien niet goed is voor een kind om langer in detentie te verblijven dan strikt noodzakelijk. Langer laten voortduren van de detentie dient geen enkel doel meer. Het is in het belang van de verdachte dat hij zo spoedig mogelijk vrij komt, waarna het gereed liggende, gedegen plan om de verdachte te begeleiden en te behandelen, in werking kan treden. De raadsvrouw heeft verzocht om in dat kader, naast de onvoorwaardelijke jeugddetentie, aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke jeugddetentie, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden die zijn genoemd in het door de Raad voor de Kinderbescherming opgestelde schorsingsplan d.d. 2 mei 2017.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een woningoverval. Door de slachtoffers in hun woning te bedreigen met geweld, slachtoffer [slachtoffer] met een mes in de schouder te steken en verschillende kostbaarheden van de slachtoffers mee te nemen, hebben de verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig gemaakt aan een bijzonder ernstig strafbaar feit. De slachtoffers zijn overvallen in de privacy van hun woning, een plek bij uitstek waar zij zich veilig moeten kunnen voelen. De verdachte en zijn medeverdachten zijn planmatig te werk gegaan en hadden, naast het mes waarmee is gestoken, een tang, een hamer en duct tape bij zich. Dit onderstreept de ernst van de omstandigheden waaraan de slachtoffers zijn blootgesteld. Verdachte en zijn medeverdachten hadden maatregelen getroffen om er zeker van te zijn dat de overval zou slagen. Blijkens hetgeen de slachtoffers hierover in hun aangiftes en tegenover de rechter-commissaris hebben verklaard en het verhandelde ter terechtzitting, is de woningoverval voor hen een uitermate beangstigende ervaring geweest. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven hiervan doorgaans nog lange tijd de nadelige gevolgen ervaren. Voorts geldt dat misdrijven als het onderhavige leiden tot een toename van gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank neemt het de verdachte en zijn medeverdachten kwalijk dat zij, in hun zucht naar materieel gewin, volledig voorbij zijn gegaan aan de gevolgen van hun daad voor hun slachtoffers.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden reeds eenmaal eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit. Gelet op de zeer jeugdige leeftijd van de verdachte acht de rechtbank dit zorgelijk.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport betreffende het psychologisch onderzoek pro justitia, d.d. 4 april 2017, ondertekend door [naam] , GZ-psycholoog, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
Bij verdachte is - en was ook tijdens het tenlastegelegde - sprake van een gebrekkige stoornis van de geestvermogens, nu verdachte een gedragsstoornis heeft, hij zwakbegaafd is en zijn morele ontwikkeling enigszins is achtergebleven. De verdere persoonlijkheidsontwikkeling wordt dan ook bedreigd. De gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens heeft verdachte tijdens het tenlastegelegde tamelijk beïnvloed in zijn gedragskeuzes. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen nu verdachte, gelet op bovenstaande problematiek, toen tamelijk werd beperkt in zijn keuzevrijheid. Verdachte beschikte immers onvoldoende over gedragsinhibitie, moreel besef en slachtoffer-empathie en was geneigd te handelen vanuit eigen belang, directe materiële behoeftebevrediging en de drang zich te laten gelden tegenover zijn vrienden. Verder was hij door de zwakbegaafde intellectuele vermogens onvoldoende in staat de ontoelaatbaarheid en de gevolgen van het eigen handelen voor de ander te overzien. Hij was kwetsbaar voor negatieve beïnvloeding door leeftijdsgenoten en was beperkt in zijn gedragsremmingen, probleembesef, empathisch- en reflecterend vermogen en probleemoplossende vaardigheden.
Het risico op toekomstig, al dan niet gewelddadig, antisociaal gedrag wordt middelmatig tot laag geschat, waarbij geldt dat hierop een positieve invloed te verwachten is bij aanscherping van de mate van toezicht, sturing en controle, in combinatie met voldoende ondersteuning bij het stimuleren van de morele ontwikkeling, zelfvertrouwen en contact met pro-sociale leeftijdsgenoten. Wel is sprake van een aanzienlijk aantal risicofactoren, zowel van individuele als van omgevingsgerelateerde aard. Jeugdreclasseringsbegeleiding is geïndiceerd, in combinatie met ambulante, forensische, systeemgerichte behandeling. Als het aandeel van verdachte bij het tenlastegelegde groter is dan verdachte suggereert, dan is sprake van onvoldoende verantwoordelijkheid voor en schuldbesef over hetgeen is gebeurd. Dit dient dan te worden meegenomen in het behandeltraject.
De interventies FAST (forensische ambulante systeem therapie) via de Waag of MDFT (multi dimensional family treatment) via het Palmhuis kunnen een passende behandeling bieden. Een alternatief kan eventueel worden geboden door het volgen van een regulier ambulant poliklinisch behandeltraject met individuele en systeemgerichte behandelcontacten via de poli van de Waag of het Palmhuis.
Geadviseerd wordt om aan verdachte op te leggen een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden jeugdreclasseringsbegeleiding (met beperkende voorwaarden zoals een avondklok en een contactverbod met de medeverdachten) en meewerken aan herstelrecht en ambulante forensische behandeling.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, ongedateerd, opgesteld door [naam] , Raadsonderzoeker, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
Verdachte vertoont al langer gedragsproblemen. Moeder heeft weinig zicht op hetgeen verdachte buitenshuis doet. Hij heeft moeite met het adequaat uiten van frustratie en boosheid. Ook in Teylingereind zijn er agressie gerelateerde incidenten geweest, iets waar verdachte zelf ook hulp voor wenst te krijgen. Verdachte heeft betrokkenheid bij het tenlastegelegde bekend. Mocht het echter zo zijn dat het aandeel van verdachte bij het tenlastegelegde groter is dan hij zelf aangeeft, dan is dit zeer zorgelijk. Geadviseerd wordt om aan de verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke jeugddetentie, waarbij het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk zou moeten zijn aan het voorarrest. Aan het voorwaardelijke gedeelte zouden naast de algemene voorwaarden, bijzondere voorwaarden verbonden moeten worden te weten een meldplicht, onderwijs volgen en het deelnemen aan behandeling zoals FAST of MDFT van de Waag en/of Teylingereind en indien noodzakelijk behandeling van de Waag gericht op agressieregulatie.
Ter terechtzitting is van de zijde van de Raad voor de Kinderbescherming hierop aangevuld dat oplegging van systeemtherapie bij het Palmhuis - welke therapie reeds is gestart in Teylingereind - zeer belangrijk is. Een gedegen controle is van belang zodra de verdachte vrij komt. Oplegging van een avondklok voor een periode van ten minste twee maanden is ook van belang en een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers strekt tot aanbeveling. Tot slot is benadrukt dat, als de rechtbank tot het oordeel komt dat het aandeel van de verdachte bij het tenlastegelegde groter is dan verdachte doet voorkomen, dit zeer zorgelijk is en dat hieraan binnen de therapie zeker aandacht zal worden besteed.
Van de zijde van de jeugdreclassering is ter terechtzitting opgemerkt dat zowel individueel gerichte therapie als systeemtherapie (MDFT), waarbij de moeder van de verdachte wordt betrokken, nodig is. Dit zal het zicht dat de moeder heeft op de activiteiten van de verdachte buitenshuis vergroten en zal ervoor zorgen dat zij haar autoriteit richting verdachte beter kan doen gelden.
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit voornoemde rapportages voor zover zij zien op de bij de verdachte vastgestelde problematiek, de verminderde toerekeningsvatbaarheid, de omtrent de verdachte bestaande zorgen en de noodzaak van een passende behandeling en zal hier in haar strafoplegging mee rekening houden. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en het aandeel van de verdachte daarin - dat naar het oordeel van de rechtbank aanzienlijk groter is dan verdachte heeft doen voorkomen -, acht de rechtbank, anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, een langere onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met daaraan verbonden de geadviseerde voorwaarden, die het mogelijk maken om de verdachte de nodige hulp en begeleiding te verschaffen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 9 (negen) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van die jeugddetentie, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op twee jaren, onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal melden bij Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, afdeling jeugdreclassering, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd onderwijs volgt of een andere zinvolle dagbesteding heeft;
- gedurende de proeftijd aan behandeling deelneemt zoals FAST van de Waag en/of een systeemgerichte behandeling (MDFT) volgt bij het Palmhuis en hij, indien noodzakelijk geacht door de jeugdreclassering, deelneemt aan een op agressieregulatie gerichte behandeling van de Waag, op de tijden en plaatsen als door of namens die instellingen aan te geven;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de aangevers ( [slachtoffer] en [slachtoffer] ) en met de medeverdachten ( [medeverdachte] en [medeverdachte] ), zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de eerste twee maanden van de proeftijd zal houden aan de avondklok, inhoudende dat de veroordeelde zich tussen 18:00 uur en 06:00 uur in zijn huis zal bevinden;
geeft opdracht aan de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling die de jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd gelijk is geworden aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.J.M. Weijnen, kinderrechter, voorzitter,
mr. M. van Loenhoud, kinderrechter,
en mr. J.B. Wijnholt, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.I. Jansen, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 mei 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2017003232.
2.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , p. 88-90; proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 101-105; proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 193-196; proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 78-82; proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 176-179, proces-verbaal van bevindingen, p. 42; proces-verbaal van bevindingen, p. 115.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 102, 103.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 115.
5.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] , p. 88, 89.
6.Proces-verbaal, p. 124.
7.Proces-verbaal van herkenning verdachte, p. 126.
8.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer] door de rechter-commissaris d.d. 8 mei 2017.
9.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] door de rechter-commissaris d.d. 8 mei 2017.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 181; proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 83.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 193-196.
12.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 199; een geschrift zijnde een uitdraai van Facebook Messenger, p. 200-202.
13.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 226.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 172, 176-180.
16.Proces-verbaal verhoor medeverdachte [medeverdachte] , p. 78, 80-82.