3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij door [medeverdachte 2] is benaderd of hij mee wilde doen met het stelen van de scooter van aangever. Omdat [medeverdachte 2] bleef aandringen heeft de verdachte daar uiteindelijk mee ingestemd. [medeverdachte 2] heeft gezegd dat er geld mee kon worden verdiend. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij op 26 maart 2016 geen contact heeft gehad met aangever en dat [medeverdachte 2] , toen ze samen onderweg waren naar het terrein van [naam vereniging] , heeft gezegd “de scooter van aangever wordt vanavond gepakt”.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wel wist dat aangever zou worden beroofd, maar dat hij niet wist wanneer en dat hij daarom aangever niet heeft kunnen waarschuwen. De verdachte heeft verklaard dat hem pas op de avond dat het gebeurde duidelijk is geworden dat de beroving die avond zou plaatsvinden doordat [medeverdachte 2] zei “dat de scooter van aangever die avond zou worden gepakt”. Tijdens de beroving kon hij aangever niet helpen, omdat hij door één van de daders werd tegengehouden.
De verdachte heeft voorts verklaard dat hij niet meer precies weet wat het whatsappbericht dat [medeverdachte 2] hem op 19 maart 2016 om 16.31 uur heeft gestuurd, te weten “want vanaaf gaat t gebeuren” betekent.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij, de verdachte en [medeverdachte 3] van tevoren wisten dat een overval van de scooter van [slachtoffer] bij [naam vereniging] zou plaatsvinden en dat ze alle drie aan aangever hebben gevraagd om met de scooter naar het terrein van [naam vereniging] te komen. [medeverdachte 2] had daarover contact gehad met [naam] , de broer van [Medeverdachte 1] . [naam] had hem geappt dat het om zeven uur bij [naam vereniging] zou zijn, maar [medeverdachte 2] had tegen hem gezegd dat het later werd. Daarna heeft [medeverdachte 2] [naam] niet meer gesproken. Een van de anderen, [medeverdachte 2] denkt [medeverdachte 3] , want de verdachte heeft buiten geen netwerk, heeft laten weten hoe laat en waar ze waren en toen heeft het plaatsgevonden.
Uit de voorhanden zijnde telefoongegevens blijkt dat er op 19 maart 2016 tussen 16.31 en 16.35 uur contact is geweest tussen de verdachte en [medeverdachte 2] via whatsapp. Dit gesprek luidt als volgt:
[medeverdachte 2] : want vanaaf gaat t gebeuren 16:31
[verdachte] : Jaa jij zegr k wil kermis 16:33
[verdachte] : Dat wil k niet eens 16:33
[medeverdachte 2] : jaa idd we gaan ergens anders 16:33
[medeverdachte 2] : saaf a mattie 16:34
[verdachte] : Hoe bedoel je saaf? 16:35
[medeverdachte 2] : we gaan er saaf mee pakke 16.35
[medeverdachte 2] : als we mee werken 16:35.
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat de verdachte op 19 maart 2016 van het plan om de scooter van aangever te stelen op de hoogte was.
Uit de overige in het dossier voorhanden zijnde telefoongegevens leidt de rechtbank af dat de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 26 maart 2016 diverse malen, (kort) voor en kort na de beroving, telefonisch en via whatsapp contact hebben gehad met aangever en ook met [naam] en [Medeverdachte 1] .
Aangever heeft verklaard dat hij op 26 maart 2016 [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] diverse malen heeft gesproken, waarbij er steeds werd gevraagd waar hij was en hoe laat hij zou komen en dat hij in de middag ook de verdachte heeft gesproken, die ook vroeg of hij naar [naam vereniging] kwam.
De rechtbank is, gelet op de omstandigheden dat de verdachte al een week van tevoren op de hoogte was van het plan om aangever van zijn scooter te beroven, dat hij geld zou verdienen als hij daaraan meewerkte, dat hij ’s middags aan aangever heeft gevraagd om naar [naam vereniging] te komen, dat hij op 26 maart 2016 met [medeverdachte 2] is meegegaan terwijl die zei dat het die avond zou gaan gebeuren, dat hij aangever er vervolgens niet van heeft weerhouden om te komen, dat hij daarna op de tribune is blijven zitten en niets heeft gedaan om de beroving te voorkomen of aangever te helpen, van oordeel dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het bewuste plan om aangever naar [naam vereniging] te laten komen zodat deze daar door anderen kon worden beroofd.
Alles overwegende is de rechtbank dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan voorafgaande en gelijktijdige medeplichtigheid aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld, in vereniging gepleegd.