ECLI:NL:RBDHA:2017:5554

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
23 mei 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 8221
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsparticipatie en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een Wajong-uitkering. Eiser, die sinds 20 september 2012 uitgevallen is met psychische en fysieke klachten, had een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend. De rechtbank oordeelde dat de Uwv terecht had vastgesteld dat eiser over mogelijkheden tot arbeidsparticipatie beschikt, zoals bedoeld in de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). De rechtbank baseerde haar oordeel op medische rapporten en beoordelingen die aantoonden dat eiser in staat was om ten minste vier uur per dag te werken en dat hij over basale werknemersvaardigheden beschikte. Eiser had eerder een WIA-uitkering aangevraagd, die ook was geweigerd, en zijn beroep tegen deze beslissing was eerder ongegrond verklaard. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe medische gegevens waren die de stelling van eiser onderbouwden dat hij niet in staat was tot arbeidsparticipatie. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van de Uwv om de Wajong-uitkering te weigeren. De uitspraak werd gedaan door rechter H.P.M. Meskers, in aanwezigheid van griffier drs. A.C.P. Witsiers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/8221

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2017 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. A.H. Westendorp),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. van Riet)

Procesverloop

Bij besluit van 14 oktober 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd eiser in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheids-voorziening jonggehandicapten 2015 (Wajong 2015).
Bij besluit van 7 september 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2017.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiser is op 20 september 2012 uitgevallen met psychische- en fysieke klachten voor zijn werk als medewerker callcenter. Bij besluit van 26 november 2014 heeft verweerder eiser een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 18 augustus 2014 geweigerd. Bij besluit van 26 juni 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2
Het door eiser tegen het bestreden besluit ingestelde beroep heeft deze rechtbank bij uitspraak van 4 december 2015, zaaknummer SGR 15/5760, ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld.
1.3
Van september 2014 tot en met augustus 2015 heeft eiser een HBO-studie psychologie gevolgd. Eiser heeft op 28 september 2015 een Wajong-uitkering aangevraagd. Naar aanleiding hiervan heeft een medische beoordeling plaatsgevonden.
1.4
Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd eiser in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wet Wajong, op de grond dat hij niet aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoet.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de verzekeringsarts heeft aangegeven dat moet worden aangenomen dat eiser beschikt over arbeidsvermogen, omdat dit in het verleden in het kader van een WIA-beoordeling is vastgesteld. Voorts blijkt uit medische en arbeidsdeskundige onderzoeken dat eiser ook na zijn studie van 1 september 2014 tot en met 31 augustus 2015 beschikt over arbeidsvermogen. Daarnaast is in het bestreden besluit overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van mening is dat de primaire verzekeringsarts op juiste gronden heeft geconcludeerd dat eiser zich ten minste één uur op een taak kan richten en dat eiser ten minste 4 uur per dag belastbaar is. Verder is overwogen dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) heeft geconcludeerd dat op juiste gronden is aangenomen dat eiser een taak kan uitoefenen in een arbeidsorganisatie, omdat eiser beschikt over basale werknemersvaardigheden. Gelet op de conclusies van de verzekeringsarts b&b en arbeidsdeskundige b&b, is geen sprake van duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie, om welke reden eiser geen recht op een Wajong-uitkering heeft, aldus verweerder.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers stelling niet wordt onderbouwd door (nieuwe) medische gegevens.
3. Eiser voert aan dat de medische beperkingen onjuist zijn vastgesteld. Hij stelt dat hij last heeft van diverse lichamelijke en psychische klachten, waarvoor hij bij diverse medisch specialisten onder behandeling is en waarvoor hij medicatie gebruikt. Die medicatie veroorzaakt verschillende bijwerkingen, waardoor eiser niet in staat is de door de arbeidsdeskundige geduide functies uit te oefenen.
4.1
De Wajong is met ingang van 1 januari 2015 in werking getreden. In de Wet van 2 juli 2014 tot wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet werk en ondersteuning jonggehandicapten en enige andere wetten gericht op bevordering deelname aan de arbeidsmarkt voor mensen met arbeidsvermogen en harmonisatie van deze regelingen (Invoeringswet Participatiewet, Stb. 2014, 270) is geregeld dat de Wajong met ingang van 1 januari 2015 alleen nog toegankelijk is voor jonggehandicapten die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Eisers aanvraag dateert van na die datum, zodat deze terecht met inachtneming van het nieuwe wettelijk kader is beoordeeld.
4.2
Ingevolge artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag dat hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
Ingevolge artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Ingevolge artikel 1a:1, derde lid, van de Wajong wordt de ingezetene, voor zover hier van belang, die tijdelijk geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft alsnog jonggehandicapte, indien hij gedurende een tijdvak van tien jaar volgend op de dag waarop hij jonggehandicapte zou zijn geworden op grond van het eerste lid, onderdeel a, indien hij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zou hebben gehad, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had.
Op grond van artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
4.3
Ingevolge artikel 1a, eerste lid, aanhef en onder a tot en met d, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) heeft een betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
5. De rechtbank stelt vast dat in het kader van de WIA-beoordeling op 7 oktober 2014 een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) is opgesteld. Eiser ervaart concentratie-problemen, heeft last van een slecht geheugen, is verder beperkt ten aanzien van stresserende werkzaamheden, piekbelasting en hoge werkdruk, zwaar tillen, duwen, trekken, lang staan en lopen gedurende de dag. Verzekeringsarts J.C.C. Duizers heeft naar aanleiding van eisers Wajong-aanvraag op 7 oktober 2015 rapport uitgebracht, waarin is vastgesteld dat eiser beschikt over arbeidsvermogen, omdat dit in het verleden is vastgesteld. Deze verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat eiser hierdoor niet tot de doelgroep van de Wajong behoort.
In het kader van de bezwaarprocedure is eiser op 2 mei 2016 gezien door deze verzekeringsarts, die eiser lichamelijk en psychisch heeft onderzocht. Op 20 mei 2016 heeft deze arts, mede naar aanleiding van ontvangen informatie van neuroloog J.A.F. Koekkoek gerapporteerd. In dit rapport is geconcludeerd dat uit deze informatie niet te veronderstellen valt dat bij eiser sprake is van toegenomen beperkingen na 18 augustus 2014, alsmede dat in de in het verleden opgestelde FML onder meer in voldoende mate rekening is gehouden met beperkingen op het terrein van persoonlijk en sociaal functioneren. Daarom bestaat volgens deze verzekeringsarts geen aanleiding te veronderstellen dat eiser niet beschikt over arbeidsvermogen.
Op 29 juni 2016 heeft deze verzekeringsarts naar aanleiding van ontvangen informatie van Medicor van 14 juni 2016 een aanvullende rapportage uitgebracht. Hierin heeft deze arts geconcludeerd dat eiser ongewijzigd niet voldoet aan de criteria Wajong 2015, omdat geen sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid.
Vervolgens heeft verzekeringsarts b&b F.L. van Duijn naar aanleiding van het bezwaarschrift op 29 augustus 2016 een rapportage opgesteld, waarbij hij de beschikking had over medische informatie van de huisarts van 10 juni 2016, de neuroloog van 21 april 2016 en van het radiologieverslag van 7 juni 2016. Deze verzekeringsarts is tot de conclusie gekomen dat de conclusie van de primaire verzekeringsarts binnen de kaders van de Wajong 2015 inzichtelijk en op navolgbare wijze tot stand is gekomen. Daarom onderschrijft hij de conclusie van de primaire verzekeringsarts.
6.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medisch onderzoek op een zorgvuldige wijze plaatsgevonden, nu de verzekeringsarts b&b eiser zowel lichamelijk en psychisch heeft onderzocht en informatie van de behandelend sector in zijn herbeoordeling heeft betrokken.
6.2
Voorts ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om het medisch oordeel onjuist te achten. Het dossier bevat geen medische gegevens met betrekking tot de periode rond het achttiende jaar van eiser, maar de medische rapporten geven geen aanleiding voor de conclusie dat destijds sprake was van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Eiser heeft geen medische gegevens in het geding gebracht waaruit blijkt dat de conclusie van de verzekeringsartsen dat ook thans geen sprake is van volledige en duurzame arbeids-ongeschiktheid voor onjuist moet worden gehouden.
7. Voorts stelt de rechtbank vast dat eiser op 2 mei 2016 is gezien door arbeids-deskundige R. Valentijn. Blijkens zijn rapport van 23 mei 2016 acht deze arbeidsdeskundige de destijds geduide functies nog steeds actueel en zijn het geschikte werksoorten voor eiser. Verder heeft deze arbeidsdeskundige geconcludeerd dat eiser over arbeidsvermogen beschikt, omdat hij -blijkens het rapport van de verzekeringsarts van 20 mei 2016- 4 uur per dag belastbaar is, ten minste één uur aaneengesloten kan werken met niet meer dan één wezenlijke onderbreking van het productieproces, beschikt over basale werknemers-vaardigheden en een taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren, zoals handmatig bestukken.
Arbeidsdeskundige b&b H. de Rooy heeft blijkens zijn rapport van 6 september 2016 geen aanleiding gezien om anders te concluderen dan de primaire arbeidsdeskundige.
8. Uit de opsomming van de dienstverbanden van eiser in het rapport van de arbeidsdeskundige van 23 mei 2016 door de jaren heen blijkt dat eiser in de periode voorafgaand aan zijn zeventiende verjaardag enkele weken een bijbaan als schoonmaker heeft gehad. Eiser heeft van 1 september 2008 tot 14 januari 2010 een dienstverband gehad als rijksambtenaar gedurende 36 uur per week. Nadien heeft eiser onder meer nog van
1 februari 2009 tot 30 september 2009 gewerkt als callcentermedewerker bij [B.V. X] gedurende 20 uur per week. Blijkens zijn werkverleden is eiser in staat geweest om werkzaamheden te verrichten van ten minste vier uur per dag en ten minste één uur aaneengesloten. Gelet op de duur van de dienstverbanden is voorts niet aannemelijk geworden dat eiser niet beschikte over basale werknemersvaardigheden. Daarnaast is afdoende gemotiveerd dat eiser 4 uur per dag belastbaar is, ten minste één uur aaneengesloten kan werken met niet meer dan één wezenlijke onderbreking van het productieproces en een taak in een arbeidsorganisatie kan uitvoeren
Eiser voldoet naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aan het bepaalde in artikel 1a, eerste lid, aanhef en onder a tot en met d, van het Schattingsbesluit.
9. Gezien het voorgaande, heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank met juistheid op het standpunt gesteld dat eiser over mogelijkheden tot arbeidsparticipatie beschikt als bedoeld in de artikelen 1a:1, zodat de Wajong-uitkering terecht is geweigerd.
Het bestreden besluit kan naar het oordeel van de rechtbank daarom in stand blijven.
10. Het beroep is dan ook ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P.M. Meskers, rechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2017.
De griffier is verhinderd rechter
deze uitspraak te ondertekenen.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.