ECLI:NL:RBDHA:2017:5551

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2017
Publicatiedatum
23 mei 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 7810
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging Wajong-uitkering bij verhuizing naar Bonaire en onbillijkheid van overwegende aard

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een Wajong-uitkering ontvangt, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had haar uitkering aangevraagd om deze te kunnen exporteren naar Bonaire, waar zij na een bezoek aan haar familie een terugval in haar psychische klachten had ervaren. De rechtbank moest beoordelen of de beëindiging van de Wajong-uitkering bij haar verhuizing naar Bonaire zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, zoals bedoeld in artikel 1a:8, derde lid, van de Wajong 2015.

De rechtbank oordeelde dat de verweerder in redelijkheid kon stellen dat er geen zwaarwegende medische redenen waren voor eiseres om naar Bonaire te verhuizen. De rechtbank concludeerde dat de Wajong niet van toepassing is op Bonaire en dat er geen goede redenen waren om de uitkering te behouden. Eiseres had weliswaar voordelen verwacht van de verhuizing, maar de rechtbank vond dat deze niet voldoende waren om te spreken van een onbillijkheid van overwegende aard. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het uitgangspunt dat het exportverbod van Wajong-uitkeringen geldt, en dat de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke situaties kan worden toegepast. De rechtbank vond dat eiseres niet had aangetoond dat er objectieve en dwingende redenen waren voor haar verhuizing naar Bonaire, en dat de rapporten van de verzekeringsarts de conclusie van de rechtbank ondersteunden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 16/7810

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 mei 2017 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. W.N. van der Voet),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. van Riet)

Procesverloop

Bij besluit van 2 februari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij haar uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten 2015 (Wajong 2015) niet kan behouden bij verhuizing naar Bonaire.
Bij besluit van 14 juli 2016, verzonden 18 augustus 2016, (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft nadere stukken overgelegd.
Verweerder heeft een nader stuk in geding gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2017.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld van [persoon A]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiseres heeft op 24 maart 2015 een Wajong-uitkering aangevraagd, die vanaf 27 maart 2015 is toegekend, nadat bij haar is vastgesteld dat zij lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) in combinatie met een lichte verstandelijke handicap. In 2015 is eiseres op familiebezoek op Bonaire geweest. Bij terugkomst in Nederland heeft eiseres een terugval gehad. Op 4 december 2015 heeft eiseres, in overleg met haar behandelend psycholoog en begeleiders, een aanvraag ingediend om haar uitkering te exporteren naar Bonaire. Eiseres heeft hiervoor als motivering gegeven dat haar depressieve klachten in Nederland aanhouden of verergeren.
1.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij haar uitkering op grond van de Wajong niet kan behouden bij verhuizing naar Bonaire, omdat eiseres niet voldoet aan de criteria om de uitkering te mogen en kunnen exporteren.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de Wajong niet van toepassing is op Bonaire en er in geval van eiseres geen goede reden is om de Wajong-uitkering te kunnen behouden. Er is volgens verweerder immers geen sprake van een hele speciale medische behandeling die in Nederland niet te krijgen zou zijn, eiseres zou op Bonaire voorlopig alleen vrijwilligerswerk zou kunnen gaan doen onder begeleiding en er is geen garantie dat eiseres zelf in staat zou zijn de kost te gaan verdienen. Verder is het niet zo dat de belangrijkste verzorger van eiseres vertrekt en daarnaast is er geen garantie gegeven dat de familie op Bonaire of de stichting doorlopend voor eiseres kan en wil zorgen.
Voorts is overwogen dat ook de verzekeringsarts geen goede reden ziet waarom eiseres naar Bonaire zou moeten verhuizen.
Verweerder stelt zich, onder verwijzing naar het rapport van verzekeringsarts b&b J.H.M. de Brouwer van 2 maart 2017, op het standpunt dat geen zwaarwegende medische redenen bestaan om buiten Nederland te gaan wonen. Daarom is er geen sprake van een onbillijkheid van overwegende aard zoals bedoeld in artikel 2 van de Beleidsregels voortzetting Wajong-uitkering buiten Nederland van 29 april 2003 (de beleidsregels), aldus verweerder.
3. Eiseres voert aan dat het daadwerkelijke criterium de vraag betreft of door het beëindigen van de Wajong-uitkering van eiseres en onbillijkheid van overwegende aard zou ontstaan, hetgeen bij haar het geval is. Anders dan de verzekeringsarts b&b meent is op Bonaire juist sprake van positieve ‘triggers’, mede omdat de zus van eiseres daar woont en daar als verpleegkundige werkzaam is. Daarnaast is de bezwaarverzekeringsarts volgens eiseres niet ingegaan op de voordelen die ten aanzien van de lichamelijke klachten van eiseres op Bonaire te verwachten zijn.
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een brief van GZ psycholoog L.S. van den Broek van 28 november 2016 alsmede een behandelplan overgelegd.
Bij brief van 3 april 2017 heeft eiseres onder meer een medisch journaal van haar huisarts in geding gebracht.
4.1
Ingevolge artikel 1a:6, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wajong 2015 wordt voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen als uitsluitingsgrond onderscheiden het niet in Nederland wonen.
4.2
Ingevolge artikel 1a:8, derde lid, van de Wajong 2015 kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen artikel 1a:6, eerste lid, onderdeel d, buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van het eindigen van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering indien de jonggehandicapte buiten Nederland gaat wonen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
5.1
Tussen partijen is in geschil of in het geval van eiseres sprake is van zodanige omstandigheden dat een beëindiging van de Wajong-uitkering bij vertrek naar Bonaire leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard in de zin van artikel 1a:8, derde lid, van de Wajong 2015.
5.2
Blijkens artikel 2 van het Convenant tussen Nederland en de Nederlandse Antillen inzake de export van handhaving en sociale verzekeringsuitkeringen is dit convenant niet van toepassing op Wajong-uitkeringen.
5.3
In artikel 2 van de beleidsregels is bepaald dat van een onbillijkheid van overwegende aard sprake is indien de jonggehandicapte naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en naar verwachting als gevolg van het eindigen van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden. Als zwaarwegende redenen om buiten Nederland te gaan wonen worden in ieder geval aangemerkt:
a. het ondergaan van een medische behandeling van enige duur;
b. het aanvaarden van arbeid met enig reïntegratieperspectief;
c. het volgen van de woonplaats van degene(n) van wie de jonggehandicapte voor zijn verzorging afhankelijk is en die genoodzaakt is om buiten Nederland te gaan wonen.
5.4
De rechtbank stelt op grond van het verhandelde ter zitting vast dat de beleidsregels hun werking onder toepassing van de Wajong 2015 hebben behouden.
In de toelichting op de beleidsregels is vermeld dat de redenen voor een jonggehandicapte
om buiten Nederland te gaan wonen van persoonlijke, medische, sociale of andere aard kunnen zijn. Omdat een hardheidsclausule steeds aan de hand van de omstandigheden van het individuele geval moet worden toegepast, kunnen hiervoor geen strikte inhoudelijke normen worden aangelegd. Bij de parlementaire behandeling van de wetswijziging zijn drie voorbeelden genoemd van gegronde redenen om buiten Nederland te gaan wonen: het ondergaan van een medische behandeling, het aanvaarden van arbeid, of het volgen van de woonplaats van personen van wie de jonggehandicapte voor zijn verzorging afhankelijk is.
6. Naar het oordeel van de rechtbank zijn in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen zwaarwegende redenen gelegen om toepassing te geven aan de hardheidsclausule van artikel 2 van de beleidsregels. Daarbij acht de rechtbank van belang dat blijkens de wetsgeschiedenis het exportverbod van de Wajong-uitkeringen het uitgangspunt is en dat de hardheidsclausule slechts in uitzonderlijke situaties toepassing kan vinden. Die situaties zijn door verweerder genoemd in de beleidsregels en moeten voor het overige voldoen aan de voorwaarden dat een noodzaak bestaat voor het wonen buiten Nederland op gronden die objectief en dwingend van aard zijn. De rechtbank acht het, gezien de rapporten van de verzekeringsarts b&b van 14 juli 2016 en 2 maart 2017, niet aannemelijk geworden dat het voor eiseres medisch noodzakelijk is om met behoud van uitkering op Bonaire te gaan wonen.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om het medisch oordeel van de verzekeringsarts b&b onjuist te achten. Uit de door eiseres overgelegde medische verklaring van haar behandelend psycholoog van 28 november 2016 blijkt dit naar het oordeel van de rechtbank niet, nu hierin slechts over een sterke wens van eiseres wordt gesproken en niet over een (medische) noodzaak om naar Bonaire te vertrekken. Van deze noodzaak blijkt evenmin uit de door eiseres op 3 april 2017 toegestuurde stukken.
Dat er voordelen ten aanzien van de lichamelijke klachten van eiseres te verwachten zijn indien zij naar Bonaire vertrekt, betekent naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat sprake is van zwaarwegende medische redenen voor vertrek naar Bonaire. Verder acht de rechtbank nog van belang dat, zoals de verzekeringsarts b&b in zijn rapport van 7 april 2017 heeft opgemerkt, het verleden van eiseres er niet aan in de weg heeft gestaan dat zij tientallen jaren in Nederland heeft kunnen verblijven.
7. Verweerder heeft zich gezien het vorenstaande in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat beëindiging van de Wajong-uitkering bij vertrek naar Bonaire niet leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard in de zin van artikel 1a:8, derde lid, van de Wajong 2015.
8. Het beroep is dan ook ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P.M. Meskers, rechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2017.
De griffier is verhinderd rechter
deze uitspraak te ondertekenen.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.