ECLI:NL:RBDHA:2017:551

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2017
Publicatiedatum
24 januari 2017
Zaaknummer
09/842579-16 en 10/178688-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in voorraad hebben en uitgeven van vals geld

Op 12 januari 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 37-jarige man, die werd beschuldigd van het in voorraad hebben van grote hoeveelheden vals geld en het uitgeven van vals geld. De verdachte was op dat moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Ter Apel. Tijdens de zitting op 29 december 2016 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. H. Mol, en de verdediging van de raadsman, mr. M.D.A. Stam, gehoord. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk in voorraad hebben van 167 valse bankbiljetten van 500 euro in Dordrecht tussen 12 en 15 september 2016, en het uitgeven van een vals bankbiljet van 500 euro op 27 augustus 2016 in Hellevoetsluis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat de biljetten vals waren en dat hij deze met het oogmerk had om ze als echt uit te geven. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor het vertrouwen in de echtheid van bankbiljetten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/842579-16 en 10/178688-16 (t.b.g.)
Datum uitspraak: 12 januari 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteland] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting, huis van bewaring Ter Apel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 december 2016.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Mol en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M.D.A. Stam, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 t/m 15 september 2016 te Dordrecht, althans in Nederland, opzettelijk 167, althans één of meer, bankbiljet(ten) van 500 euro, waarvan de valsheid of vervalsing hem toen hij ze/die ontving bekend was, met het oogmerk om die/dat biljet(ten) als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, heeft ontvangen en/of zich heeft verschaft en/of in voorraad heeft gehad.
2.
ter berechting gevoegd: parketnummer 10/178688-16
hij op of omstreeks 27 augustus 2016 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, opzettelijk één of meer bankbiljetten van 500 euro, waarvan de valsheid of vervalsing hem toen hij ze/die ontving, bekend was, als echt en onvervalst heeft uitgegeven, althans met het oogmerk om die/dat biljet(ten) als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, heeft ontvangen en/of zich heeft verschaft en/of in
voorraad heeft gehad;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 augustus 2016 te Hellevoetsluis, althans in Nederland, opzettelijk één of meer valse of vervalste bankbiljetten van 500 euro heeft uitgegeven.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
De verdenking verkort weergegeven
De verdenking komt er, zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een grote hoeveelheid valse biljetten van 500 euro in voorraad heeft gehad (feit 1) en dat hij een vals biljet van 500 euro als echt biljet heeft uitgegeven (feit 2).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de aan hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat het oogmerk op uitgifte bij verdachte ontbrak. De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 betoogd dat verdachte de biljetten als soort onderpand onder zich had en ten aanzien van feit 2 dat verdachte de bedoeling had om opgepakt te worden en niet om het geld in omloop te brengen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Ten aanzien van feit 2
Op 27 augustus 2016 heeft [aangever] aangifte gedaan. Hierbij heeft hij verklaard dat dezelfde dag een man (de rechtbank begrijpt: verdachte) bij [Juwelier] te Hellevoetsluis had geprobeerd een horloge af te rekenen met een vals biljet van € 500,-. [winkelmedewerkster] heeft verklaard dat verdachte een horloge ter waarde van
€ 550,- wilde kopen met een biljet van € 500,- en een biljet van € 50,-. Bij het scannen van de biljetten kwamen beiden als echt uit de test. Omdat Kost het niet vertrouwde is het biljet van € 500,- met een daarvoor bestemde pen nogmaals getest op echtheid. Hieruit bleek dat het biljet vals was. Verdachte is in de winkel aangehouden door een beveiliger. [2]
De verbalisanten die verdachte van de beveiliger overnamen hebben gerelateerd dat verdachte constant weg wilde uit de winkel en niet voor de verbalisanten wilde blijven zitten. Voorts hebben zij bij de insluitingsfouillering onder meer een tweede biljet van € 500,- aangetroffen.
Verder onderzoek van de politie heeft bevestigd dat beide biljetten van € 500,- vals zijn. [3]
Verdachte heeft de transactie bij de politie erkend. De biljetten zou hij hebben gekregen van een Marokkaanse man die via Marktplaats.nl een horloge van hem had gekocht.
Ter terechtzitting heeft hij echter verklaard dat hij wist dat het vals geld betrof toen hij de biljetten kreeg van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . Hij heeft het feit gepleegd en vindt zichzelf schuldig. [4]
De rechtbank is, gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, van oordeel dat verdachte het oogmerk had het valse biljet als echt uit te geven. Van een door de raadsman genoemde noodkreet waarin het ontbreken van het oogmerk naar voren zou komen, is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Dat verdachte de winkel wilde verlaten na zijn aanhouding en bij de politie geen openheid van zaken heeft gegeven zijn hiervoor juist sterke contra-indicaties. Bovendien heeft verdachte daadwerkelijk een horloge gekocht met het valse biljet. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van feit 1
Op 15 september 2015 werd door leden van het arrestatieteam binnengetreden in twee woningen in een vakantiepark gelegen op de Rijksstraatweg 186 te Dordrecht. In de bungalow met nummer 254 werden drie personen aangetroffen waaronder verdachte. Onder een bed in de slaapkamer waar verdachte en zijn partner sliepen werd een envelop met een aanzienlijke hoeveelheid biljetten van € 500,- aangetroffen. [5]
Het totale aantal biljetten bedroeg 167. Verder onderzoek van de politie heeft uitgewezen dat deze biljetten vals zijn. [6]
Verdachte heeft verklaard dat het donkerblauwe etui waarin het geld was aangetroffen van hem was. Verdachte wist dat er ongeveer € 80.000,- aan vals geld in biljetten van € 500,- in het etui zat. [7] Het valse geld had hij aan het begin van de week gekregen op maandag of dinsdag (de rechtbank begrijpt: maandag 12 of dinsdag 13 september 2016). [8] Verdachte had het valse geld zodat hij geld kon verdienen. [9]
Verdachte heeft verder verklaard dat hij op het moment dat hij de 167 biljetten verkreeg wist dat deze biljetten vals waren. [10]
Gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de 167 biljetten heeft ontvangen en in voorraad heeft gehad terwijl hij wist dat deze vals waren. Dat verdachte eveneens het oogmerk had om die biljetten als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende uit de eigen verklaring van verdachte dat hij het valse geld had zodat hij geld kon verdienen. Voorts heeft de rechtbank onder feit 2 reeds bewezenverklaard dat verdachte enkele weken voor de onderhavige pleegperiode vals geld als echt geld heeft uitgegeven. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat een dergelijke hoeveelheid vals geld geen ander doel dient dan om als echt geld te worden uitgegeven.
De rechtbank acht het onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij in de periode van 12 t/m 15 september 2016 te Dordrecht, opzettelijk 167 bankbiljetten van 500 euro, waarvan de valsheid hem toen hij ze ontving bekend was, met het oogmerk om die biljetten als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, heeft ontvangen en in voorraad heeft gehad.
2.
hij op 27 augustus 2016 te Hellevoetsluis, opzettelijk één bankbiljet van 500 euro, waarvan de valsheid hem toen hij die ontving, bekend was, als echt en onvervalst heeft uitgegeven.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk bankbiljetten, waarvan de valsheid hem toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven ontvangen en in voorraad hebben
en
ten aanzien van feit 2 primair:
opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht, mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, in het voordeel van verdachte mee te wegen dat verdachte met de feiten geen geld heeft verdiend, geen partijen heeft benadeeld en de markt ook niet heeft verstoord. Verder moet verdachte als slachtoffer van zijn mededaders worden gezien, zal hij worden uitgezet uit Nederland en heeft hij geen strafrechtelijk verleden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft een zeer grote hoeveelheid vals geld ontvangen en in voorraad gehad. Bovendien heeft hij enkele weken eerder een vals biljet van € 500,- uitgegeven bij een juwelier. Hieruit kan worden afgeleid dat verdachte het niet bezwaarlijk vond om anderen te duperen en dat het niet enkel bij vals geld in voorraad hebben is gebleven. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en heeft geen rekening gehouden met de schadelijke gevolgen die dergelijke feiten hebben voor het vertrouwen in chartaal geld, in het bijzonder het vertrouwen van de juwelier. Het is niet zonder reden dat de wetgever een hoog strafmaximum heeft vastgesteld bij feiten zoals de onderhavige. Het uitgeven van vals geld vormt een ernstige bedreiging voor de openbare orde en wanneer er sprake is van een hoeveelheid zoals bij verdachte is aangetroffen werkt dit ontwrichtend voor de economische markt binnen Nederland en zelfs de Europese Unie.
De rechtbank heeft acht geslagen op een Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 19 september 2016, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De hoogte van het bedrag aan aangetroffen vals geld in aanmerking genomen acht de rechtbank enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur passend en geboden. Zij zal derhalve conform de eis van de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van vijftien maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57, 209 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk bankbiljetten waarvan de valsheid hem toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven ontvangen en in voorraad hebben
en
ten aanzien van feit 2 primair:
opzettelijk als echte en onvervalste bankbiljetten uitgeven bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, voorzitter,
mr. J.J. Peters, rechter,
mr. G.J. Schiffers-Hanssen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 januari 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit ten aanzien van feit 1 de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL2016-070126, van Team Opsporing (DH), met bijlagen (verdachtendossier doorgenummerd blz. 1 t/m 44, proces-verbaal voorgeleiding blz. 1 t/m 33 en proces-verbaal raadkamer 1 t/m 141) en ten aanzien van feit 2 de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1700-2016280159, politie eenheid Rotterdam, district Rijnmond Zuid-West, met bijlagen (doorgenummerd 1 t/m 39).
2.Proces-verbaal aangifte [aangever] namens [Juwelier] , blz. 5 t/m 6 en proces-verbaal van verhoor [getuige] , blz. 7 t/m 8.
3.Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten, blz. 24 t/m 25.
4.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 29 december 2016.
5.Proces-verbaal aanhouding verdachte, blz. 3 t/m 4 verdachtendossier.
6.Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten, blz. 16 t/m 17 pv voorgeleiding.
7.Proces-verbaal 1e verhoor verdachte, blz. 16 verdachtendossier.
8.Proces-verbaal 2e verhoor verdachte, blz. 22 verdachtendossier.
9.Proces-verbaal verhoor verdachte, blz. 36 pv voorgeleiding.
10.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 29 december 2016.