ECLI:NL:RBDHA:2017:5497

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2017
Publicatiedatum
23 mei 2017
Zaaknummer
09/819269-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak met geweld en vrijspraak van meerdere feiten

Op 22 mei 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder poging tot woninginbraak en het pinnen met gestolen bankpassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 november 2016 samen met een ander heeft geprobeerd in te breken in een woning in Gouda. De verdachte werd betrapt en heeft geweld gebruikt om te kunnen vluchten. De rechtbank heeft de impact van woninginbraken op slachtoffers benadrukt, waaronder materiële schade en gevoelens van onveiligheid. De verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij de poging tot inbraak, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden voor de poging tot diefstal, maar sprak hem vrij van de overige ten laste gelegde feiten, waaronder meerdere woninginbraken en het pinnen met gestolen bankpassen, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de feiten waarop deze vorderingen betrekking hadden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/819269-16
Datum uitspraak: 22 mei 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [huis van bewaring]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 14 februari 2017 (pro forma) en 8 mei 2017 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Tuinenburg en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. S. Koster, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Zaak 1 (Poging woninginbraak [adres 1] , Gouda, gevolgd door
geweld)
hij op of omstreeks 18 november 2016 te Gouda om ongeveer 00:30 uur, in elk
geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een woning aan de [adres 1] , alwaar verdachte
en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende
wilden bevinden, weg te nemen geld en goederen van hun/zijn gading, geheel of
ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot
de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en
goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak,
verbreking en/of inklimming,
- door naar die woning toe te gaan en/of
- de (poort)deur van de achtertuin van die woning te openen en de tuin in te
gaan en/of
- aan de achterdeur van die woning te voelen en/of
- op een balkon van die woning te klimmen en/of
- een raam van die woning te forceren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het geven van een duw aan die P.
Holthuijsen;
2.
Zaak 2 (Vernieling tuinhek [adres 2] , Gouda)
hij op of omstreeks 18 november 2016 te Gouda opzettelijk en wederrechtelijk
een tuinhek, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en
wederrechtelijk kracht te zetten op/tegen dat tuinhek en/of op/tegen dat
tuinhek te leunen/springen;
3.
Zaak 3 (Woninginbraak [adres 3] , Heerenveen)
hij op of omstreeks 2 en/of 3 november 2016 te Heerenveen tussen 21:15 uur en
5:25 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres 3] ,
alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van
de rechthebbende bevond(en), heeft/hebben weggenomen
- een zilveren spaarvarken gevuld met geld (ongeveer 35 Euro),
- een portemonnee inhoudende geld (ongeveer 35 Euro), een of meer Rabobank
bankpas(sen), een identiteitskaart en/of een rijbewijs,
- een portemonnee inhoudende geld (ongeveer 10 Euro),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde]
en/of [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en geld onder zijn/hun
bereik te hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door een
deur van die woning te openen met een sleutel (afkomstig uit een
sleutelkastje), tot het gebruik waartoe hij, verdachte en/of zijn mededaders,
niet gerechtigd was/waren;
4.
Zaak 3 (Pinnen met gestolen bankpassen, Heerenveen)
hij op of omstreeks 3 november 2015 te Heerenveen tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen 2500 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde] en/of [benadeelde] en/of de Rabobank, in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of
dat weg te nemen geld onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een valse
sleutel, te weten door met (een) bankpas(sen) met bijbehorende pincode(s), tot
het gebruik waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was;
5.
Zaak 4 (Woninginbraak [adres 4] , Boksum)
hij op of omstreeks 24 februari 2016 te Boksum, gemeente Menameradiel, tussen
23:30 uur en 4:45 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde
tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de
[adres 4] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), heeft/hebben weggenomen
- een portemonnee inhoudende geld (ongeveer 50 Euro) en een Rabobank bankpas,
- een ING bankpas,
- een portemennee inhoudende geld (ongeveer 20 Euro),
- twee rijbewijzen,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Benadeelde] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of
die/dat weg te nemen goederen en geld onder zijn/hun bereik te hebben gebracht
door middel van een valse sleutel, te weten door een deur van die woning te
openen met een sleutel (afkomstig uit een sleutelkastje), tot het gebruik
waartoe hij, verdachte en/of zijn mededaders, niet gerechtigd was/waren;
6.
Zaak 4 (Pinnen met gestolen bankpas, Leeuwarden, Stiens en Bunde)
hij op of omstreeks 24 februari 2016 te Leeuwarden, Stiens en Bunde (in de
Bondsrepubliek Duitsland) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen 1750 Euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [Benadeelde] en/of de ING bank, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs te hebben verschaft en/of dat weg te nemen geld onder zijn bereik te
hebben gebracht door midel van een vals sleutel, te weten door met een bankpas
met bijbehorende pincode, tot het gebruik waartoe hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
7.
Zaak 5 (Woninginbraak [adres 5] , Emmeloord)
hij op of omstreeks 17 en/of 18 februari 2016 te Emmeloord, gemeente
Noordoostpolder, tussen 22:00 uur en 5:40 uur, gedurende de voor de nachtrust
bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan
de [adres 5] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), heeft/hebben weggenomen
- een bankpas,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of
dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een valse
sleutel, te weten door een deur van die woning te openenen met een sleutel
(afkomstig uit een sleutelkastje), tot het gebruik waartoe hij, verdachte
en/of zijn mededaders, niet gerechtigd was/waren;
8.
Zaak 4 (Pinnen met gestolen bankpas, Emmeloord)
hij op of omstreeks 18 februari 2016 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 1120 Euro,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of de
Rabobank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat
weg te nemen geld onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van een
valse sleutel, te weten door met een bankpas met bijbehorende pincode, tot het
gebruik waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was;
9.
Zaak 6 (Woninginbraak [adres 6] , Lichtenvoorde)
hij op of omstreeks 27 september 2016 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre,
tussen 00:00 uur en 3:41 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust
bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, in/uit een woning aan de [adres 6] , alwaar verdachte en/of zijn
mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond
(en), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen
- geld (ongeveer 170 Euro),
- een Rabo bankpas,
- diverse sieraden,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Benadeelde] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben
verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en goederen onder zijn/hun bereik te
hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door een deur van
die woning te openen met een sleutel (afkomstig uit een sleutelkastje), tot
het gebruik waartoe hij, verdachte en/of zijn mededaders, niet gerechtigd
was/waren;
10.
Zaak 6 (Pinnen met gestolen pas, Beltrum)
hij op of omstreeks 27 september 2016 te Beltrum, gemeente Berkelland, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 1100 Euro, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Benadeelde] en/of
de Rabobank, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of dat weg
te nemen geld onder zijn bereik te hebben gebracht door een valse sleutel, te
weten door met een bankpas met bijbehorende pincode, tot het gebruik waartoe
hij, verdachte, niet gerechtigd was.

3.Vrijspraak ten aanzien van de feiten 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 tot en met 10 ten laste gelegde feiten heeft begaan en heeft zich hierbij – samengevat – gebaseerd op de aangiften, de herkenning van verdachte door verbalisanten, het feit dat de jas die verdachte droeg bij zijn aanhouding overeenkomt met de jas die de persoon op de stills genomen bij de pinautomaat in Emmeloord (feit 8) draagt, dat de ring van de verdachte sterk overeenkomt met de ring die de persoon op diverse stills draagt en het feit dat is vastgesteld dat er contact is geweest tussen twee (prepaid) telefoonnummers die op 18 februari 2016 over de telefoonmasten van Emmeloord kwamen en in de korte periode daarvoor en daarna over de telefoonmasten van Gouda.
De officier van justitie acht niet te bewijzen dat de verdachte de feiten 5 en 9 samen met een ander heeft gepleegd.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft - zoals vervat in de overgelegde schriftelijke pleitaantekeningen - integrale vrijspraak bepleit ten aanzien van deze feiten. Volgens de raadsvrouw ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs nu – samengevat – de herkenningen van de verdachte door verbalisanten zoals in het dossier aanwezig niet betrouwbaar zijn. Zo valt niet uit te sluiten dat verbalisanten elkaar hebben beïnvloed. Tevens is het merendeel van de omschrijvingen gegeven door verbalisanten onvoldoende specifiek. Daarnaast zijn de stills onduidelijk. Volgens de raadsvrouw had het Nederlands Forensisch Instituut gezichtsvergelijkend onderzoek moeten doen, aangezien gezichtsherkenning door verbalisanten een hoog foutpercentage kent.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit, indien de rechtbank niet tot vrijspraak voor deze feiten komt, het onderzoek ter terechtzitting aan te houden teneinde de verbalisanten te horen als getuige.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak ten aanzien van feit 2
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder feit 2 ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt hiertoe dat van het (voorwaardelijk) opzet bij de verdachte op de vernieling van het tuinhek niet is gebleken.
3.3.2
Vrijspraak ten aanzien van feiten 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het meermalen pinnen met gestolen bankpassen en de woninginbraken waarbij deze bankpassen zijn weggenomen.
Camerabeelden/stills
De enige bewijsmiddelen voor betrokkenheid van verdachte zijn de processen-verbaal waarin verbalisanten relateren dat zij de verdachte herkennen op camerabeelden, die bij diverse pinautomaten zijn gemaakt. Van de camerabeelden zijn stills genomen, die zich zowel in papieren- als in digitale versie in het dossier bevinden. De hiernavolgende overwegingen zijn gestoeld op de beoordeling van de papieren versie van de stills, die zich in kleur in het dossier bevinden.
Steunbewijs ?
Daarnaast bevat het dossier processen-verbaal inzake de gelijkenis tussen verdachte’s zegelring en de op de beelden waargenomen zegelring, inzake de gelijkenis van de jas, welke verdacht bij zijn aanhouding droeg en de jas die op beelden van pintransacties in Emmeloord wordt gezien en inzake een aantal (prepaid)telefoonnummers die op 18 januari 2016 in Emmeloord en in Gouda (verdachtes woonplaats) zijn gebruik
De rechtbank kan niet vaststellen dat de ring die verdachte draagt en die hij ter terechtzitting aan de rechtbank heeft getoond dezelfde ring is die de persoon op een aantal camerabeelden (3 november 2015, t.a.v. feit 3) draagt. Weliswaar is op enkele beelden sprake van enige gelijkenis, op andere beelden is niet meer vast te stellen dan dat de persoon een ring draagt. De jas, die verdachte bij zijn aanhouding droeg toont weliswaar gelijkenissen met de jas gedragen door de persoon op de beelden in Emmeloord (feit 8) maar deze zijn weinig specifiek, terwijl niet kan worden gezegd dat het gaat om een bijzondere of weinig gangbare jas. Ten slotte kan verdachte niet gelinkt worden aan de (prepaid)telefoonnummers die op 18 februari 2016 in Emmeloord, en vlak daarvoor en daarna in Gouda, de woonplaats van verdachte, zijn gebruikt.
Toetsing herkenningen
De rechtbank stelt voorop dat in beginsel behoedzaam moet worden omgegaan met herkenningen op basis van camerabeelden, zeker indien deze van doorslaggevend belang zijn voor het bewijs. Voor de betrouwbaarheid van een herkenning is onder meer de kwaliteit van de beelden en de zichtbaarheid van de dader op de beelden van belang. Voorts is van belang of en zo ja, in welke hoedanigheid en frequentie de waarnemer en dader elkaar eerder getroffen hebben, alsmede of herkenning heeft plaatsgevonden op basis van specifieke, onderscheidende persoonskenmerken.
Nu er geen steunbewijs is voor het pinnen met de gestolen bankpassen, dienen de herkenningen door verbalisanten kritisch te worden getoetst. De rechtbank twijfelt niet aan de oprechtheid van de verbalisanten die de herkenningen hebben gerelateerd. Verdachte staat in de top 60 van Gouda en is daarmee voor de politie in die regio een bekende. Dat maakt herkenningen verklaarbaar maar tegelijk bestaat daardoor het risico dat kennis van het strafrechtelijk verleden van verdachte – onbewust – aan de herkenning heeft bijdragen en dat maakt ze dan weer minder betrouwbaar. Daarbij komt dat de stills niet zonder meer geschikt zijn voor een herkenning aangezien een aantal niet erg duidelijk is. De persoon te zien op de stills bedekt bovendien steeds gedeeltelijk zijn gezicht, hetgeen een herkenning naar het oordeel van de rechtbank nog lastiger maakt. De rechtbank heeft ter terechtzitting weliswaar enige gelijkenis gezien tussen de verdachte en de persoon op enkele van de stills, maar het staat voor de rechtbank niet zonder meer vast dat het steeds dezelfde persoon is en dat de verdachte ook daadwerkelijk de persoon is die op de stills te zien is.
Gelet op voornoemde omstandigheden leveren de herkenningen door de verbalisanten onvoldoende overtuigend bewijs op en dient verdachte te worden vrijgesproken van het pinnen met de gestolen bankpassen.
Vrijspraak woninginbraken
Nu de rechtbank niet komt tot een bewezenverklaring van het pinnen met de gestolen passen ontbreekt ook enige link met de woninginbraken, zodat de verdachte tevens van deze feiten zal worden vrijgesproken.
Verzoek tot aanhouding
Gelet op voornoemd oordeel komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van het door de raadsvrouw subsidiair gedane verzoek tot aanhouding.

4.Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1

4.1
Inleiding
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij samen met een of meer anderen heeft geprobeerd in te breken in een woning gelegen aan de [adres 1] te Gouda.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit, aangezien – kort samengevat – niet bewezen kan worden dat de verdachte dit feit samen met een ander heeft begaan. Uitsluitend kan worden vastgesteld dat verdachte aanvankelijk is meegelopen met degene die bij de deur van de woning heeft gestaan, maar dat hij vervolgens is weggelopen. De verdachte heeft geen intellectuele of materiële bijdrage van voldoende gewicht geleverd om van medeplegen van poging tot woninginbraak te kunnen spreken, aldus de raadsvrouw.
4.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze poging tot woninginbraak gepleegd met een of meer anderen.
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
[benadeelde] heeft aangifte gedaan van een poging woninginbraak in zijn woning gelegen aan de [adres 1] te Gouda. Aangever heeft verklaard dat de achterzijde van zijn woning is te bereiken via een deur die altijd dicht zit, maar niet afgesloten is. Op 18 november 2016 rond 00:30 uur werd aangever wakker van breekgeluiden afkomstig van het balkon van zijn slaapkamer. Aangever is op het balkon gaan kijken en zag braakschade bij een raam. [2]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die dag bij voornoemde woning was, samen met een vriend. De verdachte zag dat zijn vriend aan de deur van de woning rommelde en toen er opeens een man voor hem stond, is hij weggerend. De reden hiervoor was dat hij nog een boete had openstaan en gesignaleerd stond. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij een zaklamp bij zich had.. [3]
Voornoemde verklaring van verdachte komt overeen met de verklaring van de getuige [benadeelde] , die naast zijn ouders woont op de [adres 7] te Gouda. Deze getuige heeft verklaard dat hij vanuit het zijraam van zijn huis twee personen op de oprit van zijn ouders ziet staan. Eén persoon liep naar achteren en de ander bleef staan. Hij is naar buiten gegaan en verraste deze andere persoon, die er vervolgens vandoor ging. Getuige is achter de persoon aangegaan en heeft van verdachte tijdens diens vlucht een duw gekregen. [4]
[zoon] , zoon van [Benadeelde] en tevens woonachtig naast aangever op de [adres 7] , is ook als getuige door de politie gehoord. Deze getuige heeft gezien dat er twee Marokkaanse jongens in het halletje van de woning van zijn opa en oma stonden. Hij verklaarde dat hij lichtbundels van twee zaklampen zag. De jongens liepen naar de achterzijde van de woning en één van de jongens rommelde aan de achterdeur van de woning. De andere jongen bleef heen en weer lopen tussen de achterdeur en de tussendeur naar de achtertuin. Getuige ziet vervolgens zijn vader op de jongens afrennen en ziet dat één van de jongens zijn vader passeert en hem een duw geeft. [5]
Op grond van de inhoud van de bovenstaande bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
Er is daarbij sprake geweest van de voor het medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededader, nu uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en zijn mededader elk een onmisbare rol hebben gehad bij de voltooiing hiervan. Immers uit bovenstaande bewijsmiddelen volgt dat beide personen naar de achtertuin zijn gelopen van de woning, waarbij ze door een dichte tuindeur zijn gekomen. Beide personen hebben met zaklampen geschenen, hetgeen op zichzelf al een rol van betekenis vormt aangezien het feit in de nacht werd gepleegd. Het heen en weer lopen van de verdachte wordt door de rechtbank beschouwd als op de uitkijk staan. De lezing van de verdachte inhoudende – kort gezegd – dat hij niet wegging maar terugliep naar de andere persoon om hem te vertellen dat hij niet aan de inbraak mee ging doen acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de verdachte zich samen met in ieder geval één onbekend gebleven persoon schuldig heeft gemaakt aan de poging tot woninginbraak.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 18 november 2016 te Gouda om ongeveer 00:30 uur, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening uit een woning aan de [adres 1] , alwaar verdachte
en zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende
wilden bevinden, weg te nemen geld en goederen van hun gading, toebehorende aan [benadeelde] , en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak,
verbreking en/of inklimming,
- door naar die woning toe te gaan en
- de (poort)deur van de achtertuin van die woning te openen en de tuin in te
gaan en
- aan de achterdeur van die woning te voelen en
- op een balkon van die woning te klimmen en
- een raam van die woning te forceren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd gevolgd van geweld tegen [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld bestond uit het geven van een duw aan die [benadeelde] .

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, gevolgd van geweld gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan de proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden - zoals door de reclassering geadviseerd - gekoppeld te worden en tevens dient aan verdachte een contactverbod ten aanzien van [persoon A.] te worden opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie de maatregel van een locatiegebod ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht gevorderd voor de periode van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit, in geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de verdachte geen langdurige gevangenisstraf in combinatie met het door de officier van justitie gevorderde locatiegebod op te leggen. Zij benadrukt dat het de goede kant op gaat met verdachte en dat het juist van belang is dat hij snel kan gaan werken en zijn woning kan behouden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft samen met in ieder geval één ander gedurende de nacht geprobeerd in te breken in een woning. Toen de verdachte werd betrapt heeft hij geweld gebruikt om te kunnen vluchten. Woninginbraken veroorzaken de nodige materiële schade en overlast. Naast de materiële gevolgen zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van angst bij de slachtoffers. Dat iemand heeft geprobeerd in de woning van aangever te komen om goederen te stelen terwijl hij samen met zijn vrouw lag te slapen is bijzonder ingrijpend voor de slachtoffers. Door dit soort feiten voelen bewoners zich vaak niet meer veilig in hun eigen woning. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft steeds ontkend de poging diefstal te hebben gepleegd en heeft geen enkel berouw of inzicht in zijn handelen getoond.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het strafblad van verdachte d.d. 18 november 2016, waaruit blijkt dat hij veelvuldig voor het plegen van vermogensdelicten is veroordeeld. Uit het dossier blijkt voorts dat de verdachte tot de ‘Top 60’ jongere veelplegers van Gouda behoort.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies d.d. 11 april 2017.
Uit dit advies blijkt – kort samengevat – dat de verdachte vanaf zijn veertiende jaar veelvuldig met politie en justitie in aanraking is gekomen. Zijn vriendengroep en het ontbreken van een zinvolle dagbesteding zijn als criminogene factoren te beschouwen. Daarnaast is de verdachte zwakbegaafd. Daardoor is hij niet goed in staat zijn weg in de samenleving te vinden en is hij beïnvloedbaar door anderen. Gedragsverandering lijkt beperkt haalbaar. De kans op recidive wordt als hoog ingeschat gelet op zijn problematiek, die samenhangt met zijn delictgedrag. Het meest recente reclasseringstoezicht is moeizaam verlopen. Toch ziet de reclassering - vanwege de praktische hulpvragen die de verdachte heeft, het beschikken over zelfstandige woonruimte, concreet perspectief op arbeid en zijn Top 60-status - aanleiding te adviseren hem nogmaals reclasseringstoezicht op te leggen. Daarnaast adviseert de reclassering als op te leggen bijzondere voorwaarden een meldplicht, een locatiegebod en het meewerken aan eventuele interventie(s) op het gebied van middelengebruik. De verdachte lijkt gemotiveerd om problemen op de leefgebieden van inkomen en werk aan te pakken en staat open voor elektronische controle.
Gelet op het feit dat de rechtbank maar tot een bewezenverklaring van één van de tien ten laste gelegde feiten komt, zal de rechtbank overgaan tot oplegging van een fors lagere straf dan door de officier van justitie geëist. Al het bovenstaande in aanmerking nemende en gelet op de voor soortgelijke feiten vastgestelde landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding en ruimte de verdachte nog een voorwaardelijke straf op te leggen met eventueel reclasseringstoezicht en overige voorwaarden.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen

H.C.J. Assinck-Oldenkotte heeft zich middels een voegingsformulier als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding groot € 8.912,88.
[benadeelde] heeft zich middels een voegingsformulier als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding groot € 1.074,52.
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van benadeelde partij [Benadeelde] wordt toegewezen voor zover het om de immateriële schade gaat, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel , en voor het overige heeft hij geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid.
Voorts heeft de officier van justitie de gedeeltelijke toewijzing gevorderd van de vordering van benadeelde partij [Benadeelde] tot een bedrag aan materiële schade van
€ 3912,88 en een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht beide vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de bepleite vrijspraak.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Beide benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van de feiten waarop de vorderingen betrekking hebben.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 45, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt;
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, gevolgd van geweld gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Poustochkine, voorzitter,
mr. M.A.J. van de Kar, rechter,
mr. J. Montijn, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. Visser, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 mei 2017.
Mr. Visser is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016320541, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn-Gouda, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 184).
2.Proces-verbaal van aangifte p. 38-39.
3.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 8 mei 2017.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 50.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 43-44.