ECLI:NL:RBDHA:2017:5494
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, met V-nummer [vreemdelingennummer], had op 9 maart 2017 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder, heeft deze aanvraag op 1 mei 2017 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen op 8 mei 2017 beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat Duitsland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, omdat hij op 9 oktober 2015 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend en sindsdien het grondgebied van de lidstaten niet heeft verlaten. De autoriteiten van Duitsland zijn op 17 maart 2017 gevraagd om eiser terug te nemen op basis van de Dublinverordening. Aangezien Duitsland niet tijdig heeft gereageerd, wordt aangenomen dat zij hiermee hebben ingestemd.
Eiser heeft betoogd dat hij in Duitsland onder minimale omstandigheden is opgevangen en dat hij psychische problemen heeft. Hij stelt dat hij in Duitsland op straat zal belanden en dat Nederland West Sahara als onafhankelijk land moet erkennen. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeert dat verweerder geen aanleiding had om het asielverzoek van eiser aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser zich moet beklagen bij de Duitse autoriteiten over zijn vrees voor terugzending naar Marokko. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, in aanwezigheid van mr. I.N. Powell, griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 mei 2017. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.