Op 17 mei 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een staatloze Palestijn die een asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvraag op 14 april 2017 niet-ontvankelijk verklaard, omdat Tunesië als veilig derde land werd beschouwd. De eiser, die in verschillende landen had verbleven, waaronder Saudi-Arabië en Syrië, had in 2015 een kort visum voor Tunesië aangevraagd, maar kon daar niet langer blijven en was naar Nederland gekomen.
Tijdens de zitting op 4 mei 2017 heeft de eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn bezwaren tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag toegelicht. Hij stelde dat Tunesië niet veilig was voor hem, omdat hij als staatloze Palestijn geen verblijfsrecht had en vreesde voor detentie bij terugkeer. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris voldoende had onderbouwd dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt, en dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd dat hij niet in Tunesië zou kunnen verblijven.
De rechtbank concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat hij in Tunesië niet veilig zou zijn en dat hij geen documenten had overgelegd waaruit bleek dat hij om een verblijfsstatus had verzocht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, en oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat Tunesië als veilig derde land kon worden aangemerkt. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 17 mei 2017, en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak geboden binnen een week na verzending.