ECLI:NL:RBDHA:2017:5269

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
17 mei 2017
Zaaknummer
C/09/520306 / FA RK 16-7956
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voogdij over minderjarigen na overlijden moeder en verzoeken van familieleden

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 17 mei 2017, wordt de voogdij over drie minderjarigen toegewezen aan oom [1. broer] en zijn echtgenote, met ingang van 1 september 2017. De zaak betreft een gezagsvoorziening na het overlijden van de moeder van de kinderen. De rechtbank heeft de verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming, de vader en oom [2. broer] afgewezen, en heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarigen is om bij hun oom en tante in Rusland op te groeien. De rechtbank heeft daarbij de stabiliteit en continuïteit van de opvoeding vooropgesteld, gezien de traumatische ervaringen die de kinderen hebben meegemaakt, waaronder het verlies van hun moeder en de detentie van hun vader. De Raad concludeerde dat de kinderen het beste af zijn in een neutraal pleeggezin, maar de rechtbank oordeelde dat de familie in Rusland beter in staat is om de kinderen een veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden. De rechtbank heeft ook overwogen dat de huidige pleeggezinnen mogelijk niet duurzaam zijn en dat de kinderen bij hun familie in Rusland een toekomstbestendige plek kunnen vinden. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de familierechtelijke aard van de procedure.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Verzoek van de Raad: rekestnummer FA RK 16-7956 en zaaknummer C/09/520306;
Verzoek van de vader: rekestnummer FA RK 17-786 en zaaknummer C/09/526309;
Verzoek van de broer van de overleden moeder: rekestnummer FA RK 17-789 en zaaknummer C/09/526314;
Verzoek van de broer van de vader: rekestnummer FA RK 16-9930 en zaaknummer C/09/524486.
Datum beschikking: 17 mei 2017

Gezag

Beschikkingop (onder meer) het op 11 oktober 2016 ingekomen verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,

hierna: de Raad.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

de voorlopige voogdes,
hierna: de gecertificeerde instelling,

[vader]

de vader,
verblijvende in de penitentiaire inrichting Scheveningen,
advocaat: mr. R. Feiner te Rotterdam (voorheen mr. J.C. Herweijer te ’Den Haag),

[1. broer] en [schoonzus] ,

de broer en de schoonzus van de overleden moeder van de minderjarigen,
[vader van overleden moeder] en [moeder van overleden moeder],
de ouders van de overleden moeder van de minderjarigen,
hierna tezamen ook genoemd: de Russische familie van de overleden moeder,
allen wonende te [woonplaats] , Rusland,
advocaat: mr. H.M.A. over de Linden te Amsterdam,

[2. broer] ,

de broer van de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.C. Herweijer te ’Den Haag,
en

[pleegmoeder] ,

de pleegmoeder van [1. minderjarige] en [2. minderjarige] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Procedure

Bij beschikking van 3 februari 2017 van deze rechtbank is bepaald dat de inhoudelijke behandeling van de vier verzoekschriften tegelijkertijd zal worden voortgezet op de zitting van de meervoudige kamer van deze rechtbank van woensdag 5 april 2017 en is iedere verdere beslissing over de gezagsvoorziening en de proceskosten aangehouden.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder nu ook:
- de brief d.d. 22 maart 2017, met bijlagen, van de zijde van de vader;
- het bericht d.d. 23 maart 2017, met bijlagen, van de zijde van de Russische familie van de overleden moeder;
- de brief d.d. 23 maart 2017, met bijlagen, van de zijde van de gecertificeerde instelling;
- een aanvulling op het verzoekschrift d.d. 24 maart 2017 van de zijde van de broer van de vader;
- de brief d.d. 24 maart 2017 van de zijde van de Raad, met als bijlage het Raadsrapport d.d. 23 maart 2017;
- een nadere aanvulling op het verzoekschrift d.d. 29 maart 2017 van de zijde van de broer van de vader.
Op 5 april 2017 is de behandeling ter zitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen:
- mevrouw [naam] en mevrouw [naam] namens de Raad;
- de heer [naam] en de heer [naam] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader met zijn advocaat en (als toehoorder) mr. S. Koster (de advocaat van de vader in de strafzaak);
- de broer en de schoonzus van de overleden moeder met hun advocaat en een tolk in de Russische taal, mevrouw [naam] ;
- de broer van de vader met mr. D.Z. Peters (kantoorgenoot van mr. J.C. Herweijer);
- de pleegmoeder van [1. minderjarige] en [2. minderjarige] .
Van de zijde van de Russische familie van de overleden moeder is ter zitting een pleitnotitie overgelegd en gedeeltelijk voorgedragen (tot en met punt 18).
Na de zitting is het volgende stuk ontvangen:
- de brief d.d. 7 april 2017 van de zijde van de Raad, met als bijlage de bereidverklaring tot aanvaarding van de voogdij door het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering d.d. 7 april 2017.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking d.d. 3 februari 2017 is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
De verzoeken in de vier procedures
De Raad verzoekt thans het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te belasten met de voogdij over de minderjarigen.
De vader heeft zijn verzoek om hem te belasten met het ouderlijk gezag over de minderjarigen ingetrokken. Hij verzoekt nu te bepalen dat het perspectief van de minderjarigen (op termijn) ligt bij oom [2. broer] en dat de voogdij tegen een in goede justitie te bepalen datum wordt overgedragen aan oom [2. broer] .
De verzoeken van de broer van de moeder (oom [1. broer] ) zijn ongewijzigd gebleven.
De broer van de vader (oom [2. broer] ) verzoekt thans onvoorwaardelijk hem met de voogdij over de minderjarigen te belasten.
Standpunten partijen
De Raad concludeert in zijn rapport d.d. 23 maart 2017 dat het het meest in het belang van de minderjarigen is dat zij in ieder geval de komende jaren opgroeien in een neutraal pleeggezin. Na een zeer onveilige, onrustige en verwarrende periode lijken de minderjarigen in de pleeggezinnen waar zij verblijven een prille positieve ontwikkeling door te maken. Naar de mening van de Raad is het niet wenselijk om de stabiliteit die de minderjarigen nu ervaren te doorbreken. Op zich acht de Raad zowel de familie van de overleden moeder als oom [2. broer] geschikt om de verzorging en opvoeding van de minderjarigen op zich te nemen. De Raad wijst er echter op dat het gezien de precaire situatie voor de beide families een grote opgave zal zijn om een open en onbevooroordeelde houding jegens elkaar aan te nemen, zodat de minderjarigen ook de ruimte voelen en krijgen om in contact te treden met de andere familie en/of met de vader. Bij een verblijf op een neutrale plek kunnen de kinderen zonder belemmering contacten onderhouden met de beide families en desgewenst met de vader.
Een overplaatsing van de minderjarigen naar de familie van de moeder in Rusland kan volgens de Raad grote gevolgen voor hen hebben. De minderjarigen hebben kort geleden twee grote verlieservaringen meegemaakt, te weten de dood van hun moeder en de detentie van hun vader. Hen ontwortelen en naar Rusland sturen zou de volgende grote verlieservaring kunnen zijn, zo stelt de Raad. De Raad maakt zich ook zorgen over het feit dat de inmiddels ingezette hulpverlening bij een overplaatsing naar Rusland zal worden onderbroken. Ten aanzien van oom [2. broer] merkt de Raad op dat het belangrijk is om hem een grote rol te laten behouden in het leven van de minderjarigen. De Raad betwijfelt echter of oom [2. broer] , die nog geen enkele opvoedervaring heeft, in staat zal zijn om voor drie getraumatiseerde kinderen te zorgen.
De Raad adviseert het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te belasten met de voogdij over de minderjarigen. Uit de gesprekken die de Raad met de betrokkenen heeft gevoerd is naar voren gekomen dat niet iedereen zich de afgelopen periode voldoende gehoord of gezien heeft gevoeld door de medewerkers van de gecertificeerde instelling. Wanneer de voogdij wordt overgedragen aan een andere voogdijinstelling kunnen alle betrokkenen een nieuwe start maken met een nieuwe voogd, aldus de Raad.
Namens de gecertificeerde instelling is ter zitting aangegeven dat een plaatsing van de drie minderjarigen bij familie de voorkeur heeft, zeker ook omdat op dit moment niet vaststaat dat de minderjarigen ook op lange(re) termijn in hun huidige pleeggezinnen kunnen blijven. De twee ter zitting aanwezige vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling hebben een netwerkonderzoek uitgevoerd bij de Russische familie van de overleden moeder. Zij hebben daar een zeer hechte, liefdevolle en betrokken familie gezien. Volgens de vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling is er in Vladikavkaz (de woonplaats van de Russische familie) voldoende hulp voor de minderjarigen, die ook direct kan worden ingezet. De plaatselijke instanties zouden garant staan voor de veiligheid en begeleiding van de minderjarigen door professionals. De gecertificeerde instelling verwacht dat de minderjarigen flexibel genoeg zullen zijn om een overplaatsing naar Rusland aan te kunnen. In dit kader is erop gewezen dat Rusland (althans de Russische cultuur) niet compleet onbekend is voor de minderjarigen, omdat de vader en de moeder Russisch met hen spraken en de moeder hen bekend heeft gemaakt met haar Russische achtergrond. Al met al acht de gecertificeerde instelling een overplaatsing van de minderjarigen naar de familie van de moeder in Rusland een hele goede optie, ondanks dat een verplaatsing van hun verblijfplaats in Nederland naar Rusland een ingrijpende beslissing is. De hiervoor genoemde voordelen van een verblijf bij de familie in Rusland wegen naar de mening van de gecertificeerde instelling op tegen de negatieve gevolgen van de verplaatsing.
De vader staat achter het advies van de Raad om de voogdij op te dragen aan het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, met dien verstande dat naar zijn mening op termijn (afhankelijk van de ontwikkeling van de minderjarigen) zou moeten worden gekeken of toegewerkt kan worden naar een plaatsing van de minderjarigen bij oom [2. broer] en een overdracht van de voogdij aan oom [2. broer] . Zelf accepteert de vader zijn rol op afstand. De vader acht het volstrekt niet in het belang van de minderjarigen om hen te laten opgroeien bij de familie van de overleden moeder in Rusland. Hij heeft benadrukt dat het gebied in Rusland waar de familie van de overleden moeder woont onveilig is en dat de minderjarigen daar geen goede toekomst zullen hebben. De vader gunt de minderjarigen rust en professionele begeleiding, hetgeen volgens hem in Nederland gewaarborgd is.
De familie van de overleden moeder zou graag zien dat de minderjarigen bij hen in Rusland komen wonen. Zij menen dat zij de minderjarigen een goede en veilige toekomst kunnen bieden en wijzen erop dat zij zowel door de Russische autoriteiten als door de gecertificeerde instelling geschikt zijn bevonden om de verzorging en opvoeding van de minderjarigen op zich te nemen. Volgens de Russische familieleden zijn zij ook het beste in staat om de minderjarigen te steunen in hun rouwproces om het verlies van hun moeder. Oom [1. broer] heeft ter zitting aangegeven dat hij contact met de familie van de kinderen in Nederland belangrijk vindt en dat hij en de rest van de Russische familie er alles aan zullen doen om dit contact in stand te houden.
Oom [2. broer] is van mening dat hij de meest aangewezen persoon is om de voogdij over de minderjarigen uit te oefenen en om op redelijk korte termijn de zorg voor de minderjarigen op zich te nemen. Hij wijst erop dat hij de kinderen tot aan het overlijden van hun moeder bijna dagelijks zag en dat de kinderen zeer aan hem gehecht zijn. Niet voor niets hebben [1. minderjarige] en [2. minderjarige] meerdere malen uitgesproken dat zij bij oom [2. broer] willen wonen. Oom [2. broer] is uitgebreid gescreend door de Stichting Jeugdformaat. Uit de screening is gebleken dat hij geschikt is als pleegvader. Oom [2. broer] is ervan overtuigd dat hij de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de drie kinderen aan kan en is bereid daarbij hulp te aanvaarden. De moeder van de kinderen zou volgens hem ook gewild hebben dat de kinderen verder opgroeien in Nederland. Oom [2. broer] onderschrijft de bezwaren van de vader tegen een overdracht van de voogdij aan de familie in Rusland. Hij vreest dat een overplaatsing van de kinderen naar Rusland een volgend trauma voor hen zal betekenen. In dit kader heeft hij benadrukt dat de minderjarigen de Russische familie heel weinig hebben gezien en dat Rusland een vreemd land is voor hen. Oom [2. broer] acht het wel van belang dat de kinderen contact blijven onderhouden met hun familie in Rusland en zal ervoor zorgen dat dit contact wordt gecontinueerd.
De pleegmoeder van [1. minderjarige] en [2. minderjarige] heeft ter zitting te kennen gegeven dat het de laatste tijd heel goed gaat met [1. minderjarige] en [2. minderjarige] . Naar haar mening zouden de minderjarigen het beste af zijn in een neutraal pleeggezin, omdat zij dan niet belast worden met het verdriet en/of de boosheid van familieleden en zij contacten kunnen onderhouden met de beide families. De pleegmoeder van [1. minderjarige] en [2. minderjarige] is bereid om voor [1. minderjarige] en [2. minderjarige] te blijven zorgen. Indien nodig zou zij op termijn ook de zorg voor [3. minderjarige] weer op zich willen nemen, die tot en met oktober 2016 met [1. minderjarige] en [2. minderjarige] ook bij haar heeft verbleven.
Inhoudelijke beoordeling verzoeken
De rechtbank is van oordeel dat de voogdij over de minderjarigen opdragen moet worden aan oom [1. broer] en zijn echtgenote in Rusland en zij motiveert dat oordeel als volgt.
De rechtbank acht het voor de minderjarigen, gelet op alles wat zij tot nu toe in hun nog jonge leven hebben moeten meemaken, van groot (zo niet het grootste) belang dat zij met zijn drieën bij elkaar kunnen opgroeien op een toekomstbestendige plek. De rechtbank wil derhalve een duidelijke en toekomstbestendige beslissing nemen en daarmee voorkomen dat de minderjarigen de komende jaren nog meer ingrijpende veranderingen in hun opgroeiomgeving moeten meemaken. Oom [1. broer] en zijn echtgenote zijn bereid om alle drie de kinderen tot aan hun volwassenheid te verzorgen en op te voeden. Een plaatsing van de kinderen bij hun oom en tante in Rusland zal in principe voor de rest van hun jeugd zijn, waarmee het perspectief voor de kinderen vast staat.
Het laten opgroeien van de minderjarigen in neutrale pleeggezinnen, zoals door de Raad is geadviseerd, brengt naar het oordeel van de rechtbank te veel onzekerheid voor de minderjarigen met zich mee, met name gelet op de huidige onduidelijkheid over een definitieve plaatsing bij de huidige pleegmoeder van [1. minderjarige] en [2. minderjarige] , omdat mogelijk er sprake van is dat zij te oud is om als perspectiefbiedend pleegouder te fungeren. Het is dan ook zeer de vraag in hoeverre de huidige plaatsingen bestendig zijn en of de drie kinderen bij een plaatsing op een neutrale plek gezamenlijk zullen opgroeien. Dit laatste geldt te meer nu [3. minderjarige] reeds enige tijd apart van de andere twee kinderen opgroeit. Hoewel de rechtbank begrijpt waarom daar op dit moment voor gekozen is, komt het haar voor dat de familie in Rusland meer dan de (alleenstaande) pleegmoeder in staat moet worden geacht de kinderen samen op te voeden.
Hoewel vaststaat dat oom [2. broer] erg betrokken is bij de minderjarigen en hij een belangrijk figuur is in hun leven, is oom [2. broer] alleenstaand en heeft geen enkele opvoedervaring. De rechtbank vraagt zich dan ook af of hij daadwerkelijk in staat zal zijn om drie getraumatiseerde kinderen op te voeden, zelfs als hij daarbij de steun van andere familieleden of van instanties zou krijgen. Gelet op het belang dat de rechtbank hecht aan het opgroeien van de kinderen tezamen op een bestendige plaatsing, maakt deze onzekerheid een plaatsing bij oom [2. broer] wat de rechtbank betreft niet in het belang van de kinderen.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat uit wetenschappelijk onderzoek naar voren komt dat het de voorkeur heeft om kinderen - indien mogelijk - te laten opgroeien binnen familieverband. Voor de rechtbank is ook dit een belangrijk argument om oom [1. broer] en zijn echtgenote te belasten met de voogdij over de minderjarigen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken dat oom [1. broer] en zijn echtgenote in staat zijn om de minderjarigen een veilige en stabiele opvoedsituatie te bieden. In dit kader weegt de rechtbank mee dat oom [1. broer] en zijn echtgenote kunnen rekenen op intensieve steun van de grootouders moederszijde en de rest van de familie. Daarnaast is uit het bezoek van de gecertificeerde instelling ter plaatse gebleken dat er in de woonplaats van de Russische familie veel mogelijkheden op het gebied van traumabegeleiding en extra ondersteuning is.
De rechtbank gaat voorbij aan het argument dat de situatie bij de familie in Rusland niet veilig zou zijn of dat er in Rusland te weinig voorzieningen beschikbaar zouden zijn in vergelijking met Nederland. Hoewel niet is uitgesloten dat er in de regio waar de familie woonachtig is een grotere terreurdreiging is dan in Nederland, is het de rechtbank niet gebleken dat er een concreet en onmiddellijk dreigend gevaar zou zijn voor de kinderen. Het is de rechtbank ook niet gebleken dat er anderszins onvoldoende voorzieningen voor de kinderen aanwezig zouden zijn waardoor zij in Rusland minder goed af zouden zijn dan in Nederland.
Hoewel de rechtbank het met de Raad, de vader en oom [2. broer] eens is dat een overplaatsing naar Rusland voor de kinderen (zeer) ingrijpend zal zijn, verwacht zij dat de kinderen zich mede gelet op hun jonge leeftijd en de Russische achtergrond van hun overleden moeder (en dus ook hun eigen Russische achtergrond) aan de nieuwe omstandigheden zullen aanpassen. De rechtbank is met de gecertificeerde instelling van oordeel dat de voordelen die het opgroeien bij de Russische familie de kinderen biedt, ruimschoots opwegen tegen de eventuele negatieve gevolgen van de overplaatsing van hun verblijfplaats in Nederland naar Rusland nu.
De rechtbank zal de voogdij alles afwegende per 1 september 2017 opdragen aan oom [1. broer] en zijn echtgenote. In de tussenliggende periode kan door de gecertificeerde instelling (die tot 1 september 2017 belast zal blijven met de voorlopige voogdij) worden toegewerkt naar een verhuizing van de minderjarigen naar Rusland. De rechtbank gaat ervan uit dat oom [1. broer] en oom [2. broer] er, al dan niet met hulp van mediation, voor zullen zorgen dat er in de toekomst contact blijft tussen de minderjarigen en de familie van de vader (en als de kinderen dat willen met de vader zelf), maar ook dat alle betrokken partijen er alles aan zullen doen om de verhuizing van de kinderen zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Gelet op het voorgaande zullen de verzoeken van de Raad, de vader en oom [2. broer] worden afgewezen. Ook het verzoek van de Russische familie van de overleden moeder om in de beschikking op te nemen op welke wijze de drie minderjarigen naar [woonplaats] in Rusland zullen worden overgebracht, zal de rechtbank afwijzen. Het is aan de gecertificeerde instelling om het proces van de verhuizing van de minderjarigen naar Rusland te begeleiden. Het verzoek om deskundigen in de gelegenheid te stellen noodzakelijke regelgeving omtrent de Russische wet- en regelgeving in te brengen zodat de beschikking in zodanige vorm kan worden opgemaakt dat de bepalingen in Rusland ten uitvoer kunnen worden gelegd, zal de rechtbank eveneens afwijzen. Daartoe overweegt de rechtbank dat het aan de Russische autoriteiten is om de beschikking van de Nederlandse rechtbank wel of niet te erkennen en ten uitvoer te leggen. Tot slot zal ook het verzoek om het Raadsrapport d.d. 10 oktober 2016 aan te passen worden afgewezen. Dit valt niet onder de bevoegdheid van de rechtbank en het verzoek vindt bovendien geen steun in het recht. Gelet op de beslissing om de voogdij op de dragen aan oom [1. broer] en zijn echtgenote behoeft op de overige verzoeken van de Russische familie niet meer te worden beslist.
Proceskosten
Nu het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
belast [1. broer] geboren op [geboortedatum] te Rusland, en [tante] , geboren op [geboortedatum] te Rusland, met ingang van 1 september 2017 met de voogdij over de minderjarigen:
- [1. minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
- [2. minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en
- [3. minderjarige] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
wijst af al het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Wien, H.M. Boone en J.C. Sluymer, kinderrechters, bijgestaan door mr. C.P.E. van de Fliert-Verburg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 mei 2017.