In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2017 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De rechtbank oordeelde dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser op basis van de Dublinverordening, aangezien eiser minder dan twaalf maanden geleden via Italië het grondgebied van de EU is binnengekomen. Eiser had tegen het besluit van de staatssecretaris beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om overdracht aan Italië te voorkomen.
Tijdens de zitting op 13 april 2017 is het beroep behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en direct mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank overwoog dat er geen geschil was over de verantwoordelijkheid van Italië, maar dat eiser betoogde dat hij in Italië geen asielverzoek had ingediend. Dit argument werd door de rechtbank verworpen, omdat de Eurodac-database bevestigde dat eiser illegaal via Italië was binnengekomen en daar geregistreerd stond als illegaal vreemdeling.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de staatssecretaris beoordelings- en beleidsruimte heeft bij de toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening, maar dat er geen aanwijzingen waren dat Italië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Eiser had niet aangetoond dat er bijzondere individuele omstandigheden waren die een uitzondering op de verantwoordelijkheid van Italië rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht de asielaanvraag van eiser niet in behandeling heeft genomen en verklaarde het beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.