ECLI:NL:RBDHA:2017:4945

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 mei 2017
Publicatiedatum
11 mei 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 8553
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting naar Italië

Op 8 mei 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker, de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die een aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 had afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij en zijn gezin zouden worden uitgezet totdat op het bezwaar was beslist. De voorzieningenrechter heeft, gezien de onverwijlde spoed, besloten om zonder zitting uitspraak te doen.

De voorzieningenrechter overwoog dat, indien er bezwaar is gemaakt tegen een besluit, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed dat vereist. In deze zaak was het van belang dat verzoeker op 9 mei 2017 samen met zijn gezin zou worden overgedragen aan Italië in het kader van de Dublin-overeenkomst. De verweerder, de staatssecretaris, heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.

Gelet op de ingediende stukken, waaronder een brief van het UMC, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening toewijsbaar is. De voorzieningenrechter heeft besloten dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoekers niet mogen worden uitgezet totdat op het bezwaar is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht en de proceskosten van verzoekers. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 17/8553
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 mei 2017 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker,

[verzoekster], verzoekster,
mede namens hun minderjarige kind
[kind], geboren op [geboortedatum]
gemachtigde mr. J. de Jong,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem en zijn gezin uit te zetten tot op het bezwaar is beslist.
Omdat onverwijlde spoed dat vereist, is op grond van artikel 8:83, vierde lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb), een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verzoeker zal op 9 mei 2017 samen met zijn gezin worden overgedragen aan Italië in het kader van Dublin.
3. Verweerder heeft bij schrijven van 8 mei 2017 meegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening.
4. Gelet op de bij het verzoek overgelegde brief van het UMC van 2 mei 2017 en de voornoemde mededeling van verweerder komt het verzoek voor toewijzing in aanmerking.
5. Met toepassing van artikel 8:82, vijfde lid, Awb gelast de voorzieningenrechter dat verweerder het betaalde griffierecht van €168,- moet vergoeden.
6. De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt. De kosten zijn ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op €495,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoekers niet mogen worden uitgezet totdat is beslist op het bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan verzoekers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van €495,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Toekoen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden aan partijen op: