ECLI:NL:RBDHA:2017:4899
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schorsing van gevangenisstraf in verband met gratieverzoek en detentiegeschiktheid
In deze zaak heeft eiseres, die eerder is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden voor oplichting, witwassen en valsheid in geschrifte, een kort geding aangespannen tegen de Staat der Nederlanden. Eiseres verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van haar gevangenisstraf, in afwachting van de beslissing op haar gratieverzoek. Dit gratieverzoek was op 3 maart 2017 afgewezen door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, die oordeelde dat er onvoldoende nieuwe feiten waren die een andere beslissing rechtvaardigden. Eiseres stelde dat haar medische situatie was verslechterd en dat zij niet in staat was om de gevangenisstraf uit te zitten. De voorzieningenrechter heeft de vordering van eiseres afgewezen, omdat het gratieverzoek al was afgewezen en eiseres geen belang meer had bij de schorsing. Daarnaast werd de subsidiaire vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging tot vaststelling van haar detentiegeschiktheid ook afgewezen, omdat eiseres niet tijdig schriftelijk had medegedeeld over haar eiswijziging en er geen nieuwe feiten waren die haar detentieongeschiktheid konden onderbouwen. Eiseres werd veroordeeld in de kosten van het geding.