Op 27 maart 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende internationale kinderontvoering en ondertoezichtstelling. De rechtbank achtte zich bevoegd om kennis te nemen van het verzoek tot ondertoezichtstelling op basis van artikel 20 van de Verordening Brussel II-bis, gezien de spoedeisendheid van het verzoek. De zaak betrof twee minderjarigen, geboren in Marokko, wiens ouders in een conflict verwikkeld zijn over hun verblijf en opvoeding. De vader, wonende in Marokko, had de kinderen sinds hun vertrek naar Nederland niet meer gezien, terwijl de moeder in Nederland verbleef met de kinderen in een opvanghuis. De rechtbank oordeelde dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk was om de verhouding tussen de ouders te normaliseren en het contact tussen de kinderen en beide ouders te waarborgen, zowel in Nederland als bij een eventuele terugkeer naar Marokko. De ondertoezichtstelling werd uitgesproken voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid van begeleiding door Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. De rechtbank benadrukte dat de ondertoezichtstelling van kracht moest blijven totdat er onherroepelijk was beslist op het verzoek tot teruggeleiding van de kinderen naar Marokko.