ECLI:NL:RBDHA:2017:4895

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
C/09/529521 / JE RK 17-616
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en ondertoezichtstelling in het kader van gezinshereniging

Op 27 maart 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende internationale kinderontvoering en ondertoezichtstelling. De rechtbank achtte zich bevoegd om kennis te nemen van het verzoek tot ondertoezichtstelling op basis van artikel 20 van de Verordening Brussel II-bis, gezien de spoedeisendheid van het verzoek. De zaak betrof twee minderjarigen, geboren in Marokko, wiens ouders in een conflict verwikkeld zijn over hun verblijf en opvoeding. De vader, wonende in Marokko, had de kinderen sinds hun vertrek naar Nederland niet meer gezien, terwijl de moeder in Nederland verbleef met de kinderen in een opvanghuis. De rechtbank oordeelde dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk was om de verhouding tussen de ouders te normaliseren en het contact tussen de kinderen en beide ouders te waarborgen, zowel in Nederland als bij een eventuele terugkeer naar Marokko. De ondertoezichtstelling werd uitgesproken voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid van begeleiding door Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. De rechtbank benadrukte dat de ondertoezichtstelling van kracht moest blijven totdat er onherroepelijk was beslist op het verzoek tot teruggeleiding van de kinderen naar Marokko.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige Kamer
Zaaksgegevens: C/09/529521 / JE RK 17-616
Datum uitspraak: 27 maart 2017

Ondertoezichtstelling

op het mondelinge verzoek van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [1. minderjarige]geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Marokko,
hierna ook te noemen: [1. minderjarige] ;
- [2. minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Marokko,
hierna ook te noemen: [2. minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] , Marokko,
advocaat: mr. T.M. Coppes te Aerdenhout.

[moeder] ,

de moeder,
wonende op een onbekend adres,
advocaat: mr. J.G.M. ter Avest te Utrecht.

Het procesverloop

Op 27 maart 2017 heeft ter zitting met gesloten deuren van de meervoudige kamer van deze rechtbank de behandeling plaatsgevonden van het verzoek van de vader tot teruggeleiding van de kinderen naar Marokko (C/09/527551, FA RK 16-1338).
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, zoals die zijn ingediend in de teruggeleidingsprocedure.
Ter zitting zijn verschenen:
  • de vader bijgestaan door zijn advocaat en een tolk, de heer [naam] ;
  • de moeder bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [naam] en mevrouw M [naam] namens de Raad.
Van de zijde van de vader en van de zijde van de moeder zijn ter zitting pleitnotities ten behoeve van de teruggeleidingsprocedure overgelegd.
Namens de Raad is mondeling verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden uit te spreken.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van de kinderen voor de periode van drie maanden.
De vader en de moeder hebben ingestemd met het verzochte, althans hebben zich niet tegen toewijzing daarvan verzet.

Beoordeling

Bij afzonderlijke beschikking van 10 april 2017 heeft de rechtbank de teruggeleiding van de kinderen naar Marokko op uiterlijk 25 april 2017 gelast.
De rechtbank acht zich, gelet op de spoedeisendheid van het verzoek, bevoegd om kennis te nemen van het verzoek tot ondertoezichtstelling (artikel 20 van Verordening EG nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (Verordening Brussel II bis)). Nu de kinderen feitelijk in Nederland verblijven, is Nederlands recht op het verzoek van toepassing. De rechtbank Den Haag komt voorts op grond van artikel 269 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) relatieve bevoegdheid toe.
De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De moeder en de kinderen zijn op 14 april 2016 vanuit Marokko naar Nederland vertrokken. Zij hebben hierna enige tijd in gezinsverband samengeleefd met de huidige echtgenoot van de moeder (de heer [naam] ). De moeder verblijft momenteel met de kinderen in een opvanghuis op een geheim adres. De moeder is hier al enige tijd in therapie om haar emotionele balans terug te vinden vanwege het huiselijk geweld dat zij zegt te hebben meegemaakt binnen het huwelijk met de vader alsmede binnen het huwelijk met haar huidige echtgenoot. De kinderen ontvangen ook hulpverlening. De moeder heeft inmiddels een echtscheidingsverzoek ingediend betreffende haar huidige echtgenoot.
De vader – die nog in Marokko woont – heeft de kinderen sinds zij naar Nederland zijn vertrokken niet meer gezien. De vader heeft wel nog twee keer telefonisch, via Facetime, contact gehad met de kinderen. Mede omdat de ouders niet dan wel nauwelijks met elkaar communiceren, is het tot op heden niet gelukt om – voor de periode(s) dat de vader in Nederland was – een contactmoment tussen de vader en de kinderen te organiseren.
De rechtbank heeft ernstige zorgen over de gevolgen van voornoemde gebeurtenissen voor de ontwikkeling van de kinderen. De rechtbank acht de ouders niet in staat deze voor de kinderen bedreigende situatie op eigen kracht te doorbreken zolang de juridische strijd om de kinderen in Nederland en Marokko voortduurt. Een ondertoezichtstelling is naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk om de verhouding tussen de ouders te normaliseren en het contact tussen de kinderen en hun beide ouders – voor de tijd dat zij nog in Nederland zijn, maar ook als zij naar Marokko terugkeren – te waarborgen. Hiernaast kan het Leger des Heils een begeleidende rol spelen bij een eventuele teruggeleiding van de kinderen naar Marokko, zodat deze rustig kan verlopen met eventueel een overdracht van de maatregel aan een Marokkaanse Jeugdbeschermingsinstantie.
De rechtbank acht het van belang dat de ondertoezichtstelling (in ieder geval) van kracht is totdat onherroepelijk is beslist op het verzoek tot teruggeleiding en zal de ondertoezichtstelling dan ook uitspreken voor de duur van drie maanden.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
stelt de minderjarigen:
  • [1. minderjarige] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] Marokko;
  • [2. minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , Marokko;
van 27 maart 2017 tot 27 juni 2017 onder toezicht van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, locatie Utrecht;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.M. Boone, J.M. Vink, M.P. Verloop, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Verkerk als griffier en in het openbaar uitgesproken op
27 maart 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.