ECLI:NL:RBDHA:2017:4868
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 mei 2017 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser had op 7 februari 2017 een asielaanvraag ingediend, maar verweerder heeft deze aanvraag op 19 april 2017 afgewezen op basis van artikel 30, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser al in Duitsland een verzoek om internationale bescherming had ingediend. De rechtbank heeft de openbare behandeling van het beroep op 4 mei 2017 gehouden, waarbij zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, aangezien Duitsland op 22 februari 2017 heeft ingestemd met het verzoek tot terugname op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat zijn aanvraag in Duitsland zou zijn afgewezen en dat hij geen vertrouwen meer heeft in de procedure daar, maar de rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet kan slagen. De rechtbank stelt vast dat Duitsland het claimverzoek heeft geaccepteerd en dat er geen aanwijzingen zijn dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de procedure rondom de tolk die eiser bijstond niet onzorgvuldig was, aangezien eiser niet heeft aangegeven dat de tolk niet geregistreerd was of dat er problemen waren met de vertaling. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de staatssecretaris in zijn besluit is bevestigd. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen één week na verzending van de uitspraak.