1.3Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd eiser met ingang van 5 oktober 2015 een uitkering op grond van de WIA toe te kennen.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van mening is dat er aanleiding is om anders te concluderen dan de primaire verzekeringsarts, zodat de FML van 29 september 2015 op 25 mei 2016 is herzien. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) is tot de conclusie gekomen dat er geen aanleiding is om anders te concluderen dan de primaire arbeids-deskundige. Hij acht eiser geschikt voor de door de primaire arbeidsdeskundige geduide functies en heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser dan ook ongewijzigd vastgesteld op 12,54. Gelet hierop is verweerder tot de conclusie gekomen dat terecht is besloten dat eiser per 5 oktober 2015 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
3. Eiser voert aan dat hij vanwege chronische pijnklachten in zijn nek, rug, armen en benen, niet in staat is zijn nek te belasten. Ook kampt eiser met ernstige psychische klachten, te weten een chronische Posttraumatische Stressstoornis (PTSS), een depressie en gegeneraliseerde angst, met lichamelijke onrust ten gevolge van het gebruik van medicatie, een ernstig gebrek aan concentratie en een laag energieniveau. Volgens eiser heeft verweerder de beperkingen die voortvloeien uit de psychiatrische stoornis onderschat en onvoldoende verwerkt in de FML. De verzekeringsarts heeft de uitkomsten van de psychiatrische expertise van Psyon van 2 oktober 2014 onjuist vertaald in de FML. Het rapport van Psyon brengt naar eisers mening met zich dat beperkingen hadden moeten worden aangenomen ten aanzien van het vasthouden en verdelen van de aandacht, herinnering, inzicht in eigen kunnen, doelmatig en zelfstandig handelen en handelingstempo. Ook zijn ten aanzien van het sociaal functioneren, statische houdingen en dynamische handelingen onvoldoende beperkingen aangenomen. Er had, gezien de beperkte energie en de omstandigheid dat eisers nek niet mag worden belast, een urenbeperking moeten worden aangenomen. Gelet hierop bestaat volgens eiser aanleiding om een deskundige te benoemen. Voorts acht eiser alle geduide functies niet geschikt, omdat daarbij concentratie is vereist, alsmede bewegingen van de nek, armen, rug en benen. Ten slotte heeft eiser verzocht om vergoeding van de wettelijke rente.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser op 7 augustus 2015 is gezien door W.F. Groen, verzekeringsarts. Blijkens zijn rapport van 29 september 2015 heeft hij eiser zowel lichamelijk als psychisch onderzocht en als diagnose gesteld: depressieve stoornis, eenmalig/ptss en cervicobrachialgie. Gebleken is dat de verzekeringsarts over informatie kon beschikken van de huisarts, van GGZ Divers, van de psychiatrische expertise van Psyon en van de pijnpoli van het Rijnland Ziekenhuis. Daarnaast heeft de verzekeringsarts informatie bij de behandelend psycholoog opgevraagd en verkregen en naar aanleiding daarvan telefonisch contact met de psycholoog opgenomen.
Op basis van de onderzoeksbevindingen, ontvangen informatie, het klachtenverhaal en dagverhaal kan volgens de verzekeringsarts gesteld worden dat er beperkingen zijn in het psychische vlak, met betrekking tot het persoonlijk en sociaal functioneren en in het locomotore vlak ten aanzien van activiteiten die de nek-/rug- en armen te zwaar belasten. Voorts heeft hij een FML opgesteld, die met ingang van 29 september 2015 geldig is.
Vervolgens heeft in het kader van de bezwaarprocedure een medische herbeoordeling plaatsgevonden door verzekeringsarts b&b T.K. Gouw. Deze arts is blijkens zijn rapport van 25 mei 2016 van mening dat aanvullend eigen onderzoek, bestudering van de gegevens van de behandelaars, waaronder de brief van de huisarts van 5 mei 2016, en dossierstudie aanleiding geven de FML te herzien, uitsluitend met betrekking tot vervoer.
Daarnaast is in dit rapport vermeld dat bestudering van het medisch onderzoeksverslag en het verslag van de psychiatrische expertise geen onderbouwing bieden voor het standpunt dat er sprake is van een ernstige psychiatrische stoornis, zodat de verzekeringsarts b&b de conclusies van de primaire verzekeringsarts bij de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling niet kan onderschrijven. Volgens deze verzekeringsarts voldoet eiser voorts niet aan de criteria om voor een urenbeperking in aanmerking te komen.