1.4Op 3 mei 2016 heeft eiseres zich per 1 januari 2016 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld vanwege paniekaanvallen, straatvrees en meer stress vanwege haar zoon. Bij brief van 10 mei 2016 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat deze informatie wordt meegenomen in de lopende bezwaarprocedure.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van mening is dat er vanuit medisch oogpunt reden is om de FML iets aan te vullen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) is tot de conclusie gekomen dat er 3 van de 6 geduide functies komen te vervallen, maar dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres minder dan 35% blijft op basis van de resterende 3 functies. Gelet hierop is verweerder tot de conclusie gekomen dat eiseres per 12 januari 2016 terecht voor minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht, zodat zij geen WIA-uitkering krijgt.
3. Eiseres voert aan dat bij het bestreden besluit haar medische situatie onvoldoende is erkend. Vanwege een bij haar vastgestelde psychotische persoonlijkheidsorganisatie is zij zeer kwetsbaar en moe. Eiseres heeft straatvrees, veel stress, last van vergeetachtigheid, concentratie- en slaapproblemen en omgang met mensen maakt haar nerveus. Daarnaast is eiseres bekend met hemofilie, stofallergie en een slijmbeursontsteking. Eiseres is van mening dat ten onrechte geen urenbeperking is overwogen, omdat zij tijd en energie nodig heeft voor diverse behandeltrajecten. Verder voert eiseres aan dat de verzekeringsarts niet over voldoende informatie beschikte, zodat de FML onzorgvuldig tot stand is gekomen. Voorts kan zij zich ook niet vinden in de FML die de verzekeringsarts b&b heeft opgesteld, omdat haar klachten hierin onvoldoende zijn vertaald.
4. De rechtbank stelt vast dat eiseres op 5 januari 2016 is gezien door M. Bouma, arts. Blijkens zijn rapport van 8 januari 2016, dat akkoord is bevonden door verzekeringsarts dr. M.L.A. Broekhuizen, heeft hij eiseres psychisch onderzocht en als diagnose gesteld: reactie op ernstige stress, atopisch eczeem en hemofilie. Tijdens het onderzoek heeft deze arts geen aanwijzingen voor psychopathologie en/of ernstige persoonlijkheidsproblematiek vastgesteld. Omdat voldoende informatie aanwezig was, is geen informatie bij de behandelend sector opgevraagd. Op basis van de dossiergegevens en informatie verkregen tijdens het spreekuur acht deze arts aannemelijk dat bij eiseres sprake is van forse psychische problemen met beperkingen op het persoonlijk en sociaal functioneren. Voorts zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van de energetische belastbaarheid en is regelmaat gewenst, aldus deze arts. Voorts heeft hij een FML opgesteld, die met ingang van 8 januari 2016 geldig is.
Vervolgens is eiseres in het kader van de bezwaarprocedure op 13 april 2016 gezien door verzekeringsarts b&b V. Ramautar, die aanvullend medisch onderzoek heeft verricht. In zijn rapport van 2 juni 2016 is vermeld dat een beeld naar voren komt dat niet significant anders is dan bij het primaire onderzoek. Deze arts heeft medische informatie opgevraagd en ontvangen van drs. J.P. Waasdorp, GZ-psychologist, van klinisch psycholoog A. Duijm en van de huisarts van eiseres.
Uit de gegevens van de behandelend sector komen volgens de verzekeringsarts b&b geen crisisinterventies naar voren en wordt het beeld beschreven zoals de primaire arts heeft vastgesteld. Die heeft forse beperkingen aangenomen in het persoonlijk en sociaal functioneren. Voor verdergaande beperkingen wordt geen medische onderbouwing gevonden, behoudens een beperking door de medicatie.
Om die reden heeft de verzekeringsarts b&b een aangepaste FML opgesteld, die met ingang van 12 januari 2016 geldig is. Het betreft een beperking voor het werken in gevaarlijke situaties en bij gevaarlijke machines. Daarnaast acht deze arts een urenbeperking niet aan de orde, omdat eiseres niet aan een van de hiervoor geldende criteria voldoet. Bij brief van 11 oktober 2016 heeft verweerder een rapport van verzekeringsarts b&b V. Ramautar van 6 oktober 2016 overgelegd, waarin is geconcludeerd dat de beroepsgronden geen aanleiding geven om het standpunt te wijzigen.