ECLI:NL:RBDHA:2017:4711
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag duurzaam verblijf voor familielid van unieburger na beëindiging relatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 mei 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag tot afgifte van een document ‘duurzaam verblijf burgers van de Unie’. Eiseres, die een aanvraag had ingediend op 8 april 2016, kreeg te horen dat haar aanvraag was afgewezen omdat zij niet had aangetoond dat zij gedurende vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland had gehad. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder in deze zaak, verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond bij besluit van 19 oktober 2016. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 1 mei 2017 heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Eiseres stelde dat zij rechtmatig verblijf had, omdat zij gedurende een aaneengesloten periode van minimaal drie jaar een relatie had met een referent die verblijfsrecht had in Nederland. Daarnaast had zij al minimaal vijf jaar verblijf bij haar Franse (pleeg)kinderen, die rechtmatig in Nederland verblijven. Eiseres voerde ook aan dat zij ten onrechte niet was gehoord in de bezwaarfase.
De rechtbank overwoog dat eiseres niet had aangetoond dat zij gedurende vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf had. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van het Vreemdelingenbesluit 2000, met name de artikelen 8.12 en 8.17, die vereisen dat een vreemdeling over voldoende middelen van bestaan beschikt. De rechtbank oordeelde dat het betoog van eiseres niet slaagde en dat verweerder het bezwaar terecht ongegrond had verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees op het ontbreken van aanleiding voor een proceskostenveroordeling.