Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2017 in de zaak tussen
[naam] , eiser,
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
9. Verweerder acht eisers detentie gedurende de periode van mei 2010 tot 21 november 2014, en eisers veroordeling tot negen jaar gevangenisstraf wegens poging tot doodslag op een politieagent geloofwaardig. Verweerder acht ongeloofwaardig dat eiser onschuldig is en dat sprake is van een gerechtelijke dwaling. De door eiser gestelde problemen met de betrokken politieagent die zijn ontstaan na zijn vervroegde vrijlating acht verweerder evenmin geloofwaardig.
Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verweerder eisers asielrelaas niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. In beroep heeft eiser geen feiten of omstandigheden genoemd die aanleiding geven voor een ander oordeel. Hij heeft met name de redeneringen en overwegingen van verweerder betwist, terwijl het op zijn weg lag om zijn asielrelaas aannemelijk te maken met (geloofwaardige) verklaringen of schriftelijke stukken.
De slotsom is dat verweerder eisers asielaanvraag terecht heeft afgewezen op grond van artikel 31, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank zal daarom de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand laten, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb.