Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam], eiser,
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2017.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 april 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse eiser. De eiser, die op 13 januari 2016 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende, heeft samen met zijn moeder asiel aangevraagd. Tijdens de zitting op 20 april 2017 heeft de eiser verklaard dat hij vanwege zijn uiterlijk, kledingstijl en activiteiten op sociale media werd gepest en lastiggevallen door jongeren in zijn omgeving. Hij heeft aangegeven dat hij regelmatig werd mishandeld en dat hij dit als zeer vernederend heeft ervaren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de eiser niet voldoende zijn om te concluderen dat hij daadwerkelijk als homoseksueel werd beschouwd en dat hij om die reden te vrezen heeft voor vervolging in Irak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet heeft aangetoond dat de pesterijen die hij heeft ervaren, vergelijkbaar zijn met de vervolging die homoseksuelen in Irak ondergaan. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser niet heeft kunnen uitleggen waarom hij zijn aanvullende verklaring pas tijdens de aanvullingen en correcties heeft ingediend en niet tijdens het aanvullend gehoor. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de eiser niet geloofwaardig zijn en dat er geen reden is om aan te nemen dat hij daadwerkelijk gevaar loopt bij terugkeer naar Irak.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.