ECLI:NL:RBDHA:2017:4450

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
C/09/527488 / KG ZA 17-233
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op octrooi- en modelrechten door verkoop van inbreukmakende kaarthouders en wallets

In deze zaak, die op 1 mei 2017 door de Rechtbank Den Haag werd behandeld, vorderde Secrid B.V. (hierna: Secrid) in kort geding een verbod op inbreuk op haar octrooi- en modelrechten door [gedaagde]. Secrid, een Nederlands familiebedrijf dat portemonnees en aanverwante producten ontwerpt en verhandelt, stelde dat [gedaagde] inbreuk maakte op haar intellectuele eigendomsrechten door vergelijkbare producten te verkopen. De rechtbank oordeelde dat Secrid voldoende aannemelijk had gemaakt dat [gedaagde] inbreuk maakte op haar octrooi, dat betrekking heeft op de Secrid Cardprotector en Miniwallet, en op haar modelrechten. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van Secrid grotendeels toe, inclusief een verbod op de verkoop van de inbreukmakende producten en een verplichting voor [gedaagde] om deze producten af te geven aan Secrid. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld tot het betalen van proceskosten. De rechtbank benadrukte dat de bescherming van intellectuele eigendomsrechten essentieel is voor innovatie en concurrentie in de markt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09/527488 / KG ZA 17-233
Vonnis in kort geding van 1 mei 2017
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[de B.V.],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SECRID B.V.,
gevestigd te Den Haag,
eiseressen,
advocaten mrs. R.J.F. Grijpink en R. de Beer te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J. Boogaers te Barendrecht.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk Secrid (enkelvoud) en afzonderlijk [de B.V.] en Secrid BV genoemd worden. Gedaagde zal [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 februari 2017 met producties 1-16 en een kostenopgave;
  • het herstelexploot van 27 maart 2017;
  • de akte houdende vermeerdering van eis tevens houdende overlegging producties 17-22;
  • de akte houdende overlegging producties 1-13 van [gedaagde] ;
  • de email van mr. Grijpink met een aanvullende kostenspecificatie;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van Secrid;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Partijen

2.1.
[de B.V.] houdt zich (onder meer) bezig met de ontwikkeling van productinnovaties. [de B.V.] is (via DSI Holding B.V.) enig aandeelhoudster en bestuurster van Secrid BV.
2.2.
Secrid is een Nederlands familiebedrijf dat zich sinds 2009 bezig houdt met het ontwerpen, ontwikkelen en verhandelen van portemonnees en aanverwante producten, die zij onder het merk SECRID op de markt brengt.
2.3.
Secrids productlijn begon in 2009 met de Secrid Cardprotector en is uitgebreid met diverse nieuwe ontwerpen, waaronder de Secrid Miniwallet. De Cardprotector is een aluminium kaarthouder voor maximaal 6 kaarten van het standaard creditcardformaat:
2.4.
De Miniwallet bestaat uit een aluminium kaarthouder voor maximaal 6 kaarten van het standaard creditcardformaat, voorzien van een lederen omhulsel en een uitvouwbare kunststof biljethouder, waarmee extra ruimte wordt geboden voor briefgeld, visitekaartjes en bonnetjes:
2.5.
De producten van Secrid zijn onderscheiden met diverse ontwerpprijzen. Zo ontving het ontwerp voor de Secrid Cardprotector in 2010 de Red Dot Design Award en het ontwerp van de miniwallet is in 2012 onderscheiden met de European Aluminium Award.
2.6.
[gedaagde] exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met de verkoop van diverse producten. Hij doet dat via markten en braderieën en staat soms op beurzen.
2.7.
Op 22 november 2016 overhandigde een medewerker van Secrid een brief aan [gedaagde] , waarin Secrid [gedaagde] onder meer sommeerde de inbreuk op haar rechten te staken. Secrid heeft [gedaagde] nogmaals een brief gestuurd op 8 december 2016. [gedaagde] heeft hierop niet geantwoord.
De intellectuele eigendomsrechten van Secrid
2.8.
Secrid houdt de volgende ingeschreven intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot de Secrid Cardprotector en Miniwallet.
Octrooirechten
2.8.1.
[de B.V.] is houdster van Europees octrooi EP 2 434 922 B1 met de titel “
Holder for credit cards”, verleend op 23 november 2016 (hierna “EP ‘922” of “het octrooi”). De aanvrage is ingediend op 26 mei 2010 met een beroep op prioriteit van Nederlands octrooi NL 1 036 993 met prioriteitsdatum 27 mei 2009. Het octrooi is van kracht in onder meer Nederland.
2.8.2.
De conclusies van EP '922 luiden in de originele Engelse taal als volgt:
1. A holder for cards, comprising a housing (1) which tightly fits around a stack of at least three cards (2) and has at least one card opening (3) for locating and removing cards, while opposite the card opening (3) within the housing a card remove feature is provided such that the cards through the card opening (3) can be partly slid from the housing, wherein at the inner side of the housing near the card opening (3) at at least one side a friction element (6) is located which exerts a friction force to the bearing side of each individual card of the stack which is at least partly present in the housing, resulting in providing the relative card such a stable position relative to the housing, that the card can not slide due to gravity, but indeed due to a force exerted by the finger tips, characterised in that the friction element has a surface which easily adapts in shape to the relief of the surface of the side of the card stack, and the friction element (6) is made from a felt with fibres of e.g. metal.
2. Card holder according to claim 1, wherein the housing is at the inner side provided with one or more grooves (11), into which a friction element (6), a resilient element (7) or a resilient friction element (10) is located in a stable manner.
3. Card holder according to any of the preceding claims, wherein the friction element engages the side of a card as soon as the card is inserted into the card holder for only one half or one third or a quarter or one fifth or one tenth of its length and from that point maintains its engagement while the card is further inserted.
4. Card holder according to any of the preceding claims, wherein the friction element extends substantially the complete height of the receiving space of the housing (1) to contain the card stack.
5. Card holder according to any of the preceding claims, wherein the friction element has a surface which is easily elastically deformable such that one or more grooves or pits can be made into it.
6. Card holder according to any of the preceding claims, wherein the card remove feature comprises a stepped element (16), which can be moved by the user relative to the housing against the side of the within the housing present card stack, resulting that this stack moves in a stepped shape partly outside the housing, wherein of three subsequent steps the intermediate step is free from outward pushing engagement with a card.
7. Card holder according to the preceding claim, wherein the stepped element has steps of which the thickness measures approximately 0.4 mm.
8. Card holder according to claim 6 or 7, wherein the stepped element (16) is moved against the card stack by means of rotation or translation by the user exerting a rotating or translating, respectively, force to an operating part (18) outside the housing
9. Card holder according to any of the preceding claims, wherein the housing is delimited by a top face and a back face and two opposite sides connecting the top and back face and which boundary provides a rigid housing, and wherein the top face has a dimension substantially equal to the dimension of the top face of the within the housing to be located card.
2.8.3.
Bij het octrooi horen onder meer de volgende figuren:
2.8.4.
Secrid heeft in haar dagvaarding de volgende inleiding op de techniek van het octrooi gegeven:
11. De inhoud van de portemonnee is aan verandering onderhevig. Plastic kaarten van standaard creditcardformaat vormen tegenwoordig een belangrijke component van de inhoud van de portemonnee. Hoewel er standaardformaten en -diktes bestaan voor kaarten, bestaat er vrijwel altijd discrepantie tussen de standaarden en de werkelijke formaten en diktes, onder meer door gebruik van reliëf (bijv. bij credit cards) en ten gevolge van onvermijdelijke toleranties in de productie. Daarnaast kunnen kaarten tijdens het gebruik gaan buigen, waardoor ze niet zo vlak zijn als ze zouden moeten zijn.
11. Met de kaarthouders waar de uitvinding op ziet die in EP ‘922 onder bescherming is gesteld, wordt voorzien in een houder voor dergelijke kaarten, waarin de kaarten op een handige en veilige manier kunnen worden opgeborgen. Dergelijke kaarthouders bestaan kort gezegd uit een behuizing, waarin een aantal kaarten van het gebruikelijke formaat bovenop elkaar passen, en een kaart-uitwerparm. De behuizing, ook wel het huis, bestaat uit twee hoofdzijden en twee zij-zijden.
11. Aan de bovenzijde is de kaarthouder open of bevindt zich een deksel dat met een scharnier eenvoudig open kan. Aan de onderzijde bevindt zich het kaart-uitwerpmechanisme met de uitwerparm.
11. De uitwerparm maakt het mogelijk om de stapel kaarten gedeeltelijk uit de behuizing te schuiven, zodat de gebruiker een kaart kan selecteren om uit de behuizing te verwijderen. De uitwerparm wordt bediend met een knop aan de buitenzijde van de behuizing (dit kan zowel de zijkant als de onderkant zijn) en kent een scharnierpunt in een van de hoeken onderin de behuizing. Dit kan als volgt worden weergegeven:
15. Om het selecteren van de juiste kaart gemakkelijker te maken, is de uitwerparm vormgegeven met een trapvormig reliëf zodat de kaarten trapsgewijs uit de behuizing worden geschoven. Vgl. Fig. 2 van EP ‘922:
16. De hoofdzijde van het huis aan de kant waar de pas zich het hoogste bevindt (dus de kant waar de uitwerparm het langst is) zal hierna ook wel de achterzijde of achterkant van het huis worden genoemd. De andere kant zal de voorzijde of voorkant van het huis worden genoemd.
16. Kaarten die in de behuizing van de portemonnee zijn geplaatst, zullen ongewenst uit de opening in de behuizing kunnen vallen door de zwaartekracht of door andere krachten die werken bij het gebruik van een portemonnee.
16. Wanneer verschillende kaarten in één enkel vak van een portemonnee of behuizing worden geplaatst, dan kan het selecteren van de juiste kaart lastig zijn. Als gezegd, maakt de uitwerparm het mogelijk om de stapel kaarten gedeeltelijk uit de behuizing te schuiven (zie hierboven in par. 14). Het trapsgewijze reliëf op de uitwerparm zorgt ervoor dat de kaarten bij het bedienen van de uitwerparm, in verschillende mate worden uitgeschoven (zie hierboven in par. 15). Om uit de uitgeschoven kaarten de juiste kaart te selecteren om uit de behuizing te verwijderen, is het wenselijk dat de kaarten na het bedienen van de uitwerparm in de respectieve uitgeschoven posities blijven staan. Vervolgens is het van belang dat, wanneer een van de uitgeschoven kaarten wordt geselecteerd om verder uit het huis te halen, de gebruiker alléén die geselecteerde kaart uit de kaarthouder verwijdert en dat niet ongewenst ook andere kaarten het huis verlaten. De kaarthouder dient zodanig uitgerust te zijn, dat discrepanties in formaten en diktes van de kaarten niet leiden tot een verminderd gebruiksgemak van de kaarthouder.
16. Met de uitvinding in EP ‘922 wordt voorzien in een gebruiksvriendelijke en duurzame kaarthouder, waarbij de kaarten zowel in normale als in uitgeworpen positie niet ongewenst door bijvoorbeeld zwaartekracht het huis zullen verlaten en bovendien in uitgeschoven toestand een gemakkelijke selectie van kaarten mogelijk maakt.
Modelrechten
2.8.5.
Secrid BV is houdster van Benelux modelregistratie 38548-01, gedeponeerd op 10 juni 2010 en ingeschreven op 11 maart 2011 voor “kaarthouders” (hierna “het model”). Bij het model horen de volgende afbeeldingen:

3.Het geschil

3.1.
Secrid vordert (na wijziging van eis waartegen geen bezwaar is gemaakt) bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te verbieden om inbreuk te maken op de rechten van [de B.V.] uit hoofde van het Octrooi, op de rechten van Secrid uit hoofde van het Model en op de auteursrechten van Secrid ten aanzien van de Secrid Miniwallet en/of onrechtmatig te handelen jegens Secrid op de wijze zoals in de dagvaarding is omschreven;
II. [gedaagde] te bevelen om binnen twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, de Inbreukmakende Kaarthouders die [gedaagde] nog in voorraad heeft af te geven aan Secrid ter onttrekking aan het handelsverkeer op een door Secrid op te geven adres in Nederland;
III. [gedaagde] te veroordelen binnen 21 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis een verklaring te verstrekken aan de advocaten van Secrid, vergezeld van alle relevante documenten ter staving van die verklaring, betreffende
a. het totale aantal Inbreukmakende Kaarthouders dat [gedaagde] heeft geproduceerd of heeft laten produceren of heeft ingekocht;
b. het totale aantal Inbreukmakende Kaarthouders dat [gedaagde] heeft verkocht;
c. het totale aantal Inbreukmakende Kaarthouders dat [gedaagde] in voorraad heeft;
d. de totale brutowinst die [gedaagde] heeft behaald met de verhandeling van de Inbreukmakende Kaarthouders, alsmede een overzicht van kosten die daarop op grond van vaste rechtspraak in mindering mogen worden gebracht ter bepaling van de nettowinst;
e. de volledige naam/namen en adres/adressen van de leverancier(s) en/of producent(en) [1] en/of eventuele derde(n) die betrokken zijn (geweest) bij de verhandeling van de Inbreukmakende Kaarthouders;
IV. [gedaagde] te verbieden om ongeoorloofde vergelijkende reclame te maken ten behoeve van de verkoop van zijn producten, door mededelingen te doen die onjuiste informatie bevatten over de producten van Secrid en de productie daarvan; een oneerlijk voordeel opleveren ten gevolge van de bekendheid van Secrid; de goede naam van Secrid schaden; of waarin [gedaagdes] producten worden voorgesteld als hetzelfde als of gelijkwaardig aan de producten van Secrid;
V. [gedaagde] te bevelen aan eiseressen voor iedere niet (gehele c.q. deugdelijke) nakoming van het sub I. t/m sub IV. gevorderde een dwangsom te betalen van € 10.000,- (tienduizend Euro) dan wel, ter keuze van eiseressen, een dwangsom te betalen van € 5.000 (vijfduizend Euro) per betrokken product, of per dag, een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend, dat het onder sub I. t/m sub IV. gevorderde na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis niet geheel en deugdelijk wordt nagekomen;
VI. [gedaagde] te veroordelen in de volledige proceskosten van dit geding voor zover mogelijk overeenkomstig artikel 1019h Rv [2] en, voor zover niet mogelijk, conform het liquidatietarief.
3.2.
Secrid voert daartoe aan dat [gedaagde] kaarthouders en miniwallets verkoopt die inbreuk maken op haar octrooirechten, modelrechten en auteursrechten. Bovendien handelt [gedaagde] jegens Secrid onrechtmatig door haar ontwerpen slaafs na te bootsen en bij het aan de man brengen ervan onjuiste mededelingen over de producten van Secrid te doen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid

4.1.
De bevoegdheid van de voorzieningenrechter is gezien de relevante bepalingen uit (het) Rv en BVIE [3] (terecht) niet bestreden. [gedaagde] is immers woonachtig in dit arrondissement, terwijl deze rechtbank volgens de ijksoctrooiwet voorts exclusief bevoegd is waar het de door Secrid gestelde octrooi-inbreuk betreft.
Octrooirechten
4.2.
Secrid heeft ten aanzien van haar octrooi voor conclusies 1-3 en 5-8 een inbreukanalyse opgenomen in de dagvaarding. Die analyse als zodanig is niet bestreden. Het voornaamste verweer van [gedaagde] komt er evenwel op neer dat de door Secrid onderzochte kaarthouder/wallet niet van hem afkomstig is en hij zijn producten (via Cardprotector B.V. te Nuland) betrekt van Figuretta, die – zo is door Secrid ter zitting erkend – geen inbreuk maken. De voorzieningenrechter verwerpt dit verweer en acht op basis van de navolgende omstandigheden in onderling verband bezien voldoende aannemelijk dat [gedaagde] de door Secrid onderzochte en in productie 13 weergegeven kaarthouder en de in productie 22 gefotografeerde wallet heeft verhandeld.
4.3.
Ter zitting heeft [gedaagde] erkend dat Virola een handelsnaam van hem is en dat de door Secrid overgelegde pinbonnen (productie 12 voor de kaarthouder en productie 21 voor de wallet) met daarop de handelsnaam Virola inderdaad van hem afkomstig zijn. Vanuit Secrid is verklaard dat die pinbonnen de aanschafbewijzen zijn van de hiervoor bedoelde kaarthouder en wallet. Het betoog van [gedaagde] dat hij niet weet op welke producten die aankopen betrekking hebben en dat hij weliswaar op de betreffende markten stond maar deze kaarthouders en wallet niet herkent, acht de voorzieningenrechter ongeloofwaardig.
Ten eersteomdat er aan de zijde van Secrid weinig reden lijkt om de onjuiste verantwoordelijke aan te wijzen: zij zou dan immers een verbod krijgen tegen iemand die zich daaraan niets gelegen hoeft te laten liggen. Zij schiet daarmee dan niets op. Voor [gedaagde] is er daarentegen alle reden om onwaarachtig te verklaren, al was het om de kosten van deze procedure te ontlopen.
Ten tweedeheeft [gedaagde] niet ontkend met dhr. [A] van Secrid (die zich voordeed als geïnteresseerde grootinkoper) een telefoongesprek op 17 januari 2017 te hebben gehad waarvan ook een geluidsopname bestaat. In dat telefoongesprek zegt [gedaagde] onder meer dat de kaarthouders merkloos zijn, dus niet – zoals hij thans beweert – voorzien van het merk Figuretta.
Ten derdeis op de website van anti-skim.nl, die doorlinkt naar de website van virola.nl van [gedaagde] , niets te zien van het merk Figuretta. Dat is opvallend omdat dat merk door de marktkoopman in de door Secrid opgenomen video (productie 18A) kennelijk als een A-merk wordt beschouwd en op één lijn wordt gesteld met Secrid.
Ten vierdeheeft [gedaagde] weliswaar enkele inkoopfacturen van Figuretta laten zien maar die zijn alle van 2016, derhalve voorafgaand aan de aankopen door Secrid en voorafgaand aan voormeld telefoongesprek van 17 januari 2017 waarin hij noemt dat hij zonder meer tot 300 stuks uit voorraad kan leveren. De inkoopfacturen die [gedaagde] heeft laten zien hadden bovendien betrekking op (aanzienlijk) lagere aantallen dan die 300 stuks.
4.4.
Vervolgens heeft [gedaagde] aangevoerd dat de Figuretta kaarthouders en de door Secrid geanalyseerde kaarthouders voldoen aan de stand van de techniek. Dat verweer behoeft voor wat betreft de Figuretta kaarthouders geen bespreking meer nu door Secrid is erkend dat die kaarthouders geen inbreuk maken. Voor zover [gedaagde] aanvoert dat de geanalyseerde, niet van Figuretta afkomstige, kaarthouders zouden voldoen aan de stand van de techniek, wordt dit verweer bij gebreke aan een deugdelijke toelichting verworpen. Er is immers niet (onderbouwd) gewezen op enige voor de prioriteitsdatum van het octrooi bekende kaarthouder die alle kenmerken van de door [gedaagde] verhandelde kaarthouder in zich bergt. [gedaagdes] algemene opmerkingen dat de kaarthouder niet onder de beschermingsomvang van het octrooi valt, omdat deze is afgestemd op het standaard creditcard formaat en de aluminium behuizing reeds bekend was om skimmen te voorkomen, dienen eveneens te worden verworpen nu niet onderbouwd is gesteld dat de overige kenmerken van de ingeroepen conclusies eveneens bekend waren. Onbegrijpelijk is [gedaagdes] opmerking dat Secrid niet heeft aangetoond dat de geanalyseerde kaarthouders identiek zijn aan de herziene kaarthouders van Secrid. De inbreuk op een octrooi moet worden vastgesteld aan de hand van de conclusies van het octrooi, waarbij de beschrijving en tekeningen dienen ter uitleg, en niet aan de hand van een concreet product van de octrooihouder. Bij gebreke aan een gemotiveerde betwisting door [gedaagde] is voorts, anders dan hij stelt, geen onafhankelijk technisch rapport van Secrid noodzakelijk.
Modelrechten
4.5.
Ook in dit kader heeft [gedaagde] gesteld dat hij alleen van Figuretta afkomstige wallets heeft verhandeld. Om dezelfde redenen als hiervoor wordt dat verweer verworpen. Voor zover [gedaagde] aanvoert dat er geen bescherming van de aluminium behuizing die in de wallet wordt toegepast via het modelrecht mag plaatsvinden (omdat dit technisch bepaald is en zo eerlijke concurrentie in de weg zou staan), geldt dat dit slechts één van de uiterlijke aspecten van het modelrecht is (zo overigens al duidelijk genoeg zichtbaar in de afbeeldingen van het model). Voor het overige heeft [gedaagde] geldigheid van noch inbreuk op het modelrecht betwist, zodat het verweer geen doel treft. Zijn beroep op een beperking in de zin van artikel 3.19 lid 5 BVIE of op voorgebruik in de zin van artikel 3.20 lid 1 BVIE gaat niet op omdat [gedaagde] daarbij ten onrechte uitgaat van de vernieuwingsdatum van het model en niet de depotdatum (10 juni 2010). Hij heeft niet aangevoerd dat hij reeds voor die depotdatum de wallets in het verkeer heeft gebracht of vervaardigd.
Ongeoorloofde vergelijkende reclame
4.6.
Secrid verzet zich tegen een tweetal uitingen:
  • i) [gedaagde] presenteert de Inbreukmakende Kaarthouders als “
  • ii) In eerder genoemd telefoongesprek tussen [A] van Secrid en [gedaagde] van 18 januari 2017, waarin [gedaagde] onder meer een
aanbod doet tot leveren van zowel de kaarthouders als de wallets, zegt [gedaagde] over de producten van Secrid en de kaarthouders: “
Het komt allemaal uit China. Die van Secrid, en die van ons ook.
4.7.
Secrid stelt dat voornoemde uitingen onwaar en misleidend zijn omdat [gedaagde] het zo ten onrechte doet voorkomen alsof zijn kaarthouders en wallets gelijkwaardig zijn aan die van Secrid, maar in het geval van Secrid zou slechts nog met verf het merk worden aangebracht. De enige reden voor het prijsverschil zou zijn gelegen in het gebruik van de merknaam. Dit is onjuist en misleidend. In werkelijkheid worden de producten van Secrid in Nederland van kwalitatief hoogwaardige materialen gemaakt (zoals bijvoorbeeld moge blijken uit het verschil in kwaliteit van het leer dat reeds met het blote oog zichtbaar is), volgens een productiewijze met respect voor mens en milieu, aldus nog altijd Secrid.
4.8.
[gedaagde] stelt hier slechts tegenover dat hij de marktkraam in Den Haag (hiervoor genoemd bij mededeling (i)) niet herkent. Dat verweer wordt verworpen. Uit de als productie 20 overgelegde foto’s blijkt dat bij de kraam wordt gewezen op www.anti-skim.nl, als gezegd de website van Virola/ [gedaagde] . Ook in de aanprijzing door de betreffende marktkoopman wordt kennelijk gewezen op die website. Dit strookt voorts met de door Secrid overgelegde pinbon van Virola ter zake de aankoop van de kaarthouder bij die kraam. Een en ander in onderling verband beschouwd maakt voldoende aannemelijk dat die marktkoopman onder verantwoordelijkheid van [gedaagde] de mededeling onder (i) heeft gedaan. De stelling van Secrid dat zowel mededeling (i) als (ii) ongeoorloofde vergelijkende reclame betreffen in de zin van art. 6:194a BW [4] en aldus een verbod rechtvaardigen, is voor het overige niet bestreden.
Slotsom en proceskosten
4.9.
Gegeven de hiervoor aangenomen voortdurende dreiging van octrooi- en modelrechtinbreuk is het gevorderde verbod daartoe spoedeisend en kan het in kort geding worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor het verbod tot ongeoorloofde vergelijkende reclame, evenwel beperkt tot de hiervoor onder (i) of (ii) bedoelde, althans daaraan gelijkwaardige, uitingen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gematigd als na te melden. Secrid heeft niet aangevoerd welk spoedeisend belang zij bij deze stand van zaken zou hebben bij beoordeling van de door haar gestelde auteursrechtinbreuk en slaafse nabootsing, zodat de vorderingen in zoverre worden afgewezen. Spoedeisend ter beteugeling van verdere inbreuk is voorts de gevorderde afgifte van de kaarthouders (II), opgave van aantallen kaarthouders (III.a-c) en naam- en adresgegevens van leveranciers, producenten en betrokken derden (III.e). Deze vorderingen zullen mitsdien worden toegewezen. Voor wat betreft de onder III.d gevraagde opgave van de brutowinst overweegt de voorzieningenrechter dat deze zal worden afgewezen, omdat – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – niet valt in te zien welk spoedeisend belang Secrid daarbij heeft. De termijn in verband met 1019i Rv zal op zes maanden worden gesteld.
4.10.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, begroot op de voet van artikel 1019h Rv. [gedaagde] heeft tegen de door Secrid opgevoerde kosten van € 23.473,40 aangevoerd dat zij kosten vanwege een andere wederpartij aan wie een concept-dagvaarding is gestuurd heeft uitgespaard. Voorts heeft hij gesteld dat de kosten bovenmatig zijn en buitensporig, zodat deze onredelijk en onevenredig zijn, waardoor deze gematigd dienen te worden. De voorzieningenrechter overweegt dat op deze zaak geen indicatietarieven [5] toepasselijk zijn. Niettemin vallen de gevorderde kosten ruim onder het geïndiceerde tarief indien deze zaak vanwege de octrooicomponent als gecompliceerd kort geding zou worden beschouwd (€ 25.000). [gedaagde] heeft in dat licht zijn betwisting van de redelijkheid en evenredigheid van die kosten onvoldoende handen en voeten gegeven. Dat er een besparing in verband met andere (beweerdelijke) inbreukmakers zou hebben plaatsgevonden heeft Secrid gemotiveerd bestreden. Evenmin is door [gedaagde] toegelicht dat en waarom de kosten gematigd zouden moeten worden, ondanks de redelijkheid en evenredigheid ervan. Secrid heeft onbestreden gesteld dat de verdeling IE-OD in dit geding op 90:10 is te waarderen zodat daarvan zal worden uitgegaan. De kosten aan de zijde van Secrid worden zodoende begroot op 90% van € 23.473,40 en 10% van € 816,00, vermeerderd met het kennelijk niet meegenomen griffierecht € 618,00, in totaal € 21.825,66.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde] inbreuk te maken op de rechten van [de B.V.] uit hoofde van het Octrooi en op de rechten van Secrid uit hoofde van het Model ten aanzien van de Secrid Miniwallet;
5.2.
beveelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, de inbreukmakende miniwallets en kaarthouders die [gedaagde] nog in voorraad heeft af te geven aan Secrid ter onttrekking aan het handelsverkeer op een door Secrid op te geven adres in Nederland;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 21 dagen na betekening van dit vonnis een verklaring te verstrekken aan de advocaten van Secrid, vergezeld van alle relevante documenten ter staving van die verklaring, betreffende
a. het totale aantal inbreukmakende miniwallets en kaarthouders dat [gedaagde] heeft geproduceerd of heeft laten produceren of heeft ingekocht;
b. het totale aantal inbreukmakende miniwallets en kaarthouders dat [gedaagde] heeft verkocht;
c. het totale aantal inbreukmakende miniwallets en kaarthouders dat [gedaagde] in voorraad heeft;
d. de volledige naam/namen en adres/adressen van de leverancier(s) en/of producent(en) en/of eventuele derde(n) die betrokken zijn (geweest) bij de verhandeling van de inbreukmakende miniwallets en kaarthouders;
5.4.
verbiedt [gedaagde] om ongeoorloofde vergelijkende reclame te maken ten behoeve van de verkoop van zijn producten, door mededelingen te doen als bedoeld in dit vonnis onder (i) of (ii), of daaraan gelijkwaardige mededelingen;
5.5.
beveelt [gedaagde] aan Secrid voor iedere niet (gehele c.q. deugdelijke) nakoming van het 5.1-5.4 toegewezene een dwangsom te betalen van € 100,- (honderd Euro) per betrokken product, dan wel, ter keuze van Secrid, een dwangsom te betalen van € 1.000 (duizend Euro) per dag, een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend, dat het onder 5.1-5.4 toegewezene na betekening van dit vonnis niet geheel en deugdelijk wordt nagekomen, een en ander tot een maximum van € 100.000 is bereikt;
5.6.
bepaalt dat geen dwangsommen zullen worden verbeurd voorzover dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar moet worden geacht, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Secrid tot op heden begroot op € 21.825,66;
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.10.
bepaalt de termijn van 1019i Rv op zes maanden na heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F. Brinkman en in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2017.

Voetnoten

1.Zo begrijpt de voorzieningenrechter “producten(en)” in de door Secrid geformuleerde eis.
2.Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering
3.Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen)
4.Burgerlijk Wetboek
5.Te vinden op: