ECLI:NL:RBDHA:2017:4447

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 februari 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
C-09-521819-HA ZA 16-1289
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rolbeslissing over eisvermeerdering in civiele procedure tussen Ecuador en Copper Mesa Mining Corporation

In deze rolbeslissing van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 15 februari 2017, wordt een bezwaar van de gedaagde, Copper Mesa Mining Corporation, tegen een akte van eisvermeerdering van de eiser, de Republiek Ecuador, behandeld. De zaak betreft een civiele procedure waarin Ecuador een arbitraal vonnis van 15 maart 2016 wil vernietigen. De eiser heeft op 1 februari 2017 een akte houdende wijziging van de feitelijke gronden ingediend, waartegen de gedaagde bezwaar heeft gemaakt. De rolrechter oordeelt dat de akte niet kan worden beschouwd als een eisvermeerdering, maar eerder als een herformulering van de feitelijke grondslagen van de vordering. De rechter benadrukt dat de goede procesorde vereist dat partijen hun geschil zo volledig mogelijk in de dagvaarding presenteren en dat er geen ruimte is voor het indienen van een gecorrigeerde dagvaarding of aanvullende producties in een later stadium van de procedure. De rolrechter honoreert het bezwaar van de gedaagde en bepaalt dat de akte aan de eiser moet worden geretourneerd, met een nieuwe roldatum voor de conclusie van antwoord op 22 februari 2017.

Uitspraak

rolbeslissing

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09521819 / HA ZA 16-1289
Rolbeslissing van 15 februari 2017
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon naar vreemd recht
REPUBLIEK ECUADOR,
zetelend te Quito, Ecuador,
eiser,
advocaat: mr. G.W. van der Bend,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
COPPER MESA MINING CORPORATION,
gevestigd te Summerland, British Colombia,
gedaagde,
advocaat: mr. G.J. Meijer.

1.De procedure

1.1.
De zaak stond op de rol van 8 februari 2017 voor conclusie van antwoord. Op de rol van 1 februari 2017 heeft eiser een akte houdende wijziging van de feitelijke gronden genomen, met daarbij gevoegd producties 29 tot en met 53. Gedaagde heeft daartegen bezwaar gemaakt.
1.2.
Aan deze akte en het bezwaar daartegen is het volgende voorafgegaan:
  • i) eiser heeft gedagvaard tegen de rol van 16 november 2016, met een vordering strekkende tot vernietiging van een op 15 maart 2016 gewezen arbitraal vonnis;
  • ii) de producties bij de dagvaarding waren niet mee betekend met de dagvaarding;
  • iii) op de eerst dienende dag heeft eiser een ‘gecorrigeerde dagvaarding’ toegezonden, ter vervanging van de oorspronkelijk uitgebrachte dagvaarding, en een akte met, naast de producties bij de dagvaarding, aanvullende producties, en een toelichting op alle producties;
  • iv) de rolrechter heeft het bezwaar van gedaagde tegen de gecorrigeerde dagvaarding en de akte overlegging producties gehonoreerd: de onder (iii) bedoelde stukken zijn geretourneerd met de mededeling dat alleen de producties bij de dagvaarding werden toegestaan en het verzoek een schoon exemplaar toe te zenden;
  • v) eiser heeft een verbeterde akte toegezonden, met daarbij de bij de dagvaarding behorende producties, voorzien van een toelichting;
  • vi) de rolrechter heeft het tegen de akte gemaakte bezwaar van gedaagde gehonoreerd: de akte is geweigerd en bepaald is dat de toegezonden producties als ter rolle van 7 december 2016 in het geding gebrachte processtukken behoren.
1.3.
Nu de plaats van arbitrage in Nederland is gelegen, is titel 1, van Boek IV van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (WRv) van toepassing op de arbitrage die voorwerp van deze procedure is (artikel 1073, lid 1, WRv). Naast de specifieke bepalingen uit deze titel, gelden de gewone procedurele regels uit het WRv. Deze regels voorzien in een procedure met schriftelijke rondes, met één processtuk per partij: eerst de dagvaarding en dan de conclusie van antwoord en – indien een twee schriftelijke ronde volgt – de conclusies van repliek en dupliek. In het huidige, sinds 1 januari 2002 geldende WRv, is het zwaartepunt van de procedure verschoven naar één schriftelijke ronde. De schriftelijke behandeling bestaat in beginsel uit de dagvaarding en een conclusie van antwoord, gevolgd door een comparitie van partijen. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat het geschil in een zo vroeg mogelijk stadium in volle omvang wordt gepresenteerd: de dagvaarding moet de eis en de gronden vermelden en naast de waarheidsplicht, die vergt dat eiser de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoert, gelden de substianterings- en bewijsaandraagplicht. Zoals in de eerdere rolbeslissingen is vermeld, biedt het wettelijk systeem geen ruimte voor het indienen van een gecorrigeerde dagvaarding, ter vervanging van de uitgebrachte dagvaarding, en evenmin voor het op de eerst dienende dag bij akte indienen van nadere producties en het bij akte geven van een nadere toelichting op de bij de dagvaarding gevoegde producties.
1.4.
Voor deze procedure geldt op grond van artikel 1064, lid 4, WRv voorts dat alle gronden tot vernietiging van een arbitraal vonnis, op straffe van verval van het recht daartoe, in de dagvaarding moeten worden voorgedragen. Het gaat daarbij om de vernietigingsgronden die zijn vermeld in artikel 1065, lid 1, WRv, waarop in sommige gevallen alleen een beroep kan worden gedaan indien dit ook in het arbitraal geding is gebeurd (zie bijvoorbeeld artikel 1052, lid 2, WRv). Eiser wijst er terecht op dat deze bepaling zich er op zichzelf niet tegen verzet dat de bij dagvaarding aan te voeren gronden in het verdere verloop van het geding worden onderbouwd met nieuwe feitelijke stellingen. Zie onder meer HR 27 maart 2009, ECLI:HR:2009:BG4003. Deze bevoegdheid wordt begrensd door specifieke bepalingen voor vernietiging van arbitrale vonnissen, zoals het hiervoor genoemde artikel 1052, lid 2, WRv, en door de gewone regels die gelden voor alle procedures.
1.5.
Artikel 130 WRv geeft eiser de bevoegdheid om, zolang geen eindvonnis is gewezen, bij conclusie of akte ter rolle zijn eis te veranderen of te vermeerderen. Eiser wijst er terecht op dat een akte houdende eiswijziging in beginsel ieder stadium van het geding kan worden genomen, ook terwijl gedaagde voor antwoord staat. Bepalend voor de toelaatbaarheid van de eiswijziging op de voet van artikel 130 WRv is – binnen de grenzen, getrokken door de hiervoor genoemde specifieke bepalingen voor vernietiging van arbitrale vonnissen – of deze niet in strijd is met de eisen van de goede procesorde.
1.6.
Een verandering of vermeerdering van de feitelijke grondslag van de vordering in de zin van artikel 130 WRv houdt in dat nieuwe, niet eerder aan de vordering ten grondslag gelegde feiten worden gesteld. Daarvan dient te worden onderscheiden het nader onderbouwen van gestelde feiten met nieuwe producties en ook het opnieuw presenteren van de gestelde feiten. Zoals eiser zelf ook vermeldt, bevat de akte een ‘nadere uitwerking van de feitelijke grondslagen’. Deze bestaat uit het nog eens, opnieuw geformuleerd uiteenzetten van de feitelijke grondslagen, onder verwijzing naar de dagvaarding en de daarbij gevoegde producties, en voorzien van een nadere onderbouwing met aanvullende producties. Daarmee valt de akte buiten de reikwijdte van artikel 130 Rv.
1.7.
Daarnaast geldt het volgende. De goede procesorde vergt dat de rechter waakt voor een eenvormige voorspelbare procedure, zonder onnodige vertraging en/of onredelijke bemoeilijking van de verdediging. De goede procesorde strekt er ook toe te bewerkstelligen dat het materiële geschil zoveel mogelijk recht wordt gedaan en niet onredelijk tekort wordt gedaan door procesrechtelijke eisen. Vanuit laatstbedoelde invalshoek geeft de goede procesorde ruimte voor herstel van omissies en het in het verdere verloop van de procedure – mede naar aanleiding van het gevoerde verweer – aanvullen van de aan de feitelijke grondslag van de vordering. Dit laat onverlet dat in het wettelijk systeem iedere partij per schriftelijke ronde één processtuk neemt en dat eiser in de dagvaarding het geschil zo volledig mogelijk over het voetlicht dient te brengen. Eiser merkt terecht op dat de goede procesorde wordt gediend met het in een zo vroeg mogelijk stadium stellen en onderbouwen van de aan de vordering ten grondslag gelegde feiten. Juist daarom strekken de in het WRv vervatte voorschriften voor de dagvaarding ertoe dat het geschil in dit processtuk zo volledig mogelijk over het voetlicht wordt gebracht. Vanuit een oogpunt van goede procesorde is geen plaats voor de door eiser voorgestane herformulering van de feitelijke grondslag van zijn vordering, voorzien van aanvullende producties. Dat geldt eens temeer nu eiser nalaat toe te lichten waarom hij eerst nu het geschil op de kennelijk door hem gewenste wijze over het voetlicht brengt, daar waar hij het geschil reeds in de dagvaarding zo volledig mogelijk had moeten presenteren.
1.8.
De rolrechter honoreert het bezwaar van gedaagde, bepaalt dat de akte dient te worden geretourneerd en bepaalt de roldatum voor conclusie van antwoord op 22 februari 2017.

2.De beslissing

De rolrechter
2.1.
wijst het bezwaar tegen de akte houdende wijziging van de feitelijke gronden toe en bepaalt dat deze akte aan eiser dient te worden geretourneerd;
2.2.
bepaalt de roldatum voor conclusie van antwoord op 22 februari 2017.
Deze beslissing is gegeven door mr. L. Alwin en in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2017.