ECLI:NL:RBDHA:2017:4381

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
C/09/518850 / FA RK 16-7330
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot herstel van gezag en vaststelling omgangsregeling in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 april 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot herstel van het gezag van de vader over zijn minderjarige kind, alsook tot het vaststellen van een omgangsregeling. De vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. I. Aardoom-Fuchs, verzocht om herstel van het gezag en stelde dat er gewijzigde omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. Hij voerde aan dat het in het belang van het kind was, vooral na vermoedens van seksueel misbruik in het pleeggezin waar het kind verbleef. De moeder en de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, verzetten zich tegen het verzoek. De gecertificeerde instelling benadrukte dat het kind gebaat was bij continuïteit en stabiliteit in het huidige pleeggezin, waar zij zich goed had ontwikkeld.

De rechtbank overwoog dat het herstel van het gezag van de vader niet in het belang van het kind was, gezien de kwetsbaarheid van het kind en de lange periode die zij al in het pleeggezin verbleef. De rechtbank concludeerde dat de vader niet in staat was om het ouderlijk gezag uit te oefenen en dat het belang van het kind voorop stond. De verzoeken tot benoeming van een bijzondere curator en een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming werden eveneens afgewezen. De rechtbank benadrukte dat de huidige omgangsregeling, die al beperkt was, niet verder uitgebreid kon worden zonder dat dit in het belang van het kind was. De rechtbank wees alle verzoeken af en bevestigde de beslissing dat het kind in het pleeggezin moest blijven, waar haar veiligheid en ontwikkeling gewaarborgd waren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 16-7330
Zaaknummer: C/09/518850
Datum beschikking: 26 april 2017 (bij vervroeging)

Verzoek tot herstel van het gezag en het vaststellen van een omgangsregeling

Beschikking op het op 26 september 2016 ingekomen verzoek van:

[verzoeker] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. I. Aardoom-Fuchs te Gouda.
Als belanghebbenden wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

[pleegouder]

en
[pleegouder]
beiden wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna gezamenlijk te noemen: de pleegouders.

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen;
- de brief d.d. 3 februari 2017 van de zijde van de vader, met aanvullende stukken,
ingekomen ter griffie d.d. 6 februari 2017;
- het verweerschrift d.d. 23 maart 2017 van de zijde van de gecertificeerde instelling,
ingekomen ter griffie d.d. 24 maart 2017;
- de brief d.d. 29 maart 2017, van de zijde van de vader, met aanvullende stukken,
ingekomen ter griffie d.d. 30 maart 2017;
- de uitwerking van de Checklist Oudercontacten in de Pleegzorg (CHOP-lijst) d.d. 20 maart
2017, van de zijde van de gecertificeerde instelling, voor aanvang van de terechtzitting
overgelegd;
- de pleitnotities van de zijde van de vader.
Op 31 maart 2017 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. Aardoom-Fuchs;
- de moeder;
- mevrouw [naam] namens de gecertificeerde instelling;
- de heer [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden (verder:
de Raad).
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de pleegouders.

Feiten

- De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar.
- Zij zijn de biologische en juridische ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
-
[minderjarige]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
hierna ook te noemen: [roepnaam minderjarige] .
- Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 26 april 2013 zijn de vader en de moeder van het
ouderlijk gezag over [roepnaam minderjarige] ontheven en is de gecertificeerde instelling als voogdes over
[roepnaam minderjarige] benoemd. Bij beschikking d.d. 20 november 2013 heeft het Gerechtshof Den Haag
de door de ouders bestreden beschikking d.d. 26 april 2013 bekrachtigd.
- [roepnaam minderjarige] heeft de hoofdverblijfplaats bij de pleegouders.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot het herstel van het gezag van de vader over [roepnaam minderjarige] en tot het vaststellen van een omgangsregeling waarbij [roepnaam minderjarige] eens per veertien dagen van vrijdag 16.00 uur tot zondag 16:00 uur alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij de vader zal zijn. Ter terechtzitting is van de zijde van de vader mondeling verzocht om een raadsonderzoek, een proefherstel van het gezag gedurende zes maanden en de benoeming van een bijzondere curator. Blijkens het verzoekschrift, de bijlagen en het verhandelde ter terechtzitting is aan deze verzoeken het volgende ten grondslag gelegd.
De vader stelt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden waardoor de gronden die tot de gezagsbeëindigende maatregel hebben geleid, niet meer aanwezig zijn. Onlangs zou zijn gebleken dat [roepnaam minderjarige] seksueel misbruikt zou zijn terwijl zij – onder de verantwoordelijkheid van de gecertificeerde instelling – in een pleeggezin verbleef. De vader stelt dat het herstel van zijn gezag in het belang van [roepnaam minderjarige] noodzakelijk is. Hij meent [roepnaam minderjarige] een stabielere opvoedingssituatie te kunnen bieden dan het pleeggezin, waarbij ze zal opgroeien in een omgeving die aansluit bij haar eigen culturele achtergrond. De vader heeft aan zichzelf gewerkt. Er zijn sinds de uithuisplaatsing van [roepnaam minderjarige] geen incidenten meer geweest van huiselijk geweld. De vader heeft zijn reclasseringstraject met goed gevolg afgerond, heeft een agressieregulatie-training gevolgd en is van de Top60-lijst van de gemeente Gouda verwijderd. Er is geen sprake meer van psychische of financiële problematiek. De vader beschikt over zelfstandige woonruimte, volgt een opleiding en heeft een baan. Een gedragswetenschapper heeft in het verleden vastgesteld dat de vader een goede opvoeder is. Indien het gezag van de vader wordt hersteld, zal hij weer een stem hebben in de opvoeding en de keuzes die er omtrent [roepnaam minderjarige] worden gemaakt.
Met betrekking tot de verzochte omgangsregeling is van de zijde van de vader het volgende aangevoerd. De rechtbank heeft in de beschikking van 26 april 2013 aangegeven het in het belang van [roepnaam minderjarige] te achten dat het contact met beide ouders wordt voortgezet en waar mogelijk uitgebreid. Er is thans een omgangsregeling van anderhalf uur per maand met beide ouders, waarbij het bezoek drie kwartier onbegeleid is en voor het overige begeleid. De toegezegde onbegeleide omgang is tot op heden niet van de grond gekomen. De gecertificeerde instelling is evenmin bereid geweest naar de uitbreiding van de omgang te kijken. De huidige omgangsregeling is voor de vader niet te combineren met zijn opleiding en baan, waardoor hij de afgelopen twee maanden niet bij de bezoeken aanwezig kon zijn.
Mocht de rechtbank zich onvoldoende voorgelicht achten om een beslissing te nemen, dan verzoekt de vader om een onderzoek door de Raad en een proefherstel van het gezag gedurende zes maanden ex artikel 1:278 BW. Gezien de moeizame verhouding met de gecertificeerde instelling, waarbij de vader zich afvraagt in hoeverre de wens van [roepnaam minderjarige] wordt gehoord, verzoekt de vader tenslotte om voor [roepnaam minderjarige] een bijzondere curator te benoemen.
De gecertificeerde instelling heeft verweer gevoerd middels voornoemd verweerschrift. Ten aanzien van het verzoek tot herstel van het gezag van de vader, is het volgende aangevoerd.
De gecertificeerde instelling heeft destijds een verzoek tot een verderstrekkende maatregel gedaan, omdat het in het belang van [roepnaam minderjarige] is dat zij duidelijkheid heeft omtrent haar perspectief. Het verzochte herstel van het gezag van de vader is niet passend; [roepnaam minderjarige] ’s perspectief ligt in het huidige pleeggezin. [roepnaam minderjarige] is bovenal gebaat bij continuïteit, stabiliteit en duidelijkheid. De gecertificeerde instelling is van mening dat herstel van het gezag van de vader tot onrust en onduidelijkheid zal leiden bij [roepnaam minderjarige] , te meer gezien de vader niet volledig achter de plaatsing in het pleeggezin kan staan. De gecertificeerde instelling acht de vader niet in staat het ouderlijk gezag uit te oefenen en betwist dat hij [roepnaam minderjarige] een stabielere opvoedingssituatie zou kunnen bieden dan het pleeggezin. [roepnaam minderjarige] heeft zich in het pleeggezin goed gehecht en ontwikkeld, maar is erg kwetsbaar. Het is onzeker of deze ontwikkeling zich bij een terugplaatsing bij de vader zal voortzetten.
Ten aanzien van de omgang met [roepnaam minderjarige] heeft de gecertificeerde instelling aangegeven alles in het werk te hebben gesteld om het contact tussen [roepnaam minderjarige] en de ouders geregeld te laten plaatsvinden. Voorts is er meerdere malen geprobeerd om stappen te zetten richting uitbreiding van de omgang. Omwille van de veiligheid van [roepnaam minderjarige] kon dit echter niet worden doorgezet toen de ouders – zonder afstemming met de hulpverlening – besloten met [roepnaam minderjarige] in gesprek te gaan over het vermeende seksuele misbruik en zij daarnaast de politie inschakelden. Er zijn voorwaarden gesteld waaraan moet zijn voldaan voordat een eventuele uitbreiding in de omgang mogelijk is. Het welzijn en het belang van [roepnaam minderjarige] staan daarbij voorop. De gecertificeerde instelling wil de bezoeken geleidelijk onbegeleid gaan laten plaatsvinden, daarvoor is het echter wel van belang dat de omgang regelmatig met de ouders wordt geëvalueerd. Het is niet gelukt hierover met de ouders in gesprek te gaan. De gecertificeerde instelling is voornemens de omgang conform de CHOP-lijst uit te voeren; één keer per vier weken gedurende anderhalf à twee uur met gedeeltelijke aanwezigheid van pleegouder(s) en eventueel een professional. De gecertificeerde instelling acht de verzochte omgangsregeling niet in het belang van [roepnaam minderjarige] en betwijfelt bovendien of de vader [roepnaam minderjarige] het verzochte wel kan bieden.
De heer [naam] heeft zich namens de Raad aangesloten bij het verweer van de gecertificeerde instelling.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte.

Beoordeling

De rechtbank is allereerst van oordeel dat er niet is gebleken van tegengestelde belangen bij de gecertificeerde instelling en [roepnaam minderjarige] . De belangen van de voogd zijn niet in strijd met die van [roepnaam minderjarige] , waardoor de rechtbank niet tot de benoeming van een bijzondere curator zal overgaan.
Het verzochte onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming is evenmin geïndiceerd, de rechtbank acht zich voldoende voorgelicht om tot een inhoudelijke beoordeling van de verzoeken over te gaan.
Herstel van het gezag
De rechtbank zal beoordelen of er op basis van artikel 1:277 BW grond bestaat voor herstel van het gezag van de vader. Volgens het eerste lid van dit artikel is daarvoor in ieder geval vereist dat het herstel van het gezag in het belang van de minderjarige is en dat de ouder duurzaam in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en de opvoeding van de minderjarige te dragen. De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 9 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) mogen kinderen niet van hun ouders worden gescheiden, tenzij dit in het belang van het kind noodzakelijk is. Artikel 20 IVRK bepaalt nadrukkelijk dat er ten aanzien van kinderen die niet in hun eigen gezin verblijven, op passende wijze rekening moet worden gehouden met de wenselijkheid van continuïteit in de opvoeding van het kind.
Hoewel het uitgangspunt is dat kinderen bij hun ouders opgroeien, is de rechtbank reeds op grond van het belang van de continuïteit in de opvoeding van oordeel dat het niet in het belang van [roepnaam minderjarige] is om de vader in zijn gezag te herstellen. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat de vader door herstel van zijn gezag niet alleen een grotere rol zal spelen in de beslissingen die omtrent [roepnaam minderjarige] moeten worden genomen, maar dat hij dan in principe op termijn ook de opvoeding en verzorging van [roepnaam minderjarige] weer (zelfstandig) zal gaan dragen, waarmee haar perspectief gewijzigd wordt. Gelet op de belaste voorgeschiedenis van [roepnaam minderjarige] , haar kwetsbaarheid en de lange periode waarin zij reeds in het huidige pleeggezin verblijft, acht de rechtbank dit niet in haar belang. Zij is driemaal uit huis geplaatst en verblijft inmiddels sinds vijf en een half jaar in een perspectiefbiedend pleeggezin. De pleegouders zijn betrokken verzorgers, [roepnaam minderjarige] ontwikkelt zich thans goed en weet dat zij tot (na) haar volwassenheid in het gezin kan blijven. De gecertificeerde instelling heeft meerdere malen benadrukt dat [roepnaam minderjarige] gebaat is bij continuïteit, duidelijkheid en stabiliteit. De rechtbank onderschrijft dit.
De vader zal zich er daarom bij moeten neerleggen dat het niet in het belang van [roepnaam minderjarige] is dat er naar een terugplaatsing wordt toegewerkt. Het perspectief van [roepnaam minderjarige] ligt in het pleeggezin en de rechtbank is van oordeel dat [roepnaam minderjarige] erbij gebaat zal zijn als de vader haar emotioneel toestemming geeft om in het pleeggezin op te groeien.
Ten aanzien van de onrust die is ontstaan omtrent de vermoedens van seksueel misbruik, merkt de rechtbank op dat het onduidelijk is wat er precies is voorgevallen. De zaak is voor zover mogelijk onderzocht en hieruit is naar voren gekomen dat de signalen van misbruik vermoedelijk te herleiden zijn tot de vroege jeugd van [roepnaam minderjarige] . De rechtbank acht het van belang erop de wijzen dat de GGZ-therapeut van [roepnaam minderjarige] heeft aangegeven dat haar veiligheid in het huidige pleeggezin gewaarborgd is.
Omgangsregeling
De rechtbank is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de door de vader verzochte omgangsregeling niet in het belang van [roepnaam minderjarige] is. Op de omgang tussen [roepnaam minderjarige] en de vader als ouder zonder gezag is artikel 1:377a BW van toepassing. Zowel [roepnaam minderjarige] als de vader hebben op grond van dit artikel recht op omgang met elkaar. Dit geldt overigens ook voor de moeder zonder gezag, [roepnaam minderjarige] en moeder hebben eveneens op grond van voornoemd artikel recht op omgang met elkaar. Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de gecertificeerde instelling zich inspant om de omgang op regelmatige basis te laten plaatsvinden, waardoor dit recht op omgang voldoende is gewaarborgd. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt om de omgang uit te breiden echter niet compatibel is met de gezagsbeëindigende maatregel, die juist is uitgesproken om zowel [roepnaam minderjarige] als de ouders duidelijkheid te verschaffen. Dit geldt te meer gezien de kwesties rondom de omgang voor spanning en onrust zorgen, de vader niet in de plaatsing in het pleeggezin kan berusten en [roepnaam minderjarige] een kwetsbaar meisje is. Het uitbreiden van de omgang met de vader en de moeder dient daarom geen doel op zich te zijn, maar kan slechts plaatsvinden wanneer dit in het belang van [roepnaam minderjarige] is. De gecertificeerde instelling zal moeten blijven monitoren middels welke frequentie, omvang en vorm van omgang de belangen van [roepnaam minderjarige] het best behartigd kunnen worden. Wanneer uitbreiding van de omgangsregeling niet in [roepnaam minderjarige] ’s belang is, dan zal dit, gelet op het belang van rust en duidelijkheid voor [roepnaam minderjarige] , niet aan de orde kunnen zijn.
Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af de verzoeken tot:
  • de benoeming van een bijzondere curator over [roepnaam minderjarige] ;
  • het gelasten van een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming;
  • het herstel van het gezag van de vader over [roepnaam minderjarige] ;
  • het vaststellen van een omgangsregeling.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.M.E. Bernini, voorzitter, mr. drs. S.M Borkent en mr. A.E.J. Satink, kinderrechters, bijgestaan door D.I. van Weerden als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2017.