ECLI:NL:RBDHA:2017:4364

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
26 april 2017
Zaaknummer
09/827484-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Celstraf en TBS voor poging verkrachting op het Jaagpad in Rijswijk

Op 26 april 2017 heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een 33-jarige man uit Rotterdam, die werd beschuldigd van poging tot verkrachting en aanranding van een 29-jarige vrouw. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden en terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. De feiten vonden plaats op 31 juli 2016, toen de vrouw tijdens het hardlopen op het Jaagpad in Rijswijk door de man werd aangesproken. Hij trok haar naar een afgelegen plek en heeft haar aangerand. De rechtbank oordeelde dat de man verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat er een groot risico op herhaling bestond. De vrouw heeft blijvende lichamelijke en psychische klachten overgehouden aan de gebeurtenis. De rechtbank achtte het onverantwoord om de man zonder behandeling terug te laten keren in de maatschappij, wat leidde tot de oplegging van TBS naast de gevangenisstraf. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €3.000,- aan de vrouw toegewezen, alsook de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/827484-16
Datum uitspraak: 26 april 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
[adres] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Dordrecht.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 10 november 2016, 19 januari 2017 en 12 april 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Peters en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J. Verschuren, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 juli 2016 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- haar heeft tegen gehouden en/of tegen haar heeft gezegd: "ik wil de liefde met je bedrijven", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- ( vervolgens) zijn (stijve) penis uit zijn broek heeft gehaald en/of
- tegen haar heeft gezegd: "ik wil kindjes met je maken", althans woorden van
gelijke aard of strekking en/of
- tegen de grond heeft geduwd en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn hand(en) op haar neus en/of mond en/of jukbeenderen gedrukt heeft en/of heeft gehouden, waardoor zij geen, althans bijna geen adem meer kreeg en/of
- op haar benen heeft gezeten en/of
- meermalen, althans eenmaal, zijn tong in haar mond heeft gestoken en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen haar heeft gezegd dat hij haar dood zou maken als ze niet stil zou zijn, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- haar (vervolgens) op haar rug heeft gedraaid en/of haar borsten en/of vagina en/of billen heeft betast en/of
- aan haar haren en/of haar arm heeft mee getrokken naar een meer afgelegen locatie en/of
- haar hoofd en/of kin naar achteren heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of/subsidiair:
hij op of omstreeks 31 juli 2016 te Rijswijk, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- door meermalen, althans eenmaal, zijn hand op haar neus en mond gedrukt te houden, waardoor zij geen, althans bijna geen adem meer kreeg en/of
- door aan haar haren en/of haar arm(en) te trekken en/of
- door haar hoofd en/of kin naar achteren te duwen en/of
- door op haar benen te zitten en/of
- door haar tegen de grond te duwen en/of
- door meermalen, althans eenmaal, tegen haar te zeggen dat hij haar dood zou maken als ze niet stil zou zijn, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het meermalen, althans eenmaal, tongzoenen van die [slachtoffer] en/of
- het tonen van zijn stijve penis en/of
- het (over de kleding) betasten van haar borsten en/of vagina en/of billen en/of
- het aftrekken van verdachte, althans het betasten van zijn, verdachtes, penis.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
De verdenking tegen verdachte komt erop neer dat hij op 31 juli 2016 een poging heeft gedaan [slachtoffer] (hierna te noemen: aangeefster) te verkrachten en/of, dan wel subsidiair, haar aan te randen.
Verdachte heeft terechtzitting verklaard dat hij op 31 juli 2016 vanuit Rotterdam was gaan fietsen en dat hij op enig moment onder een viaduct in Rijswijk stond. Daar zag verdachte aangeefster staan. Hij sprak haar aan, pakte haar bij haar hand vast en nam haar mee naar boven, de helling op, omdat hij – naar eigen zeggen - verliefd op haar was. Verdachte begon aangeefster toen te tongzoenen en beiden vielen op de grond. Verdachte wilde laten zien dat hij van aangeefster hield en zei dat hij de liefde met haar wilde bedrijven en dat hij kindjes met haar wilde maken. Op een gegeven moment zat verdachte op de benen van aangeefster en heeft hij aangeefster weer getongzoend. Zijn handen waren op dat moment bij de wangen van aangeefster. Verdachte wilde ook seks met aangeefster en hij wilde zich manueel laten bevredigingen, maar uit het zicht van mensen, omdat seks verboden is in het openbaar. Daarom pakte verdachte de hand van aangeefster vast en gingen zij nog een stuk hoger de helling op. Hier heeft verdachte zijn stijve penis aan aangeefster getoond en heeft zij hem vervolgens afgetrokken. Nadat verdachte klaar was gekomen zijn ze samen, hand in hand, naar beneden gelopen. Verdachte pakte zijn fiets, liep een stuk hand in hand met aangeefster en omhelsde haar voordat hij wegfietste. [2]
De bewijsvraag spitst zich toe op de vraag of wettig en overtuigend te bewijzen is dat verdachte heeft gepoogd aangeefster op 31 juli 2016 te Rijswijk te verkrachten en/of, dan wel subsidiair, aangeefster heeft aangerand.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, zoals verwoord in haar op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zowel een poging tot verkrachting als aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, zoals verwoord in zijn pleitnota, integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat er bij verdachte geen sprake is geweest van opzet wegens het ontbreken van enig inzicht in de reikwijdte van zijn handelen. Voorts heeft de raadsman zich ten aanzien van de primair tenlastegelegde poging tot verkrachting op het standpunt gesteld dat er geen sprake is geweest van dwang, noch van een begin van uitvoering.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Bewijsmiddelen
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 31 juli 2016 in Rijswijk is gaan hardlopen en op enig moment onder een viaduct schuilde omdat het regende. Onder dit viaduct stond ook verdachte. Toen het stopte met regenen is aangeefster de trap naast de viaduct opgelopen en toen zij boven was, sprake verdachte haar aan. Aangeefster probeerde weg te komen maar verdachte wilde haar niet laten gaan. Hij riep: ‘Ik wil de liefde met jou bedrijven, ik houd van jou.’ Vervolgens zag aangeefster dat verdachte zijn piemel uit zijn broek haalde. Aangeefster zei dat ze al een vriend had waarop hij antwoordde: ‘Ik ben een betere vriend en ik wil kindjes met jou maken.’ Aangeefster zei dat ze naar huis wilde gaan waarop verdachte haar op de grond duwde, waardoor zij op haar rug op de grond terechtkwam. Aangeefster riep om hulp waarop verdachte zijn hand op haar neus en mond legde en zij geen adem meer kreeg. Aangeefster probeerde zich los te rukken van de hand van verdachte, hij draaide haar op haar buik en ging op haar benen zitten. Hij vroeg haar of zij stil zou zijn als hij zijn hand van haar mond en gezicht zou weghalen. Aangeefster knikte hierop. Verdachte draaide aangeefster vervolgens weer terug op haar rug en zat nog steeds op haar benen. Hij ging met zijn mond over haar mond heen, stak zijn tong in haar mond en begon haar te tongzoenen. Terwijl verdachte op aangeefster zat, had hij nog steeds zijn piemel uit zijn broek. Verdachte betastte met zijn handen de borsten, vagina en billen van aangeefster. Aangeefster was bang en begon weer om hulp te roepen, waardoor verdachte weer zijn hand op haar neus en mond legde. Hij zei: ‘Doe dit nou niet, niet schreeuwen om hulp, niet tegenwerken, anders maak ik je dood.’ Verdachte zei dat aangeefster nu echt stil moest zijn waarop aangeefster weer knikte. Vervolgens trok hij aan haar arm om nog een stuk hoger te gaan, zodat zij uit het zicht van anderen zouden zijn. Aangeefster verzette zich hier tegen door haar voeten goed in het gras te zetten. Verdachte begon aangeefster weer te tongzoenen. Zij schreeuwde opnieuw om hulp, waarop verdachte haar hoofd en kin omhoog duwde en haar aan haar arm en haren omhoog trok. Aangeefster had het idee dat verdachte haar kleren wilde uittrekken en zei tegen verdachte: ‘Mag ik het alsjeblieft met mijn hand doen en dat je niet in mij komt?’ Verdachte pakte haar linkerhand vast en legde deze op zijn penis met de bedoeling dat zij hem zou aftrekken. Hij kwam klaar en deed zijn gulp en knoop van zijn broek dicht. Vervolgens heeft verdachte haar rechterhand vastgepakt en zijn ze samen naar beneden gelopen. Op een gegeven moment pakte verdachte haar armen vast, zodat zij hem moest omhelzen en begon hij haar weer te tongzoenen. Aangeefster zag twee dames en vroeg hen om hulp. Verdachte pakte hierop zijn fiets en reed weg. [3]
Uit een brief van de huisarts van aangeefster is onder meer gebleken dat aangeefster op
1 augustus 2016 blauwe plekken en drukpijn bij haar nek en kaken heeft. [4] Uit andere medische informatie blijkt dat zich bij aangeefster nadien pijnklachten hebben ontwikkeld rondom haar rechterschouder. [5] Psycholoog dr. M. Krottje heeft daarnaast verklaard dat aangeefster al bijna een half jaar in behandeling is wegens een traumatische gebeurtenis en dat zij angstig is. [6]
[getuige] heeft verklaard dat zij op 31 juli 2016 zag dat een vrouw (naar later bleek: aangeefster) bij een man die de armen om haar geslagen had, een soort stopgebaar naar haar maakte. Aangeefster keek heel angstig en vormde met haar mond het woord “help”. Op een gegeven moment hoorde de getuige aangeefster zeggen: ‘Ik ken hun’, waarop getuige tegen aangeefster heeft gezegd dat ze mee kon komen met hen en aangeefster los kwam van de man en snel naar de getuige toe liep. Nadat de man weg was, stortte aangeefster in en viel ze op de grond. Ze zei dat ze was aangerand door de man. Aangeefster was rillerig, huilde en klonk angstig. Vervolgens heeft de getuige geholpen om de politie bellen. [7] Ter plaatse aangekomen troffen de verbalisanten een hevig geëmotioneerde en trillende aangeefster aan. [8]
Betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster
Bij de beoordeling van het bewijs, stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen met zich mee dat slechts de verklaringen van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, is echter de enkele verklaring van één getuige (die van het vermeende slachtoffer) in beginsel onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat, met name in zedenzaken, een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren. Uit het dossier en uit het verhandelde ter terechtzitting moet de rechter dan onverminderd de overtuiging krijgen dat het feit is gepleegd, zoals het de verdachte wordt verweten. Zeker als de bewijsmiddelen schaars zijn, moet de rechter behoedzaamheid betrachten om op grond van hetgeen overigens blijkt, aan te nemen dat het feit is gepleegd.
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat aangeefster telkens consistent en gedetailleerd heeft verklaard over hetgeen heeft plaatsgevonden. Daarbij staat de aangifte niet op zichzelf maar wordt deze ondersteund door de verklaring van bovengenoemde getuige en de geconstateerde letsels. De getuige heeft verklaard dat aangeefster een helpgebaar maakte, angstig was en nadat verdachte was vertrokken volledig instortte. Ook de politie trof haar hevig geëmotioneerd aan. Voorts passen de geconstateerde letsels in het delictscenario, zoals dat door aangeefster is geschetst. Zij had drukpijn bij haar nek en kaken en pijnklachten rondom haar schouder. Deze letsels passen bij haar verklaring dat verdachte haar meermalen tegen haar wil heeft getongzoend en hij hierbij, zoals verdachte ook zelf heeft verklaard, zijn handen op haar wangen legde, en heeft gedrukt tegen de jukbeenderen van aangeefster. Voorts heeft verdachte aangeefster aan haar arm getrokken om haar verderop buiten het zicht van anderen te krijgen. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster voldoende betrouwbaar en daarmee bruikbaar voor het bewijs. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat aangeefster vrijwillig meedeed, acht de rechtbank (in het licht van bovengeschetste feiten en omstandigheden) volstrekt onaannemelijk. In dit verband merkt de rechtbank op dat verdachte aanvankelijk bij de politie heeft ontkend aangeefster te hebben ontmoet. Naar eigen zeggen [9] heeft hij pas willen verklaren na het bekend worden van de herkomst van het DNA dat werd aangetroffen op de hand van aangeefster.
Begin van uitvoering
Voor de vraag of er sprake is van een begin van uitvoering van een verkrachting overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank uitgaan van de juistheid van de verklaring van aangeefster. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte direct bij de ontmoeting tegen aangeefster heeft gezegd dat hij de liefde met haar wilde bedrijven, waarop hij zijn penis uit zijn broek haalde. Aangeefster heeft verdachte daarop duidelijk te kennen gegeven dat zij dat niet wilde. Verdachte heeft aangeefster vervolgens naar de grond geduwd, haar belet om hulp te roepen, haar bedreigd, is op haar benen gaan zitten met nog steeds zijn geslachtsdeel uit zijn broek, heeft haar meermalen getongzoend, heeft haar borsten, vagina en billen betast en heeft haar onder dwang meegevoerd naar een minder zichtbare plek. Deze handelingen moeten naar het oordeel van de rechtbank naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als begin van uitvoering van het misdrijf van verkrachting. Aangenomen moet worden dat verdachte enkel vanwege het aanbod van aangeefster hem af te trekken, het door hem beoogde (orale of vaginale) binnendringen van het lichaam van aangeefster niet heeft voltooid. Dit leidt tot de conclusie dat sprake is van een poging tot verkrachting.
Opzet verdachte
De raadsman heeft aangevoerd dat bij verdachte het opzet heeft ontbroken op het hem verweten handelen gelet op de uitgebrachte rapportages en de daarin door de deskundigen geconstateerde psychiatrische- en persoonlijkheidsproblematiek.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt. Volgens vaste jurisprudentie kan een ernstige geestelijke stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring in de weg staan als bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken.
De rechtbank is van oordeel dat uit de rapportages - waarover hierna nog verdere overwegingen in verband met de strafbaarheid van de verdachte zullen worden gemaakt - niet kan worden afgeleid dat verdachte ten tijde van het de hem verweten feiten aan een zodanig ernstige psychische stoornis of gebrekkige ontwikkeling heeft geleden dat hij dientengevolge van elk inzicht in de reikwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan was verstoken. In dat verband neemt de rechtbank ook in aanmerking dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij aangeefster meenam naar een andere plek buiten het zicht van andere mensen omdat volgens hem seks in het openbaar niet is toegestaan. Gelet op deze verklaring van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte enig inzicht heeft gehad in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan.
Conclusie
Gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem tenlastegelegde poging tot verkrachting en de aanranding.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van verdachte bewezen dat:
hij op 31 juli 2016 te Rijswijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
- haar heeft tegengehouden en tegen haar heeft gezegd: "ik wil de liefde met je bedrijven", en
- zijn stijve penis uit zijn broek heeft gehaald en
- tegen haar heeft gezegd: "ik wil kindjes met je maken", en
- tegen de grond heeft geduwd en
- meermalen zijn handen op haar neus en mond en jukbeenderen gedrukt heeft en heeft gehouden, waardoor zij bijna geen adem meer kreeg en
- op haar benen heeft gezeten en
- meermalen zijn tong in haar mond heeft gestoken en
- tegen haar heeft gezegd dat hij haar dood zou maken als ze niet stil zou zijn, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en
- haar op haar rug heeft gedraaid en haar borsten en vagina en billen heeft betast en
- aan haar haren en haar arm heeft mee getrokken naar een meer afgelegen locatie en
- haar hoofd en kin naar achteren heeft geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
hij op 31 juli 2016 te Rijswijk, door geweld of een andere feitelijkheid en bedreiging met geweld, te weten
- door meermalen zijn hand op haar neus en mond gedrukt te houden, waardoor zij bijna geen adem meer kreeg en
- door aan haar haren en haar arm te trekken en
- door haar hoofd en kin naar achteren te duwen en
- door op haar benen te zitten en
- door haar tegen de grond te duwen en
- door tegen haar te zeggen dat hij haar dood zou maken als ze niet stil zou zijn, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het meermalen tongzoenen van die [slachtoffer] en
- het tonen van zijn stijve penis en
- het over de kleding betasten van haar borsten en vagina en billen en
- het aftrekken van verdachte.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
poging tot verkrachting;
en
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar is.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht kan worden.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportage betreffende verdachte d.d. 29 december 2016 van drs. AG.H.E. van Hoecke, psychiater. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een verstandelijke beperking en psychiatrische stoornissen, te weten een psychose niet anderszins omschreven die al dan niet wordt uitgelokt door het misbruik van cannabis en mogelijk een autismespectrum stoornis. Als gevolg hiervan heeft verdachte ernstige beperkingen in zijn realiteitstoetsing. Ten tijde van het delict had verdachte waangedachten en was hij onder invloed van cannabis, hetgeen zijn gedragingen ten tijde van het delict heeft beïnvloed. De intelligentie van verdachte bestaat uit verschillende deelgebieden die wisselend van niveau zijn. De eigen lustgevoelens van verdachte lijken bij seksueel contact leidend te zijn, zonder dat hij daarbij aandacht besteedt aan de context waarin dit seksuele contact plaatsvindt, en zonder dat hij rekening houdt met de wederkerigheid in dergelijk contact. Het tenlastegelegde kan verminderd aan verdachte worden toegerekend.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van de Pro Justitia rapportage betreffende verdachte d.d. 5 januari 2017 van dr. R. Bullens, klinisch psycholoog. In dit rapport wordt onder meer het volgende geconstateerd.
Bij verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een lichte verstandelijke beperking. Deze gebrekkipge ontwikkeling heeft ten tijde van het delict zijn gedragingen beïnvloed. Een conclusie ten aanzien van het eventuele bestaan van een autistische stoornis wordt vooralsnog uitgesteld. Verder is sprake van misbruik van cannabis. Het inlevingsvermogen van verdachte is dusdanig beperkt dat hij niet in staat is om zich in te leven in hoe zijn acties voor anderen kunnen zijn geweest, waardoor de feiten aan verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Het recidiverisico op zedendelicten wordt als hoog ingeschat. In een gesprek met dr. Bullens heeft verdachte op de vraag of hij vindt dat seks van twee kanten hoort te komen letterlijk geantwoord: “Nee, voor mij is het zo dat wat ik aanwijs: dat is de gouden pot. Het gaat er bij mij niet om of zij mij leuk vindt of niet, maar om wat ik wil.”
Ter terechtzitting heeft dr. Bullens in aanvulling op zijn rapport verklaard dat verdachte als gevolg van zijn verstandelijke beperking functioneert op het niveau van een 7-jarig kind. Dit heeft onder meer tot gevolg dat hij geneigd is zeer egocentrisch te handelen en keuzes te maken waarbij hij geen enkele rekening houdt met anderen. Daar komt bij dat verdachte geen enkel inzicht heeft in de manier waarop relaties tussen mensen tot stand komen en in het proces van ‘hofmakerij’ essentiële stappen overslaat. Verdachte gaat wat dat betreft van stap één naar stap vier, aldus dr. Bullens. Verdachte heeft tegenover dr. Bullens verklaard dit ook te zullen blijven doen, hetgeen zeer gevaarlijk is. Hij leeft volgens dr. Bullens in de veronderstelling dat hij met een onbekende al snel tot intieme seksuele handelingen kan overgaan indien hij daar
zelfbehoefte aan heeft. Zijn eigen behoeften hebben prioriteit en de behoeften van de ander zijn volstrekt onbelangrijk. Dr. Bullens heeft desgevraagd voorts verklaard hij verdachte niet geheel ontoerekeningsvatbaar acht, omdat verdachte in staat is geweest om zijn eigen keuzes te maken. Zo heeft verdachte er bijvoorbeeld voor gekozen om een hoger afgelegen plekje te zoeken.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet geheel ontoerekeningsvatbaar is. Hoewel de deskundigen een niet geheel eenduidige psychiatrische stoornis vaststellen is de rechtbank met hen van oordeel dat verdachte de hem verweten feiten in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De verdachte is daarmee strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en voorts dat aan verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit, indien het tot een strafoplegging komt, om de gevangenisstraf niet langer te laten voortduren dan de duur die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft raadsman bepleit om geen terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen, zonder dat alternatieven in voldoende mate zijn onderzocht of overwogen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft geprobeerd een jonge vrouw te verkrachten en heeft haar ook aangerand. Toen zij tijdens het hardlopen onder een viaduct voor de regen schuilde, werd zij daar aangesproken door verdachte die haar zijn blote penis toonde en haar meetrok naar een plek waar niemand hen kon zien. Daar heeft hij haar, terwijl ze op de grond lag en hij op haar zat, betast en getongzoend en met geweld haar mond dichtgehouden zodat ze niet zou gaan schreeuwen. Vervolgens heeft hij haar meegenomen naar een nog meer afgelegen plek waar zij hem heeft afgetrokken om zo te voorkomen dat hij haar zou verkrachten. Daarna dwong hij haar met hem terug te lopen naar de weg waar zij uiteindelijk kans zag hulp in te roepen en aan hem te ontkomen. Dit zijn zeer ernstige feiten. Verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft alleen maar oog gehad voor zijn eigen seksuele behoeften en gevoelens. Hij heeft haar letsel en pijn toegebracht en veel angst aangejaagd. Sindsdien kampt zij met lichamelijke en psychische problemen, waarvoor zij hulp heeft moeten zoeken en waarvoor zij nog steeds onder behandeling is, zoals ook is gebleken uit haar slachtofferverklaring ter terechtzitting.
Documentatie
De rechtbank betrekt bij de strafmaat dat verdachte blijkens zijn strafblad van 2 augustus 2016, in 2009 is veroordeeld voor een zedendelict (schennis van de eerbaarheid).
Persoon van verdachte
Hiervoor (in paragraaf 5.3) heeft de rechtbank al de resultaten van het psychiatrische en psychologische onderzoek weergegeven zoals die blijken uit de rapportages van de psychiater Van Hoecke en de psycholoog Bullens. De psychiater merkt in zijn rapportage ten aanzien van de vraag welke straf of maatregel moet worden opgelegd - mede gezien het recidive risico - het volgende op. De levensstijl van verdachte is erg solistisch, waardoor hij niet wordt bijgestuurd. Op het moment dat verdachte probeert om zijn isolement te doorbreken is hij geenszins vertrouwd met de gangbare sociale normen. Verdachte heeft een langdurige strakke externe structuur nodig, om de beperkingen van zijn verstandelijke vermogens te compenseren. De deskundige adviseert om aan verdachte een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen, zodat het recidiverisico voldoende kan worden ingeperkt. Door zijn beperkte leervermogen kan van verdachte niet verwacht worden dat hij oorzaak en gevolg van zijn acties consequent met elkaar in verband kan brengen, waardoor een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet mogelijk is.
De psycholoog rapporteert dienaangaande het volgende. Zonder behandeling is er sprake van een hoog recidive risico. Door zijn rigide cognities en beperkte intellectuele capaciteiten is verdachte moeilijk beïnvloedbaar. Dit tezamen met het hoge recidiverisico voor zedendelicten, de beperkte zelfredzaamheid en motivatie voor behandeling, maakt dat behandeling in een verplicht en intensief kader wordt geadviseerd. Verdachte wordt niet in staat geacht om informatie vanuit behandeling te generaliseren en toe te passen op zijn dagelijks leven, zodat aan verdachte geen voorwaarden kunnen worden gesteld. De deskundige adviseert om aan verdachte een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. De psycholoog heeft ter zitting hieraan nog toegevoegd dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet haalbaar is, omdat verdachte geen probleembesef heeft en zich niet aan de voorwaarden zal kunnen houden.
De rechtbank merkt tenslotte in dit kader op dat verdachte ter zitting heeft uitgesproken dat hij geen behandelbehoefte heeft. Daaruit leidt de rechtbank af dat hij niet zal instemmen met eventuele voorwaarden in het kader van een TBS met voorwaarden.
De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het advies van Reclassering Nederland d.d. 12 januari 2017, waarin wordt aangesloten bij de bevindingen van genoemde deskundigen.
Straf en maatregel
Gelet op de aard van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dat is begaan en de inhoud van de rapportages van de deskundigen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte onmiskenbaar een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en dat behandeling noodzakelijk en vereist is om herhaling van de feiten te voorkomen. De rechtbank acht het onverantwoord om verdachte zonder behandeling in de maatschappij te laten terugkeren en ziet geen andere mogelijkheid dan om de terbeschikkingstelling van verdachte te gelasten en daarbij te bepalen dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd, nu de door verdachte begane feiten misdrijven betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de oplegging van deze maatregel eist.
Omdat de TBS-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, is sprake van ongemaximeerde TBS als bedoeld in artikel 38e Sr en kan de totale duur van de op te leggen maatregel om die reden een periode van vier jaar te boven gaan.
De verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte betekent dat zijn strafbaarheid niet geheel is uitgesloten. Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte, naast voornoemde maatregel, ook een gevangenisstraf dient te worden opgelegd. De rechtbank zal evenwel, gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en de op te leggen TBS-maatregel, een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 5.789,74 (€ 3.500,- immateriële schade en € 2.289,74,- aan proceskosten, bestaande uit € 2.244,55 advocaatkosten en € 45,19 kosten opvragen medische informatie).
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schade te matigen. Ten aanzien van de vergoeding van de proceskosten heeft de raadsman verzocht om aansluiting te zoeken bij het liquidatietarief.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op de immateriële schade, voor een bedrag van € 3.000,-, als vergoeding ter zake van immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 3.000,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 31 juli 2016 is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
De benadeelde partij heeft daarnaast vergoeding van proceskosten ten bedrage van
€ 2.289,74 gevorderd.
De rechtbank acht in beginsel de proceskosten voor toewijzing vatbaar waarbij de rechtbank bij gebreke aan een nadere toelichting op deze kosten aansluiting zoekt bij het in Nederlandse civiele procedures voor kosten van rechtsbijstand gebruikelijke liquidatietarief voor kantonzaken. De rechtbank gaat uit van werkzaamheden waarbij een bedrag van 2 maal 384,- euro is gemoeid. Derhalve zullen de advocaatkosten worden begroot op € 768,-. Voorts zal de rechtbank de kosten toewijzen voor het opvragen van de medische informatie, te weten € 45,19. In totaal komt daarmee in aanmerking een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand tot een bedrag van € 813,19. De rechtbank zal dat bedrag toekennen en het verzoek voor het overige afwijzen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op € 813,19, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor de bewezenverklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door deze feiten is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 3000,- vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 december 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] .

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 genummerd voorwerp zal worden onttrokken aan het verkeer.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het inbeslaggenomen voorwerp.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genummerd voorwerp, te weten een stanleymes, onttrekken aan het verkeer aangezien dit de verdachte toebehorende voorwerp bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten is aangetroffen, terwijl het voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 24c, 36b, 36d, 36f, 37a, 37b, 45, 57, 242, 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de onder een en twee alternatief/cumulatief tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot verkrachting;
en
feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
bepaalt dat de terbeschikkingstelling is opgelegd voor misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] , een bedrag van € 3.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 31 juli 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 813,19 en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af de vordering voor het overige;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 3.000,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genummerd voorwerp, te weten: 1.00 STK mes (stanleymes), kleur oranje.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. Bouman, voorzitter,
mr. A.P. Sno, rechter,
mr. E.C. Kole, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. V.A. Paul, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 april 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016213624, van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 138) en een relaas proces-verbaal Forensisch Technisch Onderzoek met bijlagen.
2.Verhoor van verdachte ter terechtzitting van 12 april 2017.
3.Proces-verbaal van aangifte, blz. 33-39.
4.Een ander geschrift, te weten een medische verklaring van D. Dusabe, waarnemend huisarts,
5.Een ander geschrift, te weten een verklaring van H. Kersbergen van de Heerik, Fysioplein, d.d. 28 maart 2017.
6.Een ander geschrift, te weten een verklaring van psycholoog M. Krottje, d.d. 15 februari 2017.
7.Proces-verbaal van verhoor [getuige] , blz. 47-49.
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 72-73.
9.Verklaring verdachte ter terechtzitting op 12 april 2017.