ECLI:NL:RBDHA:2017:4313

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
25 april 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 7179
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardige verklaringen over gedwongen rekrutering door sjiitische militie

In deze zaak heeft eiseres, een Iraakse vrouw, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarin haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel werd afgewezen. Eiseres heeft op 13 januari 2016 asiel aangevraagd, waarbij zij stelde dat haar echtgenoot en zoon door de sjiitische militie Asaib Ahl al-Haq (AAH) gedwongen werden om zich bij hen aan te sluiten. De rechtbank heeft op 25 april 2017 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij het onderzoek ter zitting op 20 april 2017 heeft plaatsgevonden.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiseres over de gedwongen rekrutering niet geloofwaardig waren. De staatssecretaris had in zijn besluit terecht opgemerkt dat er geen bewijs was dat AAH op de door eiseres beschreven wijze rekruteerde. De rechtbank verwees naar verschillende bronnen die bevestigden dat AAH rekruteert via traditionele propaganda en dat er geen gedwongen rekrutering plaatsvond. Eiseres had ook onvoldoende bewijs geleverd voor haar stellingen over de ontvoering van haar echtgenoot en dochter, en de beschieting van hun woning. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt had gesteld dat de asielaanvraag ongegrond was.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 17/7179
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 25 april 2017 in de zaak tussen

[naam], eiseres,

gemachtigde mr. M.M. Volwerk,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde mr. V.A.M.W. ‘t Hoen.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 28 maart 2017 (het bestreden besluit).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig G. Ahmed, tolk in de Arabische taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Iraakse nationaliteit. Op 13 januari 2016 heeft zij een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Op 15 november 2015 is de echtgenoot van eiseres aan de deur van hun woning benaderd door leden van de sjiitische militie Asaib Ahl al-Haq (hierna: AAH). Zij wilden dat de echtgenoot en zoon van eiseres zich bij hen aan zouden sluiten om met hen mee te vechten. De echtgenoot van eiseres heeft geweigerd, waarna de militieleden uiteindelijk weer zijn vertrokken. Op 16 november 2015 was eiseres met haar zoon en kinderen onderweg naar de kliniek omdat zij naar de gynaecoloog moest. Bij de parkeerplaats van de kliniek werd de auto gecontroleerd en werd er een kleefbom aangetroffen. Deze is door de politie verwijderd en de echtgenoot en zoon van eiseres zijn naar het politiebureau gegaan om aangifte te doen, waarna het gezin weer naar huis is gegaan. Dezelfde avond is de echtgenoot van eiseres telefonisch bedreigd door AAH, waarna het gezin hun huis heeft verlaten. Zij hebben een maand bij de schoonzus van eiseres verbleven. In deze periode heeft de echtgenoot van eiseres van een kennis gehoord dat hun woning is beschoten. In december 2015 is het gezin naar Turkije vertrokken. Onderweg vond er een explosie of beschieting plaats, waarbij eiseres, haar zoon en twee jongste dochters gescheiden zijn geraakt van haar echtgenoot en oudste dochter. Sindsdien is het contact verbroken. In april 2016 heeft eiseres van haar schoonzus gehoord dat haar echtgenoot en oudste dochter zijn ontvoerd en heeft zij foto’s ontvangen waarop te zien is dat haar dochter is mishandeld.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. De verklaringen van eiseres over de gedwongen rekrutering van haar echtgenoot en zoon door AAH acht verweerder niet geloofwaardig. Nu eiseres een proces-verbaal van de Iraakse politie heeft overgelegd, acht verweerder het incident met de kleefbom geloofwaardig. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat AAH hier achter zat, nu de verklaringen over de gedwongen rekrutering niet geloofwaardig zijn. Vervolgens acht verweerder geloofwaardig dat het gezin tijdens de reis een explosie of beschieting heeft meegemaakt. Dat de echtgenoot en dochter van eiseres zouden zijn ontvoerd, acht verweerder echter niet geloofwaardig. Hetzelfde geldt voor de beschieting van de woning van het gezin.
4. Op wat eiseres daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Aan zijn standpunt dat de verklaringen van eiseres over de gedwongen rekrutering van de echtgenoot en zoon ongeloofwaardig zijn, heeft verweerder het volgende ten grondslag gelegd. Uit algemene bronnen blijkt niet dat AAH rekruteert op de wijze waarop eiseres stelt dat haar echtgenoot en zoon gerekruteerd werden. Verweerder verwijst daarbij naar het rapport ‘Asaib Ahl al-Haq’ van het Counter extremism project, waaruit volgt dat AAH rekruteert middels traditionele propaganda, een uitgebreid religieus systeem gericht op het indoctrineren en werven van leden, en middels religieus activisme en onderwijs. De verklaringen van eiseres dat leden van de militie bij hen aan de deur kwamen, zijn hiermee in strijd. Reeds daarom acht verweerder de verklaringen ongeloofwaardig. Daarnaast stelt verweerder vast dat uit openbare bronnen (onder meer het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Irak van november 2016 (hierna: ambtsbericht)) blijkt dat AAH zich heeft aangesloten bij de Popular Mobilisation Forces (PMF) en dat er bij deze groeperingen geen sprake is van gedwongen rekrutering, omdat mannen zich vrijwillig aansluiten. Voorts wekt het bevreemding dat een sjiitische militie soennieten, in dit geval de echtgenoot en zoon van eiseres, zou rekruteren. Ook valt niet in te zien dat de militieleden na de weigering van de echtgenoot weer zijn vertrokken, zonder enige voorwaarde op te leggen of een termijn te stellen. Tot slot heeft verweerder overwogen dat niet valt in te zien dat de echtgenoot en zoon van eiser geen melding hebben gemaakt van de bedreigingen door de militie bij de politie toen zij daar waren om aangifte te doen van het incident met de kleefbom.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich met de hiervoor weergegeven motivering niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres over de gedwongen rekrutering van haar echtgenoot en zoon niet geloofwaardig zijn. Dat het asielrelaas van eiseres consistent is, zowel intern als met dat van haar zoon, is onvoldoende om te concluderen dat het relaas op dit punt geloofwaardig is.
7. De informatie waar eiseres naar verwijst, te weten een e-mailbericht van Francesco Motta van UNHCR aan Vluchtelingenwerk van 14 april 2016, heeft betrekking op een andere situatie, namelijk die van ontheemde soennitische gezinnen uit de provincie Anbar, zodat dit niet tot een ander oordeel kan leiden. De stelling van eiseres dat zij niet uitsluit dat de militie een andere reden had voor de rekrutering, kan evenmin tot een ander oordeel leiden. Dat de militie de familie wilde verdrijven vanwege haar afwijkende levensstijl, is slechts een aanname die niet nader is onderbouwd.
8. Aan eiseres kan worden toegegeven dat verweerder in het bestreden besluit niet is ingegaan op haar betoog dat haar echtgenoot en zoon uit angst voor de militie niet aan de politie hebben verteld dat zij door AAH werden bedreigd. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit motiveringsgebrek echter niet afdoen aan de overige, onder rechtsoverweging 5 genoemde, argumenten om de gedwongen rekrutering niet geloofwaardig te achten.
9. Vervolgens overweegt de rechtbank dat de gestelde gedwongen rekrutering en de gestelde telefonische bedreiging door AAH blijkens de verklaringen van eiseres onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Reeds daarom heeft verweerder de telefonische bedreiging niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Bovendien kan eiseres weinig verklaren over het dreigtelefoontje.
10. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar echtgenoot en dochter ontvoerd zijn, nu zij haar verklaringen hieromtrent onvoldoende heeft onderbouwd. De informatie is afkomstig uit een niet objectief verifieerbare bron, te weten de schoonzus van eiseres. Daarnaast heeft eiseres hierover erg weinig informatie verschaft. Zo weet zij niet waarom haar echtgenoot en dochter zijn ontvoerd en heeft zij niets verklaard over eventuele voorwaarden of eisen die door de ontvoerders zijn gesteld. Daargelaten of uit de in beroep overgelegde foto’s kan worden opgemaakt dat het inderdaad de dochter van eiseres betreft, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de foto’s niet blijkt dat zij is gemarteld.
10. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiseres over de beschieting van haar woning ongeloofwaardig zijn. Verweerder heeft terecht overwogen dat niet valt in te zien waarom eiseres dit pas bij correcties en aanvullingen en niet tijdens het nader gehoor naar voren heeft gebracht. Bovendien zijn ook deze verklaringen niet nader onderbouwd en afkomstig van een niet objectief verifieerbare bron, te weten een kennis van de echtgenoot van eiseres.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden aan partijen op: