ECLI:NL:RBDHA:2017:4311

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
25 april 2017
Zaaknummer
AWB 17/7539
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en gefinancierde rechtsbijstand in Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat er systematische tekortkomingen waren in de Duitse asielprocedure, met name met betrekking tot het recht op gefinancierde rechtsbijstand, dat afhankelijk zou zijn van de kansrijkheid van de zaak. Eiser verwees naar het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie en de Procedurerichtlijn, en betoogde dat het Duitse systeem in strijd was met deze regelgeving.

De rechtbank overwoog dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat de beoordeling van de kansrijkheid van de aanvraag door een onafhankelijke rechter in Duitsland geschiedt. De rechtbank concludeerde dat het Duitse systeem in overeenstemming is met de Procedurerichtlijn en dat er geen strijd is met artikel 47 van het Handvest. Bovendien werd vastgesteld dat er geen bewijs was dat de kwaliteit van tolken systematisch tot gebrekkige besluitvorming leidde.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/7539
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 20 april 2017 in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
gemachtigde: mr. J.J.J. Jansen,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen.

Procesverloop

Bij besluit van 6 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak met nummer AWB 17/7540, plaatsgevonden op 20 april 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. De rechtbank overweegt het volgende.
2. Niet in geschil is dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag.
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om zijn asielaanvraag aan zich te trekken. Volgens eiser is sprake van systematische tekortkomingen in de Duitse asielprocedure omdat het recht op gefinancierde rechtsbijstand afhankelijk is gesteld van de kansrijkheid van de zaak. Dit is volgens eiser in strijd met artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Daarnaast wordt geen eisen gesteld aan het niveau van tolken. Ter onderbouwing verwijst eiser naar het ‘Memorandum für faire und sorgfältige Asylverfahren in Deutschland’ van
Amnesty Internationalvan november 2016 en naar rapporten van
AIDAvan januari 2015.
4. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stellingen. Zoals eiser zelf al erkent, is in artikel 20, derde lid, van de Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn) neergelegd dat de lidstaten kunnen bepalen dat kosteloze rechtsbijstand en vertegenwoordiging niet wordt aangeboden wanneer het beroep van een verzoeker volgens een rechterlijke instantie of een andere bevoegde autoriteit geen reële kans van slagen heeft. Wanneer een dergelijke beslissing wordt genomen door een andere autoriteit dan een rechterlijke instantie, moeten de lidstaten er volgens dit artikellid voor zorgen dat die beslissing bij een rechterlijke instantie kan worden aangevochten. Zoals blijkt uit de door eiser overgelegde bronnen, geschiedt de beoordeling van de kansrijkheid zoals hier bedoeld in Duitsland door de onafhankelijke rechter. Aldus acht de rechtbank het door Duitsland gehanteerde systeem in overeenstemming met de Procedurerichtlijn.
5. In punt 60 van de considerans van de Procedurerichtlijn is uitdrukkelijk opgenomen dat bij de totstandkoming van de bepalingen van die richtlijn het Handvest in acht is genomen. Aldus acht de rechtbank de Procedurerichtlijn een uitwerking van het bepaalde in het Handvest. Nu het Duitse systeem in overeenstemming is met het bepaalde in de Procedurerichtlijn, kan geen sprake zijn van strijd met artikel 47 van het Handvest.
6. Voor zover eiser erop wijst dat geen eisen zouden worden gesteld aan de kwaliteit van tolken, volstaat de rechtbank met de vaststelling dat uit de door eiser aangehaalde bronnen niet blijkt dat dit systematisch tot gebrekkige besluitvorming leidt.
7. Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk dat door overdracht van eiser naar Duitsland een situatie zou ontstaan die strijdig is met artikel 4 van het Handvest. Verweerder heeft dan ook terecht geen aanleiding gezien om eisers asielaanvraag aan zich te trekken.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, op 20 april 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.