ECLI:NL:RBDHA:2017:4237
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 april 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser, een Russische nationaliteit bezittende man, had op 27 januari 2017 een aanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op 9 februari 2017 buiten behandeling gesteld. De reden hiervoor was dat eiser met onbekende bestemming was vertrokken, waardoor de bekendmaking van het besluit op een andere wijze moest plaatsvinden. Eiser heeft op 23 maart 2017 beroep ingesteld, maar de rechtbank moest beoordelen of dit beroep ontvankelijk was, gezien de termijnoverschrijding van de indiening.
De rechtbank overwoog dat de bekendmaking van het besluit op 9 februari 2017 op juiste wijze had plaatsgevonden door het besluit ter inzage op te hangen in de centrale hal van het Justitieel Complex Schiphol, aangezien eiser geen gemachtigde had opgegeven en met onbekende bestemming was vertrokken. De termijn voor het indienen van beroep was een week, en deze begon op de dag na de bekendmaking. Eiser betoogde dat hij niet te laat was en dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat hij pas op 23 maart 2017 het besluit had ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat het aan eiser was om bereikbaar te blijven en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.