ECLI:NL:RBDHA:2017:4164
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2017 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. L.J. Blijdorp en mr. L.J.T. van Es, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het bestreden besluit, genomen op 27 maart 2017, hield in dat de asielaanvraag van de eiser niet in behandeling werd genomen, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat Italië verantwoordelijk was voor de asielaanvraag van de eiser.
De rechtbank overwoog dat uit Eurodac bleek dat er een treffer was op 23 december 2016, wat aantoont dat de eiser eerder een asielverzoek in Italië had ingediend. De enkele stelling van de eiser dat hij geen asielverzoek in Italië had ingediend, werd door de rechtbank als onvoldoende bewijs beschouwd. Bovendien had Italië ingestemd met de terugname van de eiser op basis van de Dublinverordening.
De rechtbank ging verder in op de vraag of de staatssecretaris de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken. De rechtbank concludeerde dat, gezien het interstatelijk vertrouwensbeginsel, de staatssecretaris ervan uit mocht gaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. De eiser had niet aangetoond dat dit niet het geval was. De rechtbank verwees ook naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigden dat de situatie in Italië niet zodanig was dat overdracht aan dat land in strijd zou zijn met de Europese mensenrechten.