ECLI:NL:RBDHA:2017:4163

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
21 april 2017
Zaaknummer
17/6818
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwen in Dublin-verordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2017 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die niet in behandeling is genomen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, die bepaalt dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser via Italië het grondgebied van de lidstaten is ingereisd. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om overdracht aan Italië te voorkomen.

Tijdens de zitting op 13 april 2017 is het beroep behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, wat betekent dat verweerder ervan uit mag gaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft niet aangetoond dat Italië niet aan deze verplichtingen voldoet.

De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat de situatie in Italië niet zodanig is dat overdracht aan dat land in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Eiser heeft geen bewijs geleverd voor zijn stelling dat er systeemfouten zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Italië. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 17/6818
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 13 april 2017 in de zaak tussen

[naam], eiser

gemachtigde: mr. J. de Jong,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. L.J.T. van Es.

Procesverloop

Bij besluit van 28 maart 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Italië daarvoor verantwoordelijk wordt geacht.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft hij een voorlopige voorziening gevraagd ter voorkoming van overdracht aan Italië hangende het beroep.
Het beroep is ter zitting behandeld op 13 april 2017, tegelijk met het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer AWB 17/6819. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. De rechtbank overweegt het volgende.
2. Niet in geschil is dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser omdat eiser via Italië het grondgebied van de lidstaten is ingereisd.
3. In geschil is of verweerder op grond van artikel 17 van de Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) de asielaanvraag van eiser aan zich had moeten trekken.
4. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat Italië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat Italië dat niet doet. Eiser is hier niet in geslaagd.
5. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft bij uitspraken van 10 augustus 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2278) en, laatstelijk nog, 16 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:73) geoordeeld dat de situatie in Italië niet zodanig is dat overdracht aan dat land zonder meer leidt tot een met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Eiser heeft niets ingebracht ter ondersteuning van zijn stelling dat sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en opvangvoorzieningen.
6. Ook uit het persoonlijke relaas van eiser is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken dat dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser heeft enkel van horen zeggen dat de situatie in Italië niet zo best is voor asielzoekers. Eiser heeft echter wel opvang gekregen in Italië en te horen gekregen dat hij twee of drie dagen na aankomst zijn asielaanvraag kon indienen. Eiser is echter voor die tijd uit de opvang vertrokken en doorgereisd naar Nederland omdat zijn zus hier verblijft en Nederland beter voor hem zou zijn.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier, op 13 april 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.