ECLI:NL:RBDHA:2017:4115

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2017
Publicatiedatum
21 april 2017
Zaaknummer
09/797225-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in het uitgaansleven met meerdere betrokkenen

Op 21 april 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging. De zaak vond zijn oorsprong in een vechtpartij die plaatsvond op 17 januari 2016 in een discotheek in Katwijk. Tijdens deze vechtpartij raakten de aangevers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gewond. De verdachte, geboren in 1989, werd samen met twee medeverdachten beschuldigd van het openlijk in vereniging plegen van geweld. De rechtbank hield rekening met het feit dat de aangevers ook een rol speelden in het escaleren van het geweld. De officier van justitie eiste een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte op basis van het ontbreken van openlijkheid en een beroep deed op noodweer.

De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging en oordeelde dat het geweld openlijk was gepleegd, ondanks het deurbeleid van de discotheek. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte opzet had op de geweldshandelingen en dat hij openlijk in vereniging geweld had gepleegd tegen [slachtoffer 2].

De rechtbank legde de verdachte een geldboete op van 450 euro, subsidiair 9 dagen hechtenis, en verklaarde de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken voor het geweld tegen hem. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van de zaak, waaronder het aandeel van de aangevers in de escalatie van het geweld, aanleiding gaven om toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/797225-16
Datum uitspraak: 21 april 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 15 december 2016 (regie-zitting) en 7 april 2017 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Sannes en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.N. Hoek, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 januari 2016 te Katwijk met een ander of anderen, op of aan een openbare plaats, te weten discotheek [bedrijf] gevestigd aan de [adres 2] , in elk geval op of aan een openbare plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer personen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] - door één of meerdere ma(a)l(en) tegen/op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te slaan en/of te duwen;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op 17 januari 2016 vond er een vechtpartij in discotheek [bedrijf] , gevestigd aan de [adres 2] , in Katwijk plaats, waarbij aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] beiden een zwelling bij het oog hebben opgelopen. [2] Verdachte wordt ervan verdacht dat hij samen met twee medeverdachten betrokken is geweest bij de vechtpartij. Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit, wegens het ontbreken van het bestanddeel openlijk. Subsidiair heeft de raadsman een beroep gedaan op noodweer, noodweerexces, dan wel putatief noodweer.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Bewijsmiddelen
Verklaringen
Uit meerdere getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte (hierna ook: [verdachte] ) afgelegd ter terechtzitting van 7 april 2017 komt naar voren dat hij samen met [medeverdachte 1] in de discotheek [bedrijf] aan het dollen was, waardoor zij tegen overige in het café aanwezige personen stootten.
Door aangever [slachtoffer 2] is als volgt verklaard. [medeverdachte 1] en [verdachte] werden op hun gedrag aangesproken door [betrokkene] , waarbij [betrokkene] één van de twee personen op de schouders tikte. [betrokkene] werd door deze persoon weggeduwd. De persoon die op zijn schouder werd getikt door [betrokkene] kwam met een andere persoon op [slachtoffer 2] aflopen en [slachtoffer 2] zag en voelde dat hij op zijn linkeroog werd geslagen. Er kwamen vervolgens twee personen op [slachtoffer 2] af, maar [slachtoffer 1] sprong ertussen, waardoor [slachtoffer 1] meerdere klappen kreeg. [slachtoffer 2] hoorde van [slachtoffer 1] dat [medeverdachte 1] degene was die hem had geslagen. [slachtoffer 2] heeft op de Facebookaccount van [medeverdachte 1] gekeken en herkende hem als de persoon die hem geslagen had. [3]
Aangever [slachtoffer 1] heeft als volgt verklaard. Hij zag dat de persoon die hij kent als [medeverdachte 1] steeds dichter bij [slachtoffer 2] in de buurt kwam en dat [slachtoffer 2] door [medeverdachte 1] met kracht op zijn rechteroog werd geslagen. Hierna ontstond er commotie, waarop [slachtoffer 1] probeerde om beide partijen uit elkaar te halen. Hij zag en voelde dat zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] hem in het gezicht sloegen. Hij weet niet meer wie eerst sloeg. [4]
Camerabeelden
Van de vechtpartij zijn camerabeelden. Deze camerabeelden zijn door een verbalisant beschreven met daarbij stills van de camerabeelden. Op deze stills zijn verschillende personen geduid met verschillende kleuren pijlen. [5] Uit diverse getuigenverklaringen en de verklaringen van verdachten blijkt dat onder meer de volgende personen te zien zijn op de camerabeelden:
  • [verdachte] , aangeduid met de blauwe pijl;
  • [medeverdachte 1] , aangeduid met de groene pijl;
  • [medeverdachte 2] , aangeduid met de rode pijl;
  • [slachtoffer 1] , aangeduid met de roze pijl;
  • [slachtoffer 2] , aangeduid met de paarse pijl;
  • [betrokkene] , aangeduid met de zwarte pijl.
Eigen waarneming rechtbank
Ter terechtzitting van 7 april 2017 zijn de camerabeelden bekeken. De rechtbank heeft op de beelden – die beginnen op het tijdstip 02:55:55 – waargenomen dat de persoon met de witte trui, [medeverdachte 1] (de persoon aangeduid met de groene pijl), en de persoon met de donkere/zwarte trui, [verdachte] (de persoon aangeduid met de blauwe pijl), aan het dollen/stoeien zijn in het café waarbij zij tegen meerdere mensen stoten. Vervolgens worden zij aangesproken door [betrokkene] (persoon aangeduid met de zwarte pijl). Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 1] en [verdachte] beginnen met duwen tegen de andere personen. Vervolgens ontstaat er duw- en trekwerk, waarbij [medeverdachte 1] bij zijn nek wordt gegrepen. Hierna is te zien dat [verdachte] , [slachtoffer 2] (de persoon aangeduid met de paarse pijl) in het gezicht duwt. [slachtoffer 2] gooit daarna een voorwerp gelijkend op een flesje bier in de richting van [verdachte] . Omstreeks 02:57:00 komt [medeverdachte 2] (de persoon aangeduid met de rode pijl) in beeld. Te zien is dat hij probeert om [medeverdachte 1] uit de situatie weg te halen. Omstreeks 02:57:23 wordt [medeverdachte 2] , vanuit het niets door een persoon van achteren op zijn hoofd geslagen. Hierna duwt [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] opzij en begint personen te slaan. Hij slaat op dat moment [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Ook [medeverdachte 2] begint op dat moment te slaan en richt zich op [slachtoffer 1] . Daarnaast is ook [verdachte] willekeurig om zich heen aan het slaan.
Ter terechtzitting van 7 april 2017 heeft [verdachte] verklaard dat hij op de beelden ziet dat hij met zijn hand een duwende beweging maakt tegen het gezicht van een persoon. Hij deed dit om ruimte te creëren, omdat zijn broertje [medeverdachte 1] bij de nek werd gegrepen. [7]
Openlijk
De raadsman heeft aangevoerd dat geen sprake kan zijn van openlijk geweld, omdat het niet ‘openlijk’, maar op een besloten niet voor een publiek toegankelijke plaats heeft plaatsgevonden. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het café een deurbeleid heeft en deze naleeft.
Van openlijke geweldpleging is sprake bij geweld dat zich door onverholen, niet-heimelijk bedreven daden heeft geopenbaard, zodat daardoor de openbare orde is aangerand, zonder dat evenwel is vereist dat ten tijde en ter plaatse van het plegen van het geweld publiek aanwezig was of dat en toen en daar feitelijk vrije toegang en zicht op wat er gebeurde bestond (HR 13 juni 2006, LJN AW3560, NJ 2006/345). Openlijk moet aldus zeer ruim worden opgevat; het gaat om geweldpleging die voor derden zichtbaar had kunnen zijn, terwijl niet nodig is dat die derden zonder enige belemmering op de plaats waar de geweldpleging plaatsvond aanwezig konden zijn.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman. In casu is voldaan aan het bestanddeel openlijk. Dat niet iedereen het café mocht betreden, omdat er een deurbeleid was en dat na 02:00 uur helemaal geen nieuwe bezoekers meer het café in mochten, doet niets af aan dat oordeel. Aan het openlijke karakter van de geweldpleging als bedoeld in art. 141 Sr worden dus niet zo vergaande eisen gesteld als verdachtes raadsman in genoemd verweer heeft gedaan.
Voldoende significante of wezenlijke bijdrage
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] (verdachte) en [medeverdachte 1] aan het dollen/stoeien waren en daarbij tegen andere personen zijn aangestoten. Toen verdachte en [medeverdachte 1] daarop werden aangesproken, begonnen zij te duwen. Daarna is er over en weer geduwd en getrokken, waarna verdachte zijn hand in het gezicht van [slachtoffer 2] heeft geduwd. Op een later moment werd [medeverdachte 2] op zijn achterhoofd geslagen. [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 2] opzij geduwd, waarna hij beide aangevers heeft geslagen. Verdachte heeft op dat moment ook om zich heen geslagen en ook [medeverdachte 2] heeft zich op [slachtoffer 1] gericht en hem geslagen. Verdachte is dus de confrontatie aangegaan en is meegaan in de aanvalsgolf. Hij heeft meerdere geweldshandelingen verricht.
Geweldshandeling verdachte
De rechtbank concludeert op basis van alle vorenstaande bewijsmiddelen dat verdachte [slachtoffer 2] tegen het hoofd heeft geduwd. De rechtbank heeft op de beelden niet kunnen waarnemen dat verdachte [slachtoffer 2] ook heeft geslagen of dat hij geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] .
Conclusie
Op grond van het vorenstaande staat voor de rechtbank vast dat verdachte opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging tegen een persoon, te weten [slachtoffer 2] .
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart - ten aanzien van verdachte - bewezen dat:
hij op 17 januari 2016 te Katwijk met anderen, op een openbare plaats, te weten discotheek [bedrijf] gevestigd aan de [adres 2] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] door tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] te duwen;

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Noodweer
Door de verdediging is aangevoerd dat sprake was van noodweer. Uit de hiervoor beschreven beelden volgt, anders dan de verdediging heeft betoogd, dat [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn begonnen met de geweldshandelingen. Nadat zij waren aangesproken op hun gedrag – het dollen/stoeien waarbij ze tegen anderen opbotsten – hebben zij die personen geduwd. Dit heeft een tegenreactie uitgelokt, waarbij het geweld over en weer steeds verder escaleerde. Naar de uiterlijke verschijningsvormen moeten de gedragingen van verdachte naar de kern genomen steeds gezien worden als aanvallend en niet als verdedigend. Onder deze omstandigheden komt verdachte geen beroep op noodweer toe.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Noodweerexces
Het beroep van verdachte op noodweerexces kan vanwege het ontbreken van een noodweersituatie evenmin slagen.
Putatief noodweer
Door de verdediging is voorts aangevoerd dat sprake was van putatief noodweer. De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor de stelling van verdachte dat hij abusievelijke in de veronderstelling leefde zich te moeten verdedigen dan wel zich te mogen verdedigen tegen een aanval door aangevers.
Zowel aangevers als getuigen hebben verklaard dat verdachten de agressors waren. Dit wordt ook bevestigd door de camerabeelden. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die het gevoel van verdachte zouden kunnen rechtvaardigen. Het beroep op putatief noodweer wordt dan ook verworpen
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een geldboete van 450 euro, subsidiair 9 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft bij het bepalen van zijn strafeis de richtlijnen voor een mishandeling als uitgangspunt genomen. De officier van justitie ziet, gelet op het aandeel van aangevers, een reden om af te wijken van de richtlijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat in de opsporings- of vervolgingsfase onderzocht had kunnen worden of mediation een kans van slagen zou kunnen hebben. Verder heeft hij aangevoerd dat verdachte niet eerder in aanraking met politie en justitie is geweest en dat een strafblad gevolgen, voor onder meer een carrière, kan hebben.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden beslissing is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De rechtbank stelt voorop dat openlijke geweld in het uitgaansleven, zoals hier aan de orde, een ernstig feit is, nu dit een inbreuk maakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Dit soort feiten versterkt bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid, bij omstanders en in de samenleving. Evenwel houdt de rechtbank rekening met het feit dat aangevers zich ook niet onbetuigd hebben gelaten. Aangevers hebben een belangrijke bijdrage gehad aan het escaleren van het geweld. Beide kampen kozen steeds voor een grotere mate van geweld in reactie op elkaars handelen, waardoor een duw snel resulteerde in een vechtpartij. Eén van de aangevers heeft zelfs een flesje in de richting van [verdachte] gegooid en, zo lijkt, heeft hem daarbij geraakt. Hoewel verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig feit is de rechtbank, met name gelet op het eigen aandeel van aangevers en het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, van oordeel dat toepassing dient te worden gegeven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

7.De vordering van de benadeelde partij / De schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 352,-, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Hij heeft aangevoerd dat hij als gevolg van het opgelopen letsel enkele dagen vrij heeft moeten nemen van zijn werk en aldus inkomsten heeft gedorven.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij, gelet op het eigen aandeel van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van [slachtoffer 1] af te wijzen, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering niet-ontvankelijk verklaren, nu verdachte is vrijgesproken voor het plegen van geweld tegen [slachtoffer 1] .
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.Het toepasselijke wetsartikel

De beslissing is gegrond op artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals dit gold ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat aan verdachte
geen straf of maatregelwordt opgelegd;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering is en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door de verdachte in verband met deze vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.M. Drok, voorzitter,
mr. C. Fetter, rechter,
mr. D.E. Alink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Koolen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 april 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2016170553, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden - Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 56).
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 5-6 en proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 10-11.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 5-6.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 5.
5.Proces-verbaal van bevindingen van uitkijken camerabeelden, p. 30-34.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] op 8 februari 2017, opgemaakt en ondertekend door de rechter‑commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, nr. 15-16; proces-verbaal van bevindingen, p. 37; verklaring van verdachte [medeverdachte 1] , p. 48; verklaring van verdachte [medeverdachte 2] , p. 54; verklaring van verdachte ter zitting van 7 april 2017.
7.Verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 7 april 2017.