Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 april 2017 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
(…)
(…).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een erkenning van haar beroepskwalificaties als psychotherapeut aanvroeg, en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als verweerder. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend die op 1 juni 2016 door verweerder was afgewezen, omdat zij volgens verweerder niet voldeed aan de opleidingsvereisten. Verweerder stelde dat eiseres een aanpassingsstage moest volgen of een proeve van bekwaamheid moest afleggen, en dat zij bovendien twee vervolgcursussen moest volgen, terwijl eiseres betoogde dat de wet slechts één vervolgcursus voorschrijft.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er wezenlijke verschillen zijn tussen de opleiding van eiseres en de Nederlandse opleiding tot psychotherapeut. De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte van eiseres eiste dat zij twee vervolgcursussen volgde, aangezien de wet slechts een minimum van één vervolgcursus vereist. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het de eis van de tweede vervolgcursus betrof, maar liet het besluit voor het overige in stand. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten van eiseres.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de opleidingsvereisten en de rechten van buitenlandse gediplomeerden die in Nederland hun kwalificaties willen laten erkennen. De rechtbank bevestigde dat de wetgever de minimumvereisten vaststelt en dat opleidingsinstellingen niet de bevoegdheid hebben om deze vereisten te verhogen.