ECLI:NL:RBDHA:2017:4005

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 april 2017
Publicatiedatum
19 april 2017
Zaaknummer
AWB 16/21967
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor nareis op basis van traditioneel huwelijk zonder registratie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 april 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. Eiseres, een Eritrese vrouw, had een aanvraag ingediend voor een mvv ten behoeve van haar echtgenoot, die asiel had verkregen. De aanvraag werd afgewezen omdat het traditionele huwelijk van eiseres niet was geregistreerd bij de Eritrese autoriteiten, waardoor het als een partnerschapsrelatie werd beschouwd. Eiseres betoogde dat het huwelijk rechtsgeldig was volgens internationaal privaatrecht en dat de eis van registratie onredelijk was gezien de situatie in Eritrea. De rechtbank oordeelde echter dat er geen bewijs was van een rechtsgeldig huwelijk, aangezien de huwelijksakte slechts door een kerkgenootschap was afgegeven en niet door de overheid. Bovendien werd vastgesteld dat er geen feitelijke gezinsband bestond, omdat eiseres en haar echtgenoot na hun huwelijk nauwelijks contact hadden gehad. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de mvv-aanvraag terecht was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak van officiële registratie van huwelijken voor de erkenning van gezinsbanden in het kader van vreemdelingenrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 16/1967
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 10 april 2017 in de zaak tussen

[naam], eiseres,

gemachtigde: mr. J. de Jong,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. T. Boekholt.

Procesverloop

Bij besluit van 29 januari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis ten behoeve van eiseres, ingediend door [naam] (referent) afgewezen.
Bij besluit van 1 september 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het namens eiseres ingediende bezwaar ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres op 14 september 2016 beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 18 januari 2017. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tevens was aanwezig de referent en Z. Haile, tolk in de Tigrinya taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Eritrese nationaliteit. Eiseres is op 5 januari 2014 traditioneel gehuwd met referent. Aan referent is een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend, met ingang van 23 mei 2015 en geldig tot 23 mei 2019. Op 10 augustus 2015 heeft referent namens eiseres een aanvraag voor een mvv in het kader van nareis ingediend. Bij het primaire besluit heeft verweerder die aanvraag afgewezen.
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser daartegen ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat het traditionele (kerkelijke) huwelijk, omdat het niet bij de Eritrese autoriteiten is geregistreerd, wordt aangemerkt als een partnerschapsrelatie. Om als partner in het bezit te worden gesteld van de gevraagde mvv is vereist dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie die in voldoende mate gelijk te stellen is aan een wettelijk huwelijk. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat daar in dit geval geen sprake van is.
3. Eiseres heeft in beroep betoogd dat er sprake is van een naar internationaal privaatrecht rechtsgeldig huwelijk. Het vereiste van een officieel ingeschreven huwelijk is niet redelijk, gelet op de situatie in Eritrea. Subsidiair heeft eiseres betoogd dat er wel degelijk sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Ten slotte stelt eiseres dat het belang van het in Eritrea gestarte gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het Verdrag inzake de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dient te prevaleren boven de weigering van de gevraagde mvv.
4. In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit rechtens juist is. Verweerder voegt daaraan toe dat het niet onredelijk is om te eisen dat een huwelijk bij de overheid dient te zijn ingeschreven. Allereerst omdat een huwelijk dan controleerbaar is omdat hier officiële documenten van kunnen worden overgelegd. Daarnaast wordt in het geval van een officieel huwelijk geverifieerd of er sprake is van huwelijksbeletselen.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van een naar internationaal privaatrecht rechtsgeldig huwelijk. Niet in geschil is dat eisers en referent niet beschikken over een door de Eritrese autoriteiten opgestelde huwelijksakte, maar slechts over een door een kerkgenootschap opgestelde huwelijksakte. Een dergelijke akte is slechts het bewijs van een kerkelijke inzegening. Verweerder heeft zich onder verwijzing naar het EASO Country of Origin Information Report – Eritrea van mei 2015 terecht op het standpunt gesteld dat een huwelijksakte in de registers van de kebabi moet worden ingeschreven om het betreffende huwelijk als rechtsgeldig te kunnen aanmerken. Daarbij merkt de rechtbank verder nog op dat de kerkelijke huwelijksakte blijkens de Verklaring van onderzoek d.d. 5 februari 2016 met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is.
6. Verweerder heeft zich vervolgens op goede gronden en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er ook geen sprake is van een feitelijke gezinsband, zodat ook op die grond de aanvraag niet voor toewijzing in aanmerking kan komen. Referent heeft verklaard dat hij eiseres slechts één keer heeft ontmoet voor het huwelijk en toen direct is verloofd. Drie maanden later heeft het huwelijk plaatsgevonden. Na het huwelijk hebben zij een maand samen in het huis van de ouders van referent verbleven. De ouders hebben voor het echtpaar gezorgd. Na een maand is referent bij een razzia door militairen meegenomen en is eiseres naar haar familie gegaan. Hoewel eiseres en referent op een uur loopafstand van elkaar verbleven hebben zij geen contact meer met elkaar gehad, tot het moment dat referent in Sudan was. Feitelijk is eiseres dus blijven behoren tot het gezin van haar ouders. Dat het in Eritrea traditie is om de wittebroodsweken in het ouderlijk huis van de man door te brengen waarna de vrouw weer terugkeert naar haar ouderlijk huis om later met de man te gaan samenwonen, kan aan het voorgaande niet afdoen. Ook is niet gebleken dat referent eiseres dan wel dat eiseres referent onderhield. Er is dan ook geen sprake geweest van een financiële afhankelijkheid.
7. Tot slot is het vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat de Vw buiten artikel 29, tweede lid, geen grond biedt voor verlening van een verblijfsvergunning asiel ter bescherming van ‘familylife’, als bedoeld in artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en dat de beoordeling van de toepassing van artikel 8 van het EVRM buiten voormelde bepalingen plaats dient te vinden in een procedure over een verblijfsvergunning regulier.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Valk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 april 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.