Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 18 juli 2016, met 13 producties;
- de conclusie van antwoord, met 4 producties;
- het tussenvonnis van 30 november 2016;
- de akte uitlating aan de zijde van Smitsloo;
- de antwoordakte aan de zijde van NS;
- het proces-verbaal van comparitie van 21 maart 2017;
- de door beide partijen ter gelegenheid van de comparitie overgelegde en voorgedragen pleitnota’s.
2.De feiten
aan de Stationadestrook grenzendperceel aan Eurocommerce BV geleverd, die vervolgens met de bouw van Le Carrefour is gestart. Op 15 oktober 2010 is Le Carrefour aan Reef Investments GmbH geleverd voor een bedrag van circa € 111.000.000.
heeft bij haar akte van 25 maart 2014 haar eis vermeerderd in die zin dat zij in plaats van € 18.407.119,94 primair € 46.372.081,- vordert. Zij heeft onder meer aangevoerd dat er geen sprake is van een nieuwe grief. De betreffende grief is volgens haar al opgenomen in de memorie van grieven onder 4.19 en 4.20. Zij stelt dat zij abusievelijk in de memorie van grieven aan die grief geen cijfermatige consequenties heeft verbonden. Zij wenst dat bij haar akte van 25 maart 2014 alsnog te doen.
terecht uitgegaan. Tegen dit uitgangspunt heeft Smitsloo geen grief gericht. Als zij in hoger beroep bij de schadebegroting een latere realisatie had willen betrekken, had het op haar weg gelegen dat reeds bij memorie van grieven aan de orde te stellen. Het hoger beroep gaf haar immers de gelegenheid haar zaak opnieuw op te zetten. Het enkele noemen in de memorie van grieven van een in 2007/2008 gerealiseerd project is daartoe echter niet voldoende. Het hof mocht bij zijn opdracht dan ook geen rekening houden met een scenario waarbij Smitsloo met de bouw van het pand op een later tijdstip zou beginnen, omdat dit scenario buiten het door de grieven ontsloten gebied ligt.(…)
3.Het geschil
primairNS te veroordelen om aan Smitsloo te voldoen een bedrag van € 37.973.920,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover;
subsidiairNS te veroordelen om aan Smitsloo te voldoen een bedrag van € 26.345.820,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover en
meer subsidiairNS te veroordelen om aan Smitsloo te voldoen de waarde van de voorkeursrechten, in goede justitie te bepalen en vermeerderd met de wettelijke rente daarover, een en ander met veroordeling van NS in de proceskosten.
4.De beoordeling
eerste schadestaatprocedureschadevergoeding op basis van de premisse dat hij in 1996 tot ontwikkeling van de Stationadestrook zou zijn overgegaan. Het hof heeft de door Smitsloo gevorderde schade op die grondslag inhoudelijk beoordeeld, heeft - samengevat - overwogen dat de winstpotentie bij uitoefening van het voorkeursrecht gezien de marktomstandigheden in 1996 en 1997 niet in een concreet winstbedrag is om te zetten en dat die schade ook niet kan worden geschat omdat het geheel speculatief is op welk moment en met welk concreet project Smitsloo aan de slag zou zijn gegaan. Het hof zou de schade slechts kunnen vaststellen op de waarde van het optierecht van Smitsloo op het moment waarop de NS met voorbijgaan aan dat recht het perceel aan een derde heeft verkocht. Een waardebepaling op die grondslag is echter door Smitsloo niet aan zijn vordering ten grondslag gelegd, nog daargelaten dat, in de praktijk een afkoopvergoeding veelal in natura pleegt te worden gegeven en dat de Gemeente Smitsloo al (op de schadevergoeding in mindering te brengen) compensatie heeft geboden. Vervolgens heeft het hof de vorderingen van Smitsloo afgewezen.
tweede schadestaatproceduredezelfde - door dezelfde schending van deze optierechten van koop gemiste - ontwikkelingswinst, zij het dat hij zich nu baseert op de premisse dat hij in 1999 of op enig ander moment tot ontwikkeling zou zijn overgegaan en dat hij een andere berekeningsmethode hanteert.
in ieder gevaldat de goede procesorde zich ertegen verzet dat de rechtbank thans nog terugkomt op een bindende eindbeslissing van het hof, waarbij de (tardief door Smitsloo voorgestelde) vermeerdering van eis werd geweigerd.
8.027,50(2,5 punten × tarief € 3.211,00)