ECLI:NL:RBDHA:2017:3859

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
13 april 2017
Zaaknummer
C/09/510149 / HA ZA 16-507
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdelijke aansprakelijkheid en rechtsverwerking in verbintenissenrechtelijke geschillen

In deze civiele procedure, die voor de Rechtbank Den Haag is aangespannen, vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vierwee (4W) dat gedaagde hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 180.049,50, dat voortvloeit uit een eerdere overeenkomst met SVI Capital U.A. De zaak betreft een geschil over de hoofdelijke aansprakelijkheid van gedaagde, die als bestuurder van SVI Capital U.A. wordt aangesproken, en de rechtsverwerking die is ontstaan door het niet aanbrengen van een appeldagvaarding in een eerdere procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat in de eerdere procedure, die onder zaaknummer C/10/455534 / HA ZA 14-748 is geregistreerd, geen hoofdelijke veroordeling is gevorderd, waardoor gedaagde en SVI Capital U.A. ieder voor een gelijk deel verbonden zijn. De rechtbank overweegt dat de vordering van Vierwee in deze procedure stuit op het gezag van gewijsde van het eerdere vonnis, omdat gedaagde zich kan beroepen op rechtsverwerking. De rechtbank concludeert dat Vierwee door het niet aanbrengen van de appeldagvaarding en het laten verstrijken van de termijn voor hoger beroep, bij gedaagde het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat zij geen aanspraak meer zou maken op de hoofdelijke verbondenheid. Hierdoor zijn de vorderingen van Vierwee afgewezen en is zij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/510149 / HA ZA 16-507
Vonnis van 12 april 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VIERWEE (4W) B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
eiseres,
advocaat mr. P. van Lingen te Alkmaar,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. J. Dongelmans te Nieuwerkerk aan de IJssel, gemeente Zuidplas.
Partijen zullen hierna Vierwee en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 april 2016;
  • de akte overlegging producties van Vierwee, met producties 1 tot en met 9;
  • de door Vierwee overgelegde beslagstukken (bijlagen 1 tot en met 4);
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 19;
  • het tussenvonnis van 17 augustus 2016, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
  • het proces-verbaal van comparitie van 29 november 2016, met aangehecht de pleitnotities van partijen, alsook de brief van mr. Dongelmans van 15 december 2016.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Vierwee drijft een onderneming die zich onder meer bezighoudt met het opzetten en implementeren van bedrijfsplannen en –structuren.
2.2.
[gedaagde] is bestuurder van de coöperatie SVI Capital U.A. SVI Capital U.A. drijft volgens haar doelomschrijving een onderneming die zich bezighoudt met het investeren in en het ontwikkelen van projecten op het gebied van duurzame energie.
2.3.
Op 28 november 2013 hebben Vierwee en SVI Capital U.A. een
Service and Management Agreementgesloten (hierna: de Overeenkomst). In de aanhef is daarbij met de hand aan SVI Capital U.A. toegevoegd: “and/or SVI Capital B.V. to be incorporated”. Bij de ondertekening is met de hand geschreven “or SVI Capital B.V. to be incorporated” (hierna: SVI Capital B.V. i.o.). In de Overeenkomst werd bepaald dat Vierwee diensten zou gaan verrichten ten behoeve en voor rekening van “SVI Capital”.
2.4.
Vierwee heeft in het kader van de Overeenkomst werkzaamheden verricht en daarvoor een aantal bedragen gefactureerd. Deze factuurbedragen zijn voor het overgrote deel niet voldaan. De Overeenkomst is tegen 31 augustus 2014 opgezegd.
2.5.
SVI Capital B.V. i.o. is niet opgericht en zal ook niet meer worden opgericht.
2.6.
Vierwee heeft bij dagvaarding van 8 juli 2014 (i) [gedaagde] en (ii) SVI Capital U.A. gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam. De procedure die aldus aanhangig werd (hierna: procedure A) is ingeschreven onder zaaknummer / rolnummer C/10/455534 / HA ZA 14-748. In procedure A heeft Vierwee bij dagvaarding gevorderd dat:
“de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, primair [[gedaagde]] en subsidiair [SVI Capital U.A.] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [Vierwee] te voldoen de somma van € 183.679,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de verschillende gefactureerde bedragen vanaf de vervaldata van deze facturen tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding”
2.7.
Vierwee baseerde in procedure A de vordering jegens SVI Capital U.A. op de Overeenkomst, en de vordering jegens [gedaagde] op de stelling dat deze ter zake van de Overeenkomst persoonlijk aansprakelijk was, nu SVI Capital B.V. i.o. uiteindelijk niet was opgericht en [gedaagde] namens SVI Capital B.V. i.o. zou hebben gehandeld.
2.8.
[gedaagde] en zijn echtgenote, mevrouw [X] (hierna: [X]), hadden een woning aan het [adres] te [plaats] (hierna: de woning) in eigendom. Aan de hypothecaire lening ter zake van de woning was een spaarpolis verbonden met polisnummer [nummer 1] / [nummer 2] (hierna: de spaarpolis) bij de naamloze vennootschap Nationale-Nederlanden Levensverzekeringmaatschappij N.V. (hierna: Nationale-Nederlanden). [gedaagde] was ter zake van de spaarpolis enig begunstigde.
2.9.
Op 9 oktober 2014 zijn er notariële aktes gepasseerd voor het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden tussen [gedaagde] en [X] en tot verdeling van hun gemeenschappelijk eigendom. Dientengevolge is [X] enig eigenaar geworden van de woning.
2.10.
Vierwee heeft ter comparitie van 2 december 2014 in procedure A haar eis gewijzigd en gevorderd – kort gezegd en voor zover hier van belang – dat [gedaagde] en SVI Capital U.A. worden veroordeeld tot betaling van € 183.679,50, met rente en kosten.
2.11.
Op 28 januari 2015 heeft de rechtbank Rotterdam in procedure A vonnis gewezen (hierna: vonnis A). In vonnis A is, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:
“3. Het geschil
(…)
3.1. 4
W heeft, na wijziging van eis, gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] en [SVI Capital U.A.] te veroordelen tot betaling van € 183.679,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de verschillende gefactureerde bedragen vanaf de vervaldata van de facturen tot aan de dag van voldoening, met veroordeling van [gedaagde] en [SVI Capital U.A.] in de kosten van de procedure.
(…)
4. De beoordeling
(…)
4.16.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] en [SVI Capital U.A.] zullen worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 180.049,50. Hoofdelijke veroordeling is niet gevorderd, zodat zij ingevolge artikel 6:6 lid 1 BW ieder voor een gelijk deel verbonden zijn.
(…)
5. De beslissing
De rechtbank
(…)
5.1.
veroordeelt [gedaagde] en [SVI Capital U.A.] om aan 4W te betalen een bedrag van € 180.049,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over de verschillende gefactureerde bedragen vanaf de vervaldata van de respectievelijke facturen tot aan de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] en [SVI Capital U.A.] in de proceskosten, aan de zijde van 4W tot op heden begroot op € 6.827,67,
5.3.
verklaart dit vonnis (…) tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af”
2.12.
Op 19 maart 2015 heeft Vierwee executoriaal beslag op de woning doen leggen, waardoor Vierwee ermee bekend werd dat de woning volledig in eigendom was van [X].
2.13.
Op 20 maart 2015 heeft Vierwee conservatoir beslag op de woning doen leggen.
2.14.
Op 20 maart 2015 heeft Vierwee een procedure tegen [gedaagde] en [X] aanhangig gemaakt bij de rechtbank Den Haag (hierna: procedure B). Vierwee heeft in procedure B, voor zover hier van belang, gevorderd dat de rechtbank zal vernietigen de rechtshandelingen van [gedaagde] en [X] zoals weergegeven in de notariële aktes van 9 oktober 2014 tot wijziging van de huwelijksvoorwaarden tussen [gedaagde] en [X] en tot verdeling van deze gemeenschap, voor zover daarbij de woning is toebedeeld ofwel overgedragen aan [X]. [gedaagde] en [X] zijn verschenen en hebben verweer gevoerd.
2.15.
Op 24 april 2015 is namens Vierwee ter zake van vonnis A een dagvaarding in hoger beroep aan [gedaagde] en SVI Capital U.A. betekend, waarin [gedaagde] en SVI Capital U.A. werden gedagvaard om op dinsdag 25 augustus 2015 niet in persoon maar vertegenwoordigd door een advocaat te verschijnen ter terechtzitting van het gerechtshof Den Haag. In deze appeldagvaarding (hierna: de appeldagvaarding) was, voor zover thans van belang, verder het volgende opgenomen:
“GEDAGVAARD (…) TENEINDE: te horen eisen en concluderen dat het het Gerechtshof zal behagen op nader aan te voeren gronden [vonnis A], voor zover mogelijk uitvoerbaar 3bij voorraad, te vernietigen en opnieuw recht doende de vorderingen van [Vierwee], na een bij memorie van grieven in te stellen vermeerdering van eis betreffende het alsnog vorderen van een hoofdelijke veroordeling van [[gedaagde] en SVI Capital U.A.], toe te wijzen, een en ander onder veroordeling van [[gedaagde] en SVI Capital U.A.] in de kosten van de beide instanties”.
2.16.
Op 12 mei 2015 heeft Vierwee executoriaal derdenbeslag onder Nationale-Nederlanden doen leggen ter zake van de spaarpolis. Nationale-Nederlanden heeft met betrekking tot de spaarpolis een derdenverklaring opgesteld en deze op 10 juni 2015 aan Vierwee verstrekt. In de derdenverklaring stond (in ieder geval) het bedrag waarvoor [gedaagde] was verzekerd en werd [gedaagde] als begunstigde genoemd.
2.17.
Op 15 juli 2015 heeft Vierwee executoriaal derdenbeslag doen leggen op alle bankrekeningen op naam van [gedaagde]. Dit beslag heeft geen doel getroffen, omdat het saldo van deze bankrekeningen negatief was.
2.18.
Het exploot van de appeldagvaarding is niet aangebracht. Derhalve is de aanhangigheid van de beroepsprocedure ter zake van vonnis A ingevolge artikel 353 jo. 125 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) komen te vervallen. Vonnis A is in kracht van gewijsde gegaan.
2.19.
[X] heeft de woning verkocht aan derden (hierna: de kopers). De woning is op 18 mei 2016 aan de kopers geleverd.
2.20.
Op 13 juli 2016 heeft de rechtbank Den Haag in procedure B eindvonnis gewezen. Daarbij is de vordering van Vierwee toegewezen.

3.Het geschil

3.1.
Vierwee vordert primair dat [gedaagde] alsnog hoofdelijk wordt veroordeeld om aan Vierwee te betalen een bedrag van € 180.049,50, en subsidiair dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan Vierwee te betalen een bedrag van € 90.024,75, telkens te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (BW) over de (helft van de) verschillende gefactureerde bedragen, vanaf de vervaldata van de respectievelijke facturen tot aan de dag van algehele voldoening, telkens bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Vierwee legt aan deze vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] op grond van artikel 2:203 lid 2 jo. artikel 6:6 lid 2 BW hoofdelijk is verbonden ter zake van de betalingsverplichtingen van SVI Capital B.V. i.o. uit hoofde van de Overeenkomst. In de procedure bij de rechtbank Rotterdam heeft Vierwee per abuis niet gevorderd [gedaagde] en SVI Capital U.A. hoofdelijk te veroordelen tot voldoening van de gehele gevorderde geldsom, althans per abuis niet gevorderd dat [gedaagde] is gehouden de gehele gevorderde geldsom te voldoen voor zover SVI Capital U.A. geen verhaal biedt, hetgeen thans aan de orde is. [gedaagde] is in vonnis A in feite slechts veroordeeld tot voldoening aan Vierwee van de helft van het in totaal toegewezen bedrag. Nu SVI Capital U.A. geen verhaal biedt, en inmiddels is gebleken dat [gedaagde] voor een hoger bedrag verhaal biedt dan de helft, heeft Vierwee er belang bij in deze procedure te vorderen dat [gedaagde] ertoe wordt veroordeeld om, ten opzichte van hetgeen waartoe hij is veroordeeld in vonnis A, te voldoen aan zijn additionele betalingsverplichtingen jegens Vierwee.
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vaststaat dat er geen rechtsmiddelen meer openstaan tegen vonnis A en dat dit vonnis derhalve in kracht van gewijsde is gegaan. In artikel 236 lid 1 Rv is bepaald dat beslissingen die de rechtsbetrekkingen in geschil betreffen en zijn vervat in een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, in een ander geding tussen dezelfde partijen bindende kracht, oftewel gezag van gewijsde hebben. [gedaagde] roept als verweer primair het gezag van gewijsde van vonnis A in, aanvoerende dat de vorderingen van Vierwee in de onderhavige procedure daarop afstuiten.
4.2.
De rechtbank overweegt dat Vierwee in procedure A (oorspronkelijk) heeft gevorderd dat primair [gedaagde] en subsidiair SVI Capital U.A. werden veroordeeld tot betaling van € 186.679,50. Na wijziging van eis heeft Vierwee gevorderd [gedaagde]
enSVI Capital U.A. te veroordelen tot voldoening van dit bedrag. De rechtbank is met Vierwee van oordeel dat Vierwee aldus - hoewel onbedoeld - impliciet heeft gevorderd [gedaagde] en SVI Capital U.A. te veroordelen tot voldoening van ieder (slechts) de helft van die geldsom. Dat volgt immers uit het bepaalde in artikel 6:6 lid 1 BW. De rechtbank Rotterdam heeft de gewijzigde vordering toegewezen en daarbij expliciet overwogen dat hoofdelijke veroordeling niet is gevorderd. Anders dan [gedaagde] betoogt, heeft de rechtbank Rotterdam dus niet geoordeeld over hoofdelijke verbondenheid.
4.3.
Nu in procedure A niet is geoordeeld over de vraag of [gedaagde] en SVI Capital U.A. hoofdelijk waren verbonden de totale gevorderde geldsom aan Vierwee te voldoen, komt [gedaagde] ter zake van de hoofdelijkheid niet een beroep toe op het gezag van gewijsde van vonnis A.
4.4.
[gedaagde] beroept zich bij wijze van (bevrijdend) verweer voorts op rechtsverwerking.
4.5.
De rechtbank overweegt dat voor het aannemen van rechtsverwerking enkel tijdsverloop of enkel stilzitten onvoldoende is. Vereist is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de gerechtigde zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de wederpartij in zijn positie onredelijk zou worden benadeeld in geval de gerechtigde zijn aanspraak alsnog geldend zou maken.
4.6.
[gedaagde] voert aan dat zodanige bijzondere omstandigheden hier aanwezig zijn, nu Vierwee ter zake van vonnis A eerst een appeldagvaarding aan hem heeft laten betekenen, maar die appeldagvaarding vervolgens niet heeft aangebracht en dientengevolge vonnis A in kracht van gewijsde heeft laten gaan. Volgens [gedaagde] is aldus bij hem het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat Vierwee had besloten ten opzichte van hem genoegen te nemen met hetgeen waartoe [gedaagde] bij vonnis A was veroordeeld.
4.7.
Vierwee betwist dat [gedaagde] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat Vierwee haar rechten niet meer geldend zou maken toen Vierwee de dagvaarding in hoger beroep niet aanbracht. Volgens Vierwee heeft de voormalige advocaat van [gedaagde] tijdens onderhandelingen gezegd dat [gedaagde] slechts een bedrag van € 90.000,- kon voldoen. Daarnaast bleek uit de derdenverklaring van Nationale Nederlanden ter zake van de spaarpolis dat er een rechtsverhouding was tussen Nationale Nederlanden en [gedaagde]. Daaruit bleek niet dat deze polis alleen op naam van [gedaagde] stond, en niet ook op die van [X], aldus Vierwee. Op grond van het voorgaande verkeerde Vierwee in de veronderstelling dat [gedaagde] niet meer verhaal bood dan (circa) € 90.000,-, zodat er op dat moment – kort gezegd – geen reden bestond het hoger beroep door te zetten.
4.8.
Het beroep van [gedaagde] op rechtsverwerking slaagt. De omstandigheid dat de voormalige advocaat van [gedaagde] tijdens onderhandelingen namens [gedaagde] een bedrag van € 90.000,- heeft aangeboden en dat [gedaagde] heeft laten weten dat zijn financiële situatie slecht was en dat zijn spaargeld uitgeput raakte, kan niet redengevend zijn voor het niet aanbrengen van de dagvaarding in hoger beroep. Immers, niet, althans onvoldoende bestwist is dat deze onderhandelingen reeds in maart 2015 hebben plaatsgevonden, en dus vóór het betekenen van de dagvaarding in hoger beroep op 24 april 2015. Ten aanzien van het executoriaal beslag op de spaarpolis is niet in geschil dat in de derdenverklaring stond dat er een rechtsverhouding bestond tussen Nationale Nederlanden en [gedaagde]. Voorts is niet, althans onvoldoende betwist dat de polis ongeveer € 118.000,- waard was. Dit is een hoger bedrag dan het bedrag waartoe [gedaagde] was veroordeeld. Voor zover Vierwee er vanuit is gegaan dat de polis op naam van zowel [gedaagde] als [X] stond is dat een omstandigheid die voor haar rekening en risico moet blijven. Voor zover al niet uit de derdenverklaring kon worden afgeleid dat de polis slechts op naam van [gedaagde] stond, had het op de weg van Vierwee gelegen hiernaar navraag te doen. Onvoldoende gesteld en gebleken is bovendien dat [gedaagde] op de hoogte was van deze onjuiste veronderstelling van Vierwee of aan het ontstaan daarvan heeft bijgedragen.
4.9.
Vierwee heeft derhalve, door de appeldagvaarding wel aan [gedaagde] te betekenen, maar die appeldagvaarding vervolgens niet aan te brengen en aldus vonnis A in kracht van gewijsde te laten gaan, zonder [gedaagde] in te lichten over haar beweegredenen hiervoor en zonder haar rechten voor te behouden, bij [gedaagde] het gerechtvaardigd vertrouwen doen ontstaan dat zij niet langer aanspraak zou maken op hoofdelijke verbondenheid van [gedaagde] tot voldoening van het in procedure A gevorderde geldbedrag. Het gerechtvaardigd vertrouwen van [gedaagde] ter zake was in ieder geval gewekt per 9 september 2015, toen de aanhangigheid van het hoger beroep tegen vonnis A ingevolge artikel 353 jo. 125 lid 4 Rv definitief kwam te vervallen.
4.10.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat Vierwee jegens [gedaagde] heeft gehandeld op een manier die het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar maakt dat zij jegens [gedaagde] nog aanspraak maakt op hoofdelijke gehoudenheid tot voldoening van de totale geldsom gevorderd in procedure A. De vorderingen van Vierwee stuiten daarop af.
4.11.
Gelet op het voorgaande behoeven de overige verweren geen behandeling.
4.12.
De overige verwijten die partijen elkaar maken vormen geen onderwerp van geschil, nu zij de uitvoering van een schikking betreffen, die is getroffen tijdens een tussen partijen gevoerd kort geding. De verwijten die [gedaagde] mr. Van Lingen maakt vormen evenmin onderwerp van dit geschil. Ook deze verwijten behoeven daarom geen bespreking.
4.13.
Vierwee zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 1.548,--
- salaris advocaat (2,0 × tarief IV à € 894,-- is) € 1.788,--
Totaal € 3.336,--

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt Vierwee in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 3.336,--;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Voorwinden en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.