3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van de moord op dan wel doodslag van [slachtoffer 1] (feit 1)
Het aantreffen van het levenloze lichaam van [slachtoffer 1]
Op 6 april 2016 hebben na een melding ter plaatse gekomen politieagenten om 14.06 uur in de woning aan de [straat] in Den Haag het levenloze lichaam van [slachtoffer 1]aangetroffen.Uit het schouwverslag en het voorlopig sectierapport is gebleken dat er sprake is van een niet-natuurlijk overlijden door inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend, kantig geweld op het hoofd.In het pathologisch onderzoek is vastgesteld dat er sprake is van meerdere huiddefecten, vele breuken beiderzijds van het aangezicht, een verbrijzeling van de schedel op meerdere delen, een uitgebreide hersenkneuzing, een verbrijzeling van de grote hersenen en een breuk in het rechter sleutelbeen. Dit letsel is bij leven ontstaan door herhaalde inwerking van heftig uitwendig mechanisch stomp botsend geweld, kantig geweld, zoals bij slaan, stompen, stoten, al dan niet in combinatie met vallen. De schedelbreuken duiden erop dat de geweldsinwerking op het hoofd heftig is geweest. Het overlijden wordt verklaard door verwikkelingen ten gevolge van dit geweld.
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een kamer op de [straat] in Den Haag huurde. [slachtoffer 1] was eigenaar en tevens bewoner van de woning.
Op 6 april 2016 is hij ’s ochtends opgestaan. [slachtoffer 1] en hij waren alleen in het huis. De verdachte heeft verklaard dat hij zich die ochtend heeft aangekleed en dat hij naar de winkel is gegaan en twee biertjes heeft gehaald. Eén voor [slachtoffer 1] en één voor hemzelf. Terug in de woning heeft de verdachte het biertje van [slachtoffer 1] , die op dat moment nog lag te slapen, in de kamer van [slachtoffer 1] gezet, en heeft zijn biertje in de keuken opgedronken. Vervolgens heeft de verdachte ook het biertje van [slachtoffer 1] gepakt en in de keuken opgedronken. Hierna is hij weer naar de winkel gegaan en heeft hij vijf biertjes gekocht en al deze vijf biertjes in de keuken opgedronken. Daarna is verdachte een hamer gaan halen die in een ruimte achterin de woning lag.
In zijn verhoor bij de politie op 23 mei 2016 heeft de verdachte verklaard dat hij, nadat hij de hamer heeft gepakt, met de hamer op zijn kamer heeft gezeten. Hij denkt dat hij een half uur met de hamer in zijn kamer heeft gezeten.
Ter terechtzitting heeft de verdachte voorts verklaard dat hij in de keuken hallucinaties en waanbeelden heeft gekregen. Hij heeft videocamera’s gezien en hij heeft een stem gehoord. Die stem heeft gezegd: “Dood”. Hij heeft toen de hamer gepakt en is naar de kamer van [slachtoffer 1] gegaan. [slachtoffer 1] was volgens de verdachte opgestaan. [slachtoffer 1] stond aan de rand van de bank, bij het raam en heeft zich toen naar de verdachte omgedraaid. De verdachte heeft toen, zonder iets te zeggen, direct [slachtoffer 1] met de hamer op zijn hoofd geslagen. [slachtoffer 1] is vervolgens op de bank gevallen. Daarna heeft hij [slachtoffer 1] nog meerdere keren met de hamer op zijn hoofd geslagen. Na het slaan heeft hij [slachtoffer 1] met dekens toegedekt.
De verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens op zoek is gegaan naar kleding om zich om te kleden. Zijn kleding was waarschijnlijk bebloed, aldus de verdachte. De verdachte heeft tevens verklaard dat hij papieren heeft verbrand, waaronder zijn medisch dossier. Dit heeft hij gedaan, omdat hij de bewijzen, die er op konden duiden dat hij in de woning zou zijn geweest, wilde wegmaken. Hij heeft daarop in de keuken een kaars aangedaan en het gas opengedraaid, omdat hij wilde dat de woning zou verbranden en hiermee al het bewijs zou worden vernietigd. De verdachte heeft ook verklaard dat hij kleding uit de kast van [slachtoffer 1] heeft aangetrokken en dat hij drugs, amfetamine, van een spiegel heeft opgelikt. Vervolgens heeft de verdachte de woning verlaten.De verdachte is een dag later aangehouden.
De hamerTer hoogte van het hoofd van [slachtoffer 1] tussen de wand en de rugleuning van de zitbank is een bebloede hamer gevonden.Uit onderzoek is gebleken dat het op de hamer aangetroffen bloed van [slachtoffer 1] is.
SMS-berichten
De verdachte heeft op 6 april 2016 via sms contact gehad met onder meer zijn zus en zijn moeder. Volgens de verdachte heeft hij waarschijnlijk de berichten aan zijn zus voor het incident gestuurd. De overige berichten kan verdachte zich niet meer herinneren.
Door de inkomende en uitgaande items te combineren met de historische printgegevens heeft de politie een chronologische volgorde verkregen van de telefooncontacten van de verdachte.
Op 6 april 2016 zijn onder meer - voor zover hier van belang - de volgende (uit het Pools vertaalde) sms-berichten door de verdachte verzonden en ontvangen.
Om 10.24.00 uur een sms-bericht aan zijn zus:
Ik ga [slachtoffer 1] doden, daarmee ga ik beginnen
Om 10.24.30 uur een sms-bericht aan zijn zus:
Ik ga zijn kop met een hamer kapotmaken
Om 10.25.24 uur een sms-bericht aan zijn zus:
O; Shit
Om 10.31.07 uur een sms-bericht aan zijn moeder:
Ik hou van jullie en zeg sorry voor alles wat is geweest en voor wat er nog zal komen….
Om 10.36.15 uur een sms-bericht van Yogi busbedrijf:
Dag Ik wil u verzoeken om uw reservering van de bus te bevestigen. Vertrek uit Den Haag 16.30-17
Om 11.01.30 uur sms-bericht aan Yogi busbedrijf:
Ingetrokken
Om 11.01.50 uur sms-bericht van Yogi busbedrijf:
Oké
Om 11.01.59 uur sms-bericht aan zijn moeder:
Ik hou van en zeg Sorry
Om 12.33.47 uur sms-bericht aan moeder:
Mam ik heb gedood
Telefoontoestel van de verdachte
Bij alle bovengenoemde berichten, met uitzondering van het laatste bericht, maakt de telefoon van de verdachte gebruik van het basisstation aan de [straat] te Den Haag. De woning aan de [straat] te Den Haag ligt binnen het bereik van deze mast. Voorts is vast komen te staan dat bij het verzenden van het laatste bericht om 12.33 uur het telefoontoestel van de verdachte gebruik maakt van het basisstation op de [straat] te Den Haag. De woning aan de [straat] ligt niet binnen het bereik van deze mast. Dat betekent volgens de politie dat het telefoontoestel van verdachte op 6 april 2016 om 12.33 uur niet meer in de [straat] te Den Haag was.
Andere contacten
De politie heeft in Polen - in samenwerking met de Poolse politie - enkele getuigen gehoord. [getuige 1] heeft een schermafbeelding van haar Facebook Messenger naar de politie opgestuurd. Dit betreft een gesprek dat zij met [verdachte] heeft gevoerd. [getuige 1] heeft aangegeven dat dit account in gebruik is bij de verdachte. Op 6 april 2016 om 10.45 uur heeft [getuige 1] een drietal berichten ontvangen. Bij de overige berichten die zij op 6 april 2016 heeft ontvangen is geen tijdstip vermeld. Eén van die berichten luidt:
“Laat God over [slachtoffer 1] waken”.
De politie heeft tevens een foto gemaakt van het Facebook gesprek tussen getuige [getuige 2] en [verdachte] . Ook deze getuige heeft aangegeven dat de verdachte de gebruiker is van dit Facebook profiel.
Op deze foto is te lezen:
10.44 uur ontvangen bericht; “Neem afscheid van [slachtoffer 1] ”.
[getuige 2] heeft verklaard dat op 6 april 2016 op zijn account op Facebook een bericht met deze tekst van het account van verdachte was binnengekomen.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 1] een bijnaam is voor [slachtoffer 1] .
Tevens zijn in het dossier (uit het Pools vertaalde) berichten gevoegd die de verdachte op 6 april 2016 om onder meer 08.37, 08.58 en 9.59 naar zijn vriendin in Polen heeft gestuurd. Het laatste bericht dat de verdachte die dag naar haar heeft gestuurd is een bericht om 10.43 uur met als tekst: “Doei”.
Camerabeelden
De politie heeft de camerabeelden van de ochtend van 6 april 2016 van de [supermarkt] aan de [straat] in Den Haag bekeken en - verkort weergegeven - het volgende vastgesteld.
De politie heeft geconstateerd dat de tijd op de beelden zeven minuten voorliep op de werkelijke tijd, hetgeen hierna is gecorrigeerd.
Om 9.55.03 uur is een man te zien die als de verdachte wordt herkend. Hij loopt in de [straat] en gaat de winkel in. De man draagt onder meer een groen vest met strepen op de mouwen. Hij heeft twee blikjes in de hand en loopt zonder te betalen langs de kassa naar buiten. Hij komt om 09.55.39 uur de winkel uitlopen.
Om 11.06.26 uur is te zien dat een man, die wederom als verdachte wordt herkend, op de [straat] loopt en dat hij dezelfde kleding draagt. Hij gaat de winkel weer binnen en zet drie blikjes op de toonbank. Hij loopt weg met de blikjes in zijn handen en verlaat op 11.07.21 uur de winkel.
Nadere bewijsoverwegingen en conclusies
De rechtbank zal de feiten en omstandigheden, zoals die hierboven zijn weergegeven, bespreken en daarbij, waar dit aangewezen is, ook de standpunten van de officier van justitie en verdediging bespreken.
Op grond van de verklaring van de verdachte dat hij [slachtoffer 1] meermalen met een hamer op het hoofd heeft geslagen, de bevindingen zoals weergegeven in het pathologisch onderzoek, het aantreffen van de bebloede hamer naast het lichaam van [slachtoffer 1] en de aan zijn zus en moeder verzonden sms-berichten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 6 april 2016 te Den Haag [slachtoffer 1] opzettelijk om het leven heeft gebracht door hem met een hamer op het hoofd en het gezicht te slaan.
Voorbedachte raad
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of ook wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat er sprake is geweest van voorbedachte raad en daarmee van moord.
De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Uit de hiervoor omschreven bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in elk geval om 10.24 uur heeft besloten dat en op welke wijze hij [slachtoffer 1] om het leven gaat brengen. Toen heeft hij immers naar zijn zus geschreven: “Ik ga [slachtoffer 1] doden, daarmee ga ik beginnen” en “Ik ga zijn kop met een hamer kapot maken”.
Voorts kan naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat het doden van [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden tussen 11.07 uur en 12.33 uur. De rechtbank komt tot die conclusie op basis van de camerabeelden van de [supermarkt] waarop is te zien dat de verdachte om 11.07 uur de winkel verlaat. Op dat moment draagt de verdachte dezelfde kleding als die hij aanhad op het moment dat hij de eerste keer die dag bier heeft gekocht bij de [supermarkt] . Bezien in samenhang met de verklaring van de verdachte dat hij, nadat hij voor de tweede keer bier had gehaald, [slachtoffer 1] heeft geslagen en zijn verklaring dat hij na het incident andere kleding heeft aangetrokken, acht de rechtbank het aannemelijk dat het doden van [slachtoffer 1] na 11.07 uur heeft plaatsgevonden. Voorts blijkt uit de gegevens van de telefoon van de verdachte dat hij zich om 12.33 uur, wanneer hij aan zijn moeder het bericht “Mam ik heb gedood” verzendt, niet meer in de woning aan de [straat] bevond.
Gelet op de hierboven genomen conclusie dat [slachtoffer 1] tussen 11.07 uur en 12.33 uur is gedood, zijn er dus minstens 43 minuten verstreken tussen het nemen van het besluit (10.24 uur) en de uitvoering (na 11.07 uur) daarvan. De verdachte heeft in die tijd een hamer uit de kamer achterin de woning gepakt en is met die hamer in zijn kamer gaan zitten. Hij heeft in een winkel blikjes bier gekocht en in de keuken opgedronken. Daarnaast heeft hij in die periode meerdere berichten gestuurd naar verschillende personen in Polen, zowel via sms als via Facebook, die deels betrekking hebben op zijn voornemen. Een bericht aan [getuige 2] om 10.44 uur betreft het afscheid nemen van [slachtoffer 1] en in berichten aan zijn moeder schrijft verdachte dat hij van hen/haar houdt en maakt hij excuses voor wat gaat komen. Verdachte heeft voorts adequaat gereageerd op het verzoek van Yogi busbedrijf om zijn reservering te bevestigen. Immers heeft hij een bericht gestuurd dat de reservering is ingetrokken. Uit deze feiten en omstandigheden vloeit voort dat sprake is geweest van tijdsverloop, hetgeen gelegenheid heeft gegeven tot beraad en dat de verdachte hiertoe ook in staat is geweest. Uit het voorgaande en uit de verklaring van de verdachte zelf volgt ook dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling of in plotselinge hevige drift. Het handelen van de verdachte na 10.24 uur, zoals hiervoor omschreven is te beschouwen als min of meer normaal functioneren. Voorafgaand aan het slaan heeft de verdachte ook geen contact met [slachtoffer 1] gehad waaruit een opwelling of drift heeft kunnen ontstaan.
Dat de keuzes en het gedrag van de verdachte werden beïnvloed door zijn psychische toestand - hetgeen hierna bij de bespreking van de strafbaarheid van de verdachte nader aan de orde komt - brengt niet mee dat geen sprake is van voorbedachte raad zoals hiervoor omschreven.
Gezien het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan moord op [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van de poging inbraak met geweld dan wel bedreiging met geweld (feit 2 primair)
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen onder 2 primair is tenlastegelegd, zoals ook de officieren van justitie en de verdediging hebben bepleit.
Ten aanzien van de vernieling van de ruit, de bedreiging van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (feit 2 subsidiair) en de beschadiging dan wel vernieling van de auto van [slachtoffer 6] (feit 3)
De verdachte heeft bekend dat hij op 7 april 2016 te Zoeterwoude de ruit van [winkel] , gevestigd aan [straat] te Zoeterwoude, heeft vernield. De verdachte heeft tevens bekend dat hij diezelfde dag [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] heeft bedreigd door een houten balk naar hen te gooien en dat hij de auto van [slachtoffer 6] heeft beschadigd door voornoemde houten balk op deze auto te gooien. De verdachte heeft nadien niet anders verklaard en de raadsvrouw van de verdachte heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] waaruit blijkt dat de ruit is vernield, dat hij met de houten balk is bedreigd en dat de houten balk op een auto is terecht gekomen;
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] waaruit blijkt dat hij met de houten balk is bedreigd en dat de houten balk op de geparkeerde auto is afgeketst;
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 4] waaruit blijkt dat hij met de houten balk is bedreigd en dat de houten balk op de auto is terecht gekomen;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] waaruit blijkt dat ook hij met de houten balk is bedreigd en dat de balk op een voertuig is afgeketst;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] waaruit blijkt dat de auto Suzuki Samurai cabrio met het kenteken [kenteken] , is beschadigd;
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 maart 2017.