ECLI:NL:RBDHA:2017:3776

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2017
Publicatiedatum
12 april 2017
Zaaknummer
09/827190-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

TBS opgelegd voor moord op huisgenoot met voorbedachte raad

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 april 2017 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 30-jarige Poolse man, die beschuldigd werd van de moord op zijn 33-jarige huisgenoot op 6 april 2016 in Den Haag. De verdachte heeft zijn huisgenoot meermalen met een hamer op het hoofd geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte dit met voorbedachte raad heeft gedaan, onderbouwd door sms-berichten die hij naar zijn familie had gestuurd waarin hij zijn voornemen aankondigde. Ondanks het feit dat de verdachte volledig onder invloed van een psychose handelde, werd hij ontoerekeningsvatbaar verklaard. De rechtbank legde de maatregel van TBS met dwangverpleging op, gezien de ernstige psychische aandoeningen van de verdachte en het risico op herhaling van geweldsdelicten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot inbraak en de bedreiging met geweld, maar verklaarde de vernieling van een ruit en de bedreiging van meerdere personen wel bewezen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827190-16
Datum uitspraak: 13 april 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Scheveningen.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 19 juli 2016 (pro forma), 11 oktober 2016 (pro forma), 6 december 2016 (pro forma), 21 februari 2017 (pro forma) en 30 maart 2017 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie mr.
L.A. Pronk en mr. C. Sam-Sin en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr.
I. Aardoom-Fuchs, advocaat te Gouda, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 april 2016 te Den Haag, [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door meermalen, met een hamer, althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd en/of op/in het gezicht van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan;
2.
hij op of omstreeks 07 april 2016 te Zoeterwoude
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen
uit een [winkel] (in elk geval een bedrijf) gelegen aan de [straat] ,
geld en/of goed(eren) van zijn, verdachtes gading, geheel of ten dele
toebehorende aan [winkel] en/of [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen
en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , te plegen met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- de binnenplaats van voornoemde [winkel] is opgelopen en/of
- de ruit van de achterdeur (van voornoemde [winkel] ) heeft ingeslagen met een (bak)steen en/of
- glasscherven uit dat raam heeft gehaald/getrokken en/of
- een houten balk, althans een stuk hout heeft gepakt en/of hiermee boven zijn hoofd heeft gezwaaid en/of
- met die houten balk, althans dat stuk hout in zijn handen in de richting van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] is gelopen en/of die houten balk, althans dat stuk hout naar/in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 07 april 2016 te Zoeterwoude opzettelijk en wederrechtelijk een ruit,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met een (bak)steen die ruit in te slaan/gooien
en/of
hij op of omstreeks 07 april 2016 te Zoeterwoude,
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een houten balk, althans een stuk hout gepakt en/of hiermee boven zijn hoofd
gezwaaid en/of
- met die houten balk, althans dat stuk hout in zijn handen in de richting van
die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] gelopen en/of
-die houten balk, althans dat stuk hout naar/in de richting van voornoemde [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] gegooid;
3.
hij op of omstreeks 07 april 2016 te Zoeterwoude opzettelijk en wederrechtelijk
een auto (Suzuki Samurai Cabrio, kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk een
houten balk, althans een houten vorwerp op/tegen die auto te gooien.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij op 6 april 2016 in Den Haag zijn huisgenoot [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) om het leven heeft gebracht (feit 1). Daarnaast is tenlastegelegd dat hij op 7 april 2016 in Zoeterwoude een poging tot inbraak aan de [straat] bij [winkel] dan wel bij [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft gepleegd en daarbij geweld jegens [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ), [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) en [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5] ) heeft gebruikt dan wel hen met geweld heeft bedreigd (feit 2 primair). Subsidiair is dit feit tenlastegelegd als vernieling van een ruit en bedreiging van voornoemde personen (feiten 2 subsidiair). Tot slot is aan de verdachte tenlastegelegd dat hij zich op diezelfde dag schuldig heeft gemaakt aan vernieling dan wel beschadiging van een auto toebehorende aan [slachtoffer 6] (hierna: [slachtoffer 6] ) (feit 3).
3.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat ter zake van feit 1 wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan moord. Voorts hebben de officieren van justitie zich op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen voor hetgeen onder 2 primair is tenlastegelegd en dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw betoogd dat de verdachte van moord dient te worden vrijgesproken en dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan doodslag.
Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat vrijspraak dient te volgen voor hetgeen onder 2 primair is tenlastegelegd en dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling van de ruit, bedreiging van de in de dagvaarding genoemde personen en de vernieling dan wel beschadiging van de auto.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Ten aanzien van de moord op dan wel doodslag van [slachtoffer 1] (feit 1)
Het aantreffen van het levenloze lichaam van [slachtoffer 1]
Op 6 april 2016 hebben na een melding ter plaatse gekomen politieagenten om 14.06 uur in de woning aan de [straat] in Den Haag het levenloze lichaam van [slachtoffer 1] [2] aangetroffen. [3] Uit het schouwverslag en het voorlopig sectierapport is gebleken dat er sprake is van een niet-natuurlijk overlijden door inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend, kantig geweld op het hoofd. [4] In het pathologisch onderzoek is vastgesteld dat er sprake is van meerdere huiddefecten, vele breuken beiderzijds van het aangezicht, een verbrijzeling van de schedel op meerdere delen, een uitgebreide hersenkneuzing, een verbrijzeling van de grote hersenen en een breuk in het rechter sleutelbeen. Dit letsel is bij leven ontstaan door herhaalde inwerking van heftig uitwendig mechanisch stomp botsend geweld, kantig geweld, zoals bij slaan, stompen, stoten, al dan niet in combinatie met vallen. De schedelbreuken duiden erop dat de geweldsinwerking op het hoofd heftig is geweest. Het overlijden wordt verklaard door verwikkelingen ten gevolge van dit geweld. [5]
De verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een kamer op de [straat] in Den Haag huurde. [slachtoffer 1] was eigenaar en tevens bewoner van de woning.
Op 6 april 2016 is hij ’s ochtends opgestaan. [slachtoffer 1] en hij waren alleen in het huis. De verdachte heeft verklaard dat hij zich die ochtend heeft aangekleed en dat hij naar de winkel is gegaan en twee biertjes heeft gehaald. Eén voor [slachtoffer 1] en één voor hemzelf. Terug in de woning heeft de verdachte het biertje van [slachtoffer 1] , die op dat moment nog lag te slapen, in de kamer van [slachtoffer 1] gezet, en heeft zijn biertje in de keuken opgedronken. Vervolgens heeft de verdachte ook het biertje van [slachtoffer 1] gepakt en in de keuken opgedronken. Hierna is hij weer naar de winkel gegaan en heeft hij vijf biertjes gekocht en al deze vijf biertjes in de keuken opgedronken. Daarna is verdachte een hamer gaan halen die in een ruimte achterin de woning lag. [6]
In zijn verhoor bij de politie op 23 mei 2016 heeft de verdachte verklaard dat hij, nadat hij de hamer heeft gepakt, met de hamer op zijn kamer heeft gezeten. Hij denkt dat hij een half uur met de hamer in zijn kamer heeft gezeten. [7]
Ter terechtzitting heeft de verdachte voorts verklaard dat hij in de keuken hallucinaties en waanbeelden heeft gekregen. Hij heeft videocamera’s gezien en hij heeft een stem gehoord. Die stem heeft gezegd: “Dood”. Hij heeft toen de hamer gepakt en is naar de kamer van [slachtoffer 1] gegaan. [slachtoffer 1] was volgens de verdachte opgestaan. [slachtoffer 1] stond aan de rand van de bank, bij het raam en heeft zich toen naar de verdachte omgedraaid. De verdachte heeft toen, zonder iets te zeggen, direct [slachtoffer 1] met de hamer op zijn hoofd geslagen. [slachtoffer 1] is vervolgens op de bank gevallen. Daarna heeft hij [slachtoffer 1] nog meerdere keren met de hamer op zijn hoofd geslagen. Na het slaan heeft hij [slachtoffer 1] met dekens toegedekt.
De verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens op zoek is gegaan naar kleding om zich om te kleden. Zijn kleding was waarschijnlijk bebloed, aldus de verdachte. De verdachte heeft tevens verklaard dat hij papieren heeft verbrand, waaronder zijn medisch dossier. Dit heeft hij gedaan, omdat hij de bewijzen, die er op konden duiden dat hij in de woning zou zijn geweest, wilde wegmaken. Hij heeft daarop in de keuken een kaars aangedaan en het gas opengedraaid, omdat hij wilde dat de woning zou verbranden en hiermee al het bewijs zou worden vernietigd. De verdachte heeft ook verklaard dat hij kleding uit de kast van [slachtoffer 1] heeft aangetrokken en dat hij drugs, amfetamine, van een spiegel heeft opgelikt. Vervolgens heeft de verdachte de woning verlaten. [8] De verdachte is een dag later aangehouden.
De hamerTer hoogte van het hoofd van [slachtoffer 1] tussen de wand en de rugleuning van de zitbank is een bebloede hamer gevonden. [9] Uit onderzoek is gebleken dat het op de hamer aangetroffen bloed van [slachtoffer 1] is. [10]
SMS-berichten
De verdachte heeft op 6 april 2016 via sms contact gehad met onder meer zijn zus en zijn moeder. Volgens de verdachte heeft hij waarschijnlijk de berichten aan zijn zus voor het incident gestuurd. De overige berichten kan verdachte zich niet meer herinneren. [11]
Door de inkomende en uitgaande items te combineren met de historische printgegevens heeft de politie een chronologische volgorde verkregen van de telefooncontacten van de verdachte.
Op 6 april 2016 zijn onder meer - voor zover hier van belang - de volgende (uit het Pools vertaalde) sms-berichten door de verdachte verzonden en ontvangen.
Om 10.24.00 uur een sms-bericht aan zijn zus:
Ik ga [slachtoffer 1] doden, daarmee ga ik beginnen
Om 10.24.30 uur een sms-bericht aan zijn zus:
Ik ga zijn kop met een hamer kapotmaken
Om 10.25.24 uur een sms-bericht aan zijn zus:
O; Shit
Om 10.31.07 uur een sms-bericht aan zijn moeder:
Ik hou van jullie en zeg sorry voor alles wat is geweest en voor wat er nog zal komen….
Om 10.36.15 uur een sms-bericht van Yogi busbedrijf:
Dag Ik wil u verzoeken om uw reservering van de bus te bevestigen. Vertrek uit Den Haag 16.30-17
Om 11.01.30 uur sms-bericht aan Yogi busbedrijf:
Ingetrokken
Om 11.01.50 uur sms-bericht van Yogi busbedrijf:
Oké
Om 11.01.59 uur sms-bericht aan zijn moeder:
Ik hou van en zeg Sorry
Om 12.33.47 uur sms-bericht aan moeder:
Mam ik heb gedood [12]
Telefoontoestel van de verdachte
Bij alle bovengenoemde berichten, met uitzondering van het laatste bericht, maakt de telefoon van de verdachte gebruik van het basisstation aan de [straat] te Den Haag. De woning aan de [straat] te Den Haag ligt binnen het bereik van deze mast. Voorts is vast komen te staan dat bij het verzenden van het laatste bericht om 12.33 uur het telefoontoestel van de verdachte gebruik maakt van het basisstation op de [straat] te Den Haag. De woning aan de [straat] ligt niet binnen het bereik van deze mast. Dat betekent volgens de politie dat het telefoontoestel van verdachte op 6 april 2016 om 12.33 uur niet meer in de [straat] te Den Haag was. [13]
Andere contacten
De politie heeft in Polen - in samenwerking met de Poolse politie - enkele getuigen gehoord. [getuige 1] heeft een schermafbeelding van haar Facebook Messenger naar de politie opgestuurd. Dit betreft een gesprek dat zij met [verdachte] heeft gevoerd. [getuige 1] heeft aangegeven dat dit account in gebruik is bij de verdachte. Op 6 april 2016 om 10.45 uur heeft [getuige 1] een drietal berichten ontvangen. Bij de overige berichten die zij op 6 april 2016 heeft ontvangen is geen tijdstip vermeld. Eén van die berichten luidt:
“Laat God over [slachtoffer 1] waken”.
De politie heeft tevens een foto gemaakt van het Facebook gesprek tussen getuige [getuige 2] en [verdachte] . Ook deze getuige heeft aangegeven dat de verdachte de gebruiker is van dit Facebook profiel.
Op deze foto is te lezen:
10.44 uur ontvangen bericht; “Neem afscheid van [slachtoffer 1] ”. [14]
[getuige 2] heeft verklaard dat op 6 april 2016 op zijn account op Facebook een bericht met deze tekst van het account van verdachte was binnengekomen. [15]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [slachtoffer 1] een bijnaam is voor [slachtoffer 1] . [16]
Tevens zijn in het dossier (uit het Pools vertaalde) berichten gevoegd die de verdachte op 6 april 2016 om onder meer 08.37, 08.58 en 9.59 naar zijn vriendin in Polen heeft gestuurd. Het laatste bericht dat de verdachte die dag naar haar heeft gestuurd is een bericht om 10.43 uur met als tekst: “Doei”. [17]
Camerabeelden
De politie heeft de camerabeelden van de ochtend van 6 april 2016 van de [supermarkt] aan de [straat] in Den Haag bekeken en - verkort weergegeven - het volgende vastgesteld.
De politie heeft geconstateerd dat de tijd op de beelden zeven minuten voorliep op de werkelijke tijd, hetgeen hierna is gecorrigeerd.
Om 9.55.03 uur is een man te zien die als de verdachte wordt herkend. Hij loopt in de [straat] en gaat de winkel in. De man draagt onder meer een groen vest met strepen op de mouwen. Hij heeft twee blikjes in de hand en loopt zonder te betalen langs de kassa naar buiten. Hij komt om 09.55.39 uur de winkel uitlopen.
Om 11.06.26 uur is te zien dat een man, die wederom als verdachte wordt herkend, op de [straat] loopt en dat hij dezelfde kleding draagt. Hij gaat de winkel weer binnen en zet drie blikjes op de toonbank. Hij loopt weg met de blikjes in zijn handen en verlaat op 11.07.21 uur de winkel. [18]
Nadere bewijsoverwegingen en conclusies
De rechtbank zal de feiten en omstandigheden, zoals die hierboven zijn weergegeven, bespreken en daarbij, waar dit aangewezen is, ook de standpunten van de officier van justitie en verdediging bespreken.
Op grond van de verklaring van de verdachte dat hij [slachtoffer 1] meermalen met een hamer op het hoofd heeft geslagen, de bevindingen zoals weergegeven in het pathologisch onderzoek, het aantreffen van de bebloede hamer naast het lichaam van [slachtoffer 1] en de aan zijn zus en moeder verzonden sms-berichten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 6 april 2016 te Den Haag [slachtoffer 1] opzettelijk om het leven heeft gebracht door hem met een hamer op het hoofd en het gezicht te slaan.
Voorbedachte raad
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of ook wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat er sprake is geweest van voorbedachte raad en daarmee van moord.
De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Uit de hiervoor omschreven bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in elk geval om 10.24 uur heeft besloten dat en op welke wijze hij [slachtoffer 1] om het leven gaat brengen. Toen heeft hij immers naar zijn zus geschreven: “Ik ga [slachtoffer 1] doden, daarmee ga ik beginnen” en “Ik ga zijn kop met een hamer kapot maken”.
Voorts kan naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat het doden van [slachtoffer 1] heeft plaatsgevonden tussen 11.07 uur en 12.33 uur. De rechtbank komt tot die conclusie op basis van de camerabeelden van de [supermarkt] waarop is te zien dat de verdachte om 11.07 uur de winkel verlaat. Op dat moment draagt de verdachte dezelfde kleding als die hij aanhad op het moment dat hij de eerste keer die dag bier heeft gekocht bij de [supermarkt] . Bezien in samenhang met de verklaring van de verdachte dat hij, nadat hij voor de tweede keer bier had gehaald, [slachtoffer 1] heeft geslagen en zijn verklaring dat hij na het incident andere kleding heeft aangetrokken, acht de rechtbank het aannemelijk dat het doden van [slachtoffer 1] na 11.07 uur heeft plaatsgevonden. Voorts blijkt uit de gegevens van de telefoon van de verdachte dat hij zich om 12.33 uur, wanneer hij aan zijn moeder het bericht “Mam ik heb gedood” verzendt, niet meer in de woning aan de [straat] bevond.
Gelet op de hierboven genomen conclusie dat [slachtoffer 1] tussen 11.07 uur en 12.33 uur is gedood, zijn er dus minstens 43 minuten verstreken tussen het nemen van het besluit (10.24 uur) en de uitvoering (na 11.07 uur) daarvan. De verdachte heeft in die tijd een hamer uit de kamer achterin de woning gepakt en is met die hamer in zijn kamer gaan zitten. Hij heeft in een winkel blikjes bier gekocht en in de keuken opgedronken. Daarnaast heeft hij in die periode meerdere berichten gestuurd naar verschillende personen in Polen, zowel via sms als via Facebook, die deels betrekking hebben op zijn voornemen. Een bericht aan [getuige 2] om 10.44 uur betreft het afscheid nemen van [slachtoffer 1] en in berichten aan zijn moeder schrijft verdachte dat hij van hen/haar houdt en maakt hij excuses voor wat gaat komen. Verdachte heeft voorts adequaat gereageerd op het verzoek van Yogi busbedrijf om zijn reservering te bevestigen. Immers heeft hij een bericht gestuurd dat de reservering is ingetrokken. Uit deze feiten en omstandigheden vloeit voort dat sprake is geweest van tijdsverloop, hetgeen gelegenheid heeft gegeven tot beraad en dat de verdachte hiertoe ook in staat is geweest. Uit het voorgaande en uit de verklaring van de verdachte zelf volgt ook dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling of in plotselinge hevige drift. Het handelen van de verdachte na 10.24 uur, zoals hiervoor omschreven is te beschouwen als min of meer normaal functioneren. Voorafgaand aan het slaan heeft de verdachte ook geen contact met [slachtoffer 1] gehad waaruit een opwelling of drift heeft kunnen ontstaan.
Dat de keuzes en het gedrag van de verdachte werden beïnvloed door zijn psychische toestand - hetgeen hierna bij de bespreking van de strafbaarheid van de verdachte nader aan de orde komt - brengt niet mee dat geen sprake is van voorbedachte raad zoals hiervoor omschreven.
Gezien het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan moord op [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van de poging inbraak met geweld dan wel bedreiging met geweld (feit 2 primair)
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen onder 2 primair is tenlastegelegd, zoals ook de officieren van justitie en de verdediging hebben bepleit.
Ten aanzien van de vernieling van de ruit, de bedreiging van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] (feit 2 subsidiair) en de beschadiging dan wel vernieling van de auto van [slachtoffer 6] (feit 3)
De verdachte heeft bekend dat hij op 7 april 2016 te Zoeterwoude de ruit van [winkel] , gevestigd aan [straat] te Zoeterwoude, heeft vernield. De verdachte heeft tevens bekend dat hij diezelfde dag [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 5] heeft bedreigd door een houten balk naar hen te gooien en dat hij de auto van [slachtoffer 6] heeft beschadigd door voornoemde houten balk op deze auto te gooien. De verdachte heeft nadien niet anders verklaard en de raadsvrouw van de verdachte heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom volstaan met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] waaruit blijkt dat de ruit is vernield, dat hij met de houten balk is bedreigd en dat de houten balk op een auto is terecht gekomen; [19]
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 3] waaruit blijkt dat hij met de houten balk is bedreigd en dat de houten balk op de geparkeerde auto is afgeketst; [20]
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 4] waaruit blijkt dat hij met de houten balk is bedreigd en dat de houten balk op de auto is terecht gekomen; [21]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] waaruit blijkt dat ook hij met de houten balk is bedreigd en dat de balk op een voertuig is afgeketst; [22]
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] waaruit blijkt dat de auto Suzuki Samurai cabrio met het kenteken [kenteken] , is beschadigd; [23]
- de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 30 maart 2017. [24]
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 06 april 2016 te Den Haag, [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door meermalen met een hamer op/tegen het hoofd en op/in het gezicht van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan;
2. Subsidiair
hij op 07 april 2016 te Zoeterwoude opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, toebehorende aan [winkel] , heeft vernield door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk met een steen die ruit in te slaan/gooien
en
hij op 7 april 2016 te Zoeterwoude, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- een houten balk gepakt en hiermee boven zijn hoofd gezwaaid en
- met die houten balk in zijn handen in de richting van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] gelopen en
-die houten balk naar/in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] gegooid;
3.
hij op 07 april 2016 te Zoeterwoude opzettelijk en wederrechtelijk een auto (Suzuki Samurai Cabrio, kenteken
[kenteken]), toebehorende aan [slachtoffer 6] , heeft beschadigd door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk een houten balk op/tegen die auto te gooien.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
moord;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
en
bedreiging met zware mishandeling;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten ontoerekeningsvatbaar was en gelet daarop dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten. Zij heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende Pro Justitia rapporten betreffende de verdachte:
  • een Pro Justitia rapportage van 26 september 2016, opgesteld door drs. A. Banaei Kashani, psychiater;
  • een Pro Justitia rapportage van 28 september 2016, opgesteld door drs. O.C. van de Bent, GZ-psycholoog.
Rapport forensisch psychiatrisch onderzoek
Uit het rapport volgt dat er bij de verdachte sprake is van een schizoaffectieve stoornis, bipolaire type en afhankelijkheid van verschillende middelen. Ten tijde van het tenlastegelegde was de verdachte ernstig psychotisch. Tevens was hij onder invloed van alcohol en cannabis. De ziekelijke stoornis heeft de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. De verdachte heeft gehandeld in opdracht van stemmen die hij hoorde. Hij had geen realiteitsbesef en er was sprake van een forse oordeels- en kritiekstoornis. Hij was hierbij de controle kwijt over zijn gedrag en gedragskeuzes. Bij een bewezenverklaring van het tenlastegelegde adviseert de rapporteur om de verdachte hiervoor volledig ontoerekeningsvatbaar te achten.
Rapport forensisch psychologisch onderzoek
Uit het rapport komt naar voren dat bij de verdachte sprake is van een schizoaffectieve stoornis, bipolaire type en misbruik van middelen, thans gedwongen in remissie. Dit was ook aanwezig en beïnvloedde volledig zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde. Ten tijde dat het tenlastegelegde zou zijn begaan was er sprake van een floride psychotisch toestandsbeeld. Factoren die – mogelijk – van belang zijn geweest voor het voorbestaan van het verder ontwikkelen van de paranoia zijn onder andere abnormale ervaringen, namelijk hallucinaties en wanen, gevoelsmatige processen, gekleurde redeneerstijlen en de omstandigheden zijn bijzonder ongunstig.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn voormelde rapportages op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en worden de conclusies van het psychiatrisch en psychologisch onderzoek met betrekking tot de toerekenbaarheid van het tenlastegelegde gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank volgt in zoverre de conclusies van de gedragsdeskundigen en neemt deze over. Hoewel de conclusies van de deskundigen blijkens hun rapporten zien op feit 1, ziet de rechtbank in de rapporten aanleiding om die conclusies ook op de korte tijd later gepleegde feiten 2 subsidiair en 3 van toepassing te achten.
Dit betekent dat de verdachte voor de onder 1, 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde niet strafbaar is en dat hij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De op te leggen maatregel

6.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dient te worden opgelegd, met het uitdrukkelijke verzoek conform artikel 359 lid 7 van het Wetboek van Strafvordering te motiveren dat sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte een maatregel ex artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht dient te worden opgelegd. De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat met deze maatregel, tezamen met de tijd die verdachte reeds in het PPC heeft doorgebracht, verdachte ongeveer 18 maanden medicamenteus zal worden behandeld. Mocht de verdachte na deze behandeling nog een gevaar vormen, behoort een machtiging via de Wet BOPZ tot de mogelijkheden. De verdachte kan op deze wijze behandeling krijgen met zicht op toekomst. De raadsvrouw heeft benadrukt dat de verdachte de Nederlandse taal niet machtig is en dat behandeling in Polen uiteindelijk voor de verdachte de voorkeur heeft, omdat de ondersteuning van zijn familie van belang is en het communiceren in zijn eigen taal het behandelproces ten goede komt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord op zijn huisgenoot [slachtoffer 1] . Het overlijden van [slachtoffer 1] op slechts 33-jarige leeftijd is op zich genomen al een dramatische gebeurtenis, en dat wordt in hoge mate versterkt als dat overlijdendoor een ander is veroorzaakt. Aan [slachtoffer 1] is de kans ontnomen om nog lange tijd een leven te leiden zoals hij zich dat zou hebben gewenst. Tevens is door zijn overlijden diep en onherstelbaar leed aan de nabestaanden toegebracht. De slachtofferverklaring die namens de familie van het slachtoffer ter terechtzitting is voorgelezen, geeft weer wat de gevolgen zijn voor de familie. Ook het verdriet van de vrienden van het slachtoffer die ter terechtzitting aanwezig waren was duidelijk zichtbaar. Enkele van hebben het lichaam van [slachtoffer 1] na het misdrijf in zijn woning aangetroffen. Dit moet voor hen een schokkende gebeurtenis zijn geweest.
De verdachte is na de moord gevlucht en heeft zich een dag later schuldig gemaakt aan vernieling van de ruit van een bakkerij in Zoeterwoude, bedreiging van vier medewerkers van deze bakkerij door met een houten balk te zwaaien en richting deze personen te gooien en beschadiging van de voorruit van de auto van één van deze medewerkers. Dit alles heeft schade veroorzaakt en indruk gemaakt op de betrokkenen.
De documentatie van de verdachte
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 8 april 2016 betreffende de verdachte volgt dat hij in Nederland niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Uit het strafblad van de verdachte uit Polen – dat door een beëdigde tolk is vertaald – van 27 april 2016 en uit zijn verklaring ter terechtzitting komt onder meer naar voren dat de verdachte verschillende keren is veroordeeld voor feiten betreffende de Opiumwet en voor een overval in vereniging.
De persoon van de verdachte
Bij de beoordeling van de op te leggen maatregel aan de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de eerder genoemde rapporten van drs. A. Banaei Kashani, psychiater en drs. O.C. van de Bent, GZ-psycholoog.
Uit het psychiatrisch rapport volgt dat de factoren die voortkomen uit de stoornis van de verdachte van belang zijn voor de kans op recidive. De verdachte is verslaafd en heeft een ernstige psychiatrische stoornis. Hij is al jaren chronisch psychotisch en verliest daarbij regelmatig de grip op de werkelijkheid en zijn realiteitsbesef. Samen met het drugsgebruik ontstaat een vicieuze cirkel waarbij hij steeds verder afglijdt en de controle verliest op zijn gedrag, waarbij hij inmiddels heeft laten zien dat hij erg gevaarlijk kan zijn. De verdachte heeft in Nederland geen steunsysteem. Hij heeft sociaal maatschappelijk nauwelijks tot geen mogelijkheden in Nederland. Hij is nog maar recent in Nederland, spreekt de taal niet en is niet ingeburgerd. Hij heeft moeite met het vinden van een baan en is nu ook dakloos. De sociaal maatschappelijke problemen veroorzaken stress bij de verdachte. Ook stress kan bij de verdachte een psychose uitlokken of verergeren. Omdat de verdachte middelen gebruikt als zelfmedicatie, zal de kans groot zijn dat hij ten tijde van stress naar middelen grijpt, waardoor ook weer de psychotische symptomen verergerd kunnen worden, met alle gevolgen van dien.
Zonder een juridisch kader is er een hoog risico op een nieuw geweldsdelict. Met een juridisch kader, waarbij behandeling een belangrijke pijler is, wordt dit risico matig tot laag ingeschat.
Om de kans op herhaling van gewelddadig gedrag door de verdachte te beperken is naar de mening van de rapporteur langdurige klinische begeleiding en (medicamenteuze) behandeling van de verdachte noodzakelijk. Ook abstinentie van middelen is een vereiste. De verwachting van de rapporteur is niet dat deze kans na een kortdurende behandeling blijvend zal afnemen, gezien de chronische, ernstige aandoeningen van de verdachte, namelijk de schizoaffectieve stoornis, waarbij hij chronisch psychotisch is, en de verslaving. Ambulante behandeling is voorlopig niet haalbaar omdat de verdachte nog psychotisch is, een beperkt ziektebesef heeft en sociaal-maatschappelijk ernstig disfunctioneert. De verwachting van de rapporteur is niet dat de verdachte gezien zijn beperkingen ooit voldoende zal slagen in de maatschappij, laat staan binnen afzienbare tijd. Psycho-educatie naast behandeling is daarom noodzakelijk voor het bevorderen van ziekte-inzicht, waarbij hij zijn verwachtingen zal moeten leren aanpassen.
Gezien de ernst van het tenlastegelegde, zijn justitiële voorgeschiedenis, de ernstige psychiatrische aandoeningen, de benodigde langdurige behandeling en zijn ernstig sociaal maatschappelijk disfunctioneren acht de rapporteur een terbeschikkingstelling met dwangverpleging het enige juridische kader waarbinnen een reductie van herhaling kan worden bereikt.
De rapporteur heeft een terbeschikkingstelling met voorwaarden overwogen maar acht dat niet haalbaar gezien de ernst van het tenlastegelegde. Hoewel de verdachte zijn goede wil toont, heeft hij laten zien dat hij, in relatief korte tijd, ernstig psychotisch kan geraken, zonder dat hulpverleningsinstanties hem in het vizier hebben gekregen. Hij heeft laten zien dat hij dusdanig snel en hevig kan decompenseren, dat de rapporteur denkt dat de kaders bij een TBS met voorwaarden te kort kunnen schieten, met alle gevolgen van dien.
Dit geldt ook voor een plaatsing onder artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. Deze duurt maximaal een jaar en daarna is het afhankelijk van de behandelaar van de verdachte welke route er zal worden ingeslagen. Dit geeft naar de mening van de rapporteur onvoldoende bescherming en helderheid.
Uit het psychologisch rapport komt naar voren dat bij de verdachte sprake is van een ernstig psychiatrisch ziektebeeld in combinatie met misbruik van middelen. De verdachte is, ondanks de medicatie en abstinentie van illegale middelen, in psychiatrisch opzicht nog niet stabiel te noemen. Hij verblijft nu nog in een omgeving die gekenmerkt wordt door een hoge mate van begeleiding, sturing en toezicht. Bij het wegvallen van deze begeleiding en toezicht is een terugval in het middelengebruik reëel aanwezig. Derhalve wordt de kans op recidive als hoog ingeschat.
Ter beperking van het risico op een recidief geeft de onderzoeker de rechtbank in overweging een maatregel TBS met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. Een TBS met voorwaarden is overwogen maar gezien de ernst van de psychiatrische stoornis – binnen korte tijd een heftige ontregeling – en het ontbreken van een betrouwbare motivatie, lijkt een TBS met voorwaarden geen reële optie. Dit geldt ook voor een plaatsing onder artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
De psychiater en de psycholoog zijn ter terechtzitting van 30 maart 2017 als deskundigen gehoord en zij hebben verklaard bij hun adviezen te blijven. De psychiater heeft hieraan toegevoegd dat de verwachting is de verdachte jarenlange behandeling nodig zal hebben. Zij heeft hier tevens aan toegevoegd dat – gezien het voor de verdachte vereiste beveiligingsniveau – een plaatsing op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht niet toereikend is.
De rapporteurs zien geen andere mogelijkheid dan een TBS-maatregel met dwangverpleging.
Conclusie
Bij de verdere beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de geadviseerde TBS-maatregel een zeer ingrijpende strafrechtelijke maatregel is die alleen aan de orde is als de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen en goederen dit vereist en andere, minder ingrijpende maatregelen niet effectief zijn. Op grond van de bevindingen van de deskundigen komt de rechtbank tot de vaststelling dat de problemen van de verdachte dusdanig ernstig zijn dat een langdurige behandeling noodzakelijk is. De aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, de verwachte behandelduur die het gevolg is van het chronische ziektebeeld met gebrek aan ziektebesef, de veiligheid van personen en het gevaar voor herhaling maken dat de rechtbank van oordeel is dat geen andere maatregel kan worden opgelegd dan die van de terbeschikkingstelling van de verdachte, met het bevel dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd.
Nu de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten moord op zijn huisgenoot, zal een totale duur van meer dan vier jaren, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet op voorhand uitgesloten zijn.
Dat de verdachte de Poolse nationaliteit heeft en mogelijk tot ongewenst vreemdeling zal worden verklaard, staat aan oplegging van TBS met dwangverpleging niet in de weg.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 6], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 703,25.
7.1
De vordering van de officieren van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 703,25 alsmede tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich verzet tegen de opgevoerde kosten voor huur van een auto-aanhangwagen en kosten van de vriend van de benadeelde partij=, nu de noodzaak en onderbouwing hiervan ontbreekt. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de vordering met deze bedragen te verminderen. Bij toewijzing van de vordering heeft zij tot slot verzocht om rekening te houden met het feit dat de verdachte geen inkomen heeft.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post “kosten i.v.m. ruiten laten vervangen”, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien het bestaan en de omvang van de gestelde schade in het licht van de betwisting namens de verdachte onvoldoende is onderbouwd.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten ‘Voorruit (…) laten vervangen” en “Lakschade (…) laten repareren”, is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 3 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 576,65 te vermeerderden met de wettelijke rente met ingang van 7 april 2016.
Voorts ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over het inbeslaggenomen goed.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting kan met betrekking tot het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt.
De rechtbank zal daarom de bewaring van dit voorwerp ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen:
- 37a, 37b, 57, 285, 289 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
moord;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
en
bedreiging met zware mishandeling;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ter zake van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 6] , een bedrag van € 576,65, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 april 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 576,65, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 april 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 6] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 11 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het op de beslaglijst onder 1. genummerde voorwerp, te weten:
1
STK Harddisk
SEAGATE LAPTOP Thin hdd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.J. Visser, voorzitter,
mr. M. Rootring, rechter,
mr. D.C. Laagland, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Sepmeijer-Kovacevic, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 april 2017.
Mr. M. Sepmeijer-Kovacevic is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal Algemeen dossier Bravo16 met het proces-verbaalnummer 2016-096376 (hierna: Algemeen dossier) (doorgenummerd blz. 1 t/m 101, de bijlage Ambtshandeling(en) (hierna: Ambtshandelingen) met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 341), het proces-verbaal Persoonsdossier verdachte [verdachte] (hierna: Persoonsdossier) (doorgenummerd blz. 1 t/m 222), het Forensisch dossier TGO Bravo 16 (hierna: Forensisch dossier) (doorgenummerd blz. 1 t/m 516) en het proces-verbaal Zaaksdossier Miening (hierna: Miening) (doorgenummerd blz. 1 t/m 38), van Team Grootschalige Opsporing (DH);
2.Ambtshandelingen, proces-verbaal van bevindingen, blz. 14 t/m 16;
3.Ambtshandelingen, proces-verbaal van bevindingen, blz. 4 en 5;
4.Forensisch dossier, Schouwverslag, blz. 198 en 199 en Voorlopig Sectierapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI), blz. 337 t/m 375;
5.Forensisch dossier, Rapport van het NFI, Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, blz. 305 t/m 322;
6.Proces-verbaal van de terechtzitting van 30 maart 2017 inhoudende de verklaring van de verdachte;
7.Persoonsdossier, proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , blz. 46;
8.Proces-verbaal van de terechtzitting van 30 maart 2017 inhoudende de verklaring van de verdachte;
9.Forensisch dossier, proces-verbaal Sporenonderzoek, blz. 52 en 126;
10.Forensisch dossier, Rapport van NFI, Bloedspoorpatroononderzoek, onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] in ’s-Gravenhage op 6 april 2016, blz. 21, 22, 29 en 31;
11.Proces-verbaal van de terechtzitting van 30 maart 2017 inhoudende de verklaring van de verdachte;
12.Ambtshandeling(en), proces-verbaal chronologische bevindingen SMS berichten verdachte [verdachte] , blz. 118 t/m 120;
13.Ambtshandeling(en), proces-verbaal van bevindingen p. 101 t/m 103 en proces-verbaal bevindingen telefoongegevens [verdachte] , blz. 126 en 127;
14.Ambtshandeling(en), proces-verbaal bevindingen screenshots Polen, blz. 193;
15.Ambtshandeling(en) beëdigde vertaling uit het Pools van een proces-verbaal getuigenverhoor [getuige 2] , p. 333;
16.Proces-verbaal van de terechtzitting van 30 maart 2017 inhoudende de verklaring van de verdachte;
17.Ambtshandeling(en), proces-verbaal van het getuigenverhoor/deskundigenverhoor [getuige 3] , met bijlage proces-verbaal van goedereninspectie, blz. 243 t/m 251;
18.Ambtshandeling(en), proces-verbaal van bevindingen, blz. 81 t/m 93;
19.Miening, proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] , blz. 9 t/m 13;
20.Miening, proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 3] , blz. 17 en 18;
21.Miening, proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 4] , blz. 19 en 20;
22.Miening, proces-verbaal aangifte [slachtoffer 5] , blz. 21 en 22;
23.Miening, proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 6] , blz. 14 t/m 16;
24.Proces-verbaal van de terechtzitting van 30 maart 2017 inhoudende de verklaring van de verdachte.