Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
eisende partij in conventie,
gemachtigde: mr. T.A. Nieuwenhuijsen,
gedaagde partij in conventie,
gemachtigde: mr. M.M. van Delden-Van Rijssen.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 januari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting DUWO en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. DUWO vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, stellende dat zij de woning dringend nodig had voor eigen gebruik, specifiek voor verhuur aan studenten. De huurovereenkomst was aangegaan in 2004, voordat de campusclausule in de wet was opgenomen. De kantonrechter moest beoordelen of de woning als studentenwoning kon worden aangemerkt en of de huurder, die destijds als student was ingeschreven, recht had op de woning.
De kantonrechter oordeelde dat uit de huurovereenkomst niet bleek dat de woning specifiek bestemd was voor studenten. Er waren geen voorwaarden opgenomen die vereisten dat de huurder ingeschreven moest zijn als student. Bovendien was het gehuurde een zelfstandige woonruimte die ook aan niet-studenten werd verhuurd. De kantonrechter concludeerde dat de huurder ervan uit mocht gaan dat hij reguliere woonruimte huurde en dat de vordering van DUWO tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming niet kon worden toegewezen. DUWO werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
In reconventie vorderde de huurder een tegemoetkoming in verhuis- en herinrichtingskosten, maar deze vordering werd niet verder behandeld omdat de voorwaarde voor de reconventionele vordering niet was vervuld. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter mr. E.A.W. Schippers.