Uitspraak
interne verrekening ten behoeve van de overname”. Zonder nadere onderbouwing met stukken, welke ontbreekt, volgt niet dat daarmee sprake is van het bestaan van een vorderingsrecht.
Rechtbank Den Haag
Op 17 januari 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een faillissementszaak waarbij FRESHPOOL VASTGOED B.V. en een tweede verzoeker, aangeduid als verzoeker sub 2, een verzoek tot faillietverklaring hebben ingediend tegen POOLSCHOOL H20 BEHEER B.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker 1, Freshpool, een bedrag van € 70.000,-- vorderde van de verweerster, maar dat niet is aangetoond dat dit vorderingsrecht bestaat. Freshpool had eerder dit bedrag ingediend in het faillissement van de bestuurder van de verweerster, zonder een deugdelijke verklaring voor de wijziging van de vordering. De rechtbank oordeelde dat de enkele overlegging van een bankafschrift van ING niet voldoende was om het bestaan van een vorderingsrecht aan te tonen.
Verzoeker sub 2 vorderde een bedrag van € 35.000,--, maar ook deze vordering werd door de verweerster betwist. De rechtbank concludeerde dat verzoeker sub 2 onvoldoende bewijs had geleverd dat hij het bedrag had voorgeschoten voor de verweerster. De rechtbank wees het verzoek tot faillietverklaring af, omdat niet summierlijk was gebleken van feiten die de vorderingen van de verzoekers onderbouwden.
In een latere beschikking op 31 januari 2017 heeft de rechtbank geoordeeld over een verzoek van de verweerster om de beschikking van 17 januari te verbeteren, met betrekking tot de proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers in het ongelijk zijn gesteld en hen veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de zijde van de verweerster, begroot op € 904,--. De rechtbank heeft de verzoeken van de verweerster om een integrale kostenveroordeling afgewezen, omdat er geen reden was om hiervan af te wijken. De beslissingen zijn gegeven door mr. M.M.F. Holtrop, in tegenwoordigheid van griffier R. Becker.