ECLI:NL:RBDHA:2017:3572

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2017
Publicatiedatum
7 april 2017
Zaaknummer
C/09/491484 / HA ZA 15-753
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.W. Vogels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en vereffening van een vennootschap onder firma, geschil over opzegging en verdeling van activa

In deze zaak gaat het om de ontbinding en vereffening van de vennootschap onder firma [de VOF] tussen de vennoten [A] en [B]. De rechtbank heeft op 12 april 2017 uitspraak gedaan in een geschil dat voortkwam uit de opzegging van de vennootschap door [B] op 24 september 2014. [A] vorderde onder andere dat de rechtbank zou verklaren dat de vennootschap niet was ontbonden per 24 december 2014, maar per 13 maart 2015. [B] voerde verweer en stelde dat de vennootschap per 18 november 2014 was ontbonden. De rechtbank oordeelde dat de vennootschap per 31 december 2014 was ontbonden, zoals door [B] gevorderd. De rechtbank overwoog dat er geen schriftelijke overeenkomst was tussen de vennoten en dat de opzegging door [B] niet in strijd was met de redelijkheid en billijkheid. De rechtbank stelde de wijze van verdeling van de activa vast, waarbij de regie set aan [B] en de camera set aan [A] werd toegedeeld. Ook werd vastgesteld dat het saldo van de bankrekening van [de VOF] gelijkelijk tussen de vennoten moest worden verdeeld. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/491484 / HA ZA 15-753
Vonnis van 12 april 2017
in de zaak van
[A],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. W.J. Leerink te Groningen,
tegen
[B],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. C.E.M. Malmberg te Den Haag.
Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 juni 2015, met 24 producties;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende (voorwaardelijke) vorderingen in reconventie, met 35producties;
- het tussenvonnis van 26 juni 2015, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de conclusie van antwoord in (voorwaardelijke) reconventie; tevens wijziging van eis in conventie, met producties 25 tot en met 27;
- de akte overlegging aanvullende producties ten behoeve van de comparitie van [A] , met producties 28 en 29;
- de akte houdende producties ten behoeve van comparitie tevens houdende een aanvulling van de eis in reconventie van [B] , met producties 36 en 37;
- de tweede akte houdende aanvullende producties ten behoeve van comparitie van [B] , met producties 38 tot en met 43;
- het proces-verbaal van comparitie van 8 december 2015;
- de akte uitlaten na comparitie, tevens wijziging van eis in conventie van [A] , met productie 30;
- de akte uitlating na comparitie mdede houdende (a) aanvullende producties en (b) een aanvulling van eis naar aanleiding van recente ontwikkelingen van [B] , met producties 44 tot en met 46;
- de antwoordakte van [A] ;
- de antwoordakte uitlating na comparitie mede houdende twee aanvullende producties van [B] , met producties 47 en 48.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A] en [B] hebben in 2006/2007 als cameraman gewerkt bij de registratie van dartstoernooien in Nederland.
2.2.
[A] en [B] zijn met ingang van 1 september 2007 vennoten geworden in de vennootschap onder firma [de VOF] V.O.F. (hierna: [de VOF] ). De activiteiten van [de VOF] bestonden uit het gezamenlijk en voor gemeenschappelijke rekening drijven van een dienstverlenende onderneming, die zich richt op de professionele registratie c.q. het in beeld brengen van darts- en/of sportevenementen in Nederland en in buitenland alsmede het vervaardigen van producties en/of commercials verband houdend met darts- en/of sportevenementen. [B] was de onderneming in [de VOF] als eenmanszaak gestart op 1 mei 2007.
2.3.
[de VOF] was voor [A] en [B] een nieuwe (nog op te bouwen) onderneming naast hun eigen, reeds bestaande activiteiten als zelfstandige ondernemers.
2.4.
In de eerste vijf jaren van haar bestaan heeft [de VOF] jaarlijks twee toernooien geregistreerd, de Zuiderduin Masters in Egmond aan Zee en de Dutch Open van de Nederlandse Dart Bond (NDB). Om deze opdrachten uit te voeren heeft [de VOF] de benodigde apparatuur ingehuurd bij United Broadcast Facilities.
2.5.
Eind 2012/2013 is [de VOF] erin geslaagd opdrachten te verkrijgen voor de registratie van enkele andere toernooien. Zo heeft zij in mei 2013 een toernooi in Düsseldorf geregistreerd en in juni 2013 een toernooi in Gibraltar, beide in opdracht van de Professional Darts Corporation (PDC). Op 24 december 2013 is door PDC aan [de VOF] de opdracht voor de registratie van alle toernooien van de European Tour 2014 gegund.
2.6.
[de VOF] heeft met ingang van 1 februari 2013 een bedrijfsruimte gehuurd in [plaats] . Ook is zij vanaf oktober 2013 gaan investeren in de aanschaf van eigen apparatuur, waaronder remote control HD camera’s en bedieningspanelen om deze camera’s op afstand te bedienen. In januari 2014 heeft [de VOF] geïnvesteerd in de aanschaf van een regie set. [de VOF] heeft in 2013 en 2014 voor ongeveer € 75.000,= aan apparatuur gekocht.
2.7.
[B] heeft op 24 september 2014 aan [A] in een gesprek laten weten de samenwerking in haar huidige vorm te willen beëindigen. Tegelijkertijd heeft [B] voorstellen gedaan voor een nieuwe vorm van samenwerking. Nog diezelfde dag heeft [B] de voorstellen op papier gezet en met de volgende e-mail aan [A] gezonden:
Hoi [A] ,
Zoals vanmiddag besproken hierbij de voorstellen. Ik zie een keuze of tegenvoorstel graag uiterlijk 8 oktober tegemoet. Ik zal wel al voor 1 oktober de huur in [plaats] per 1-1-2015 opzeggen en verrekenen.
Gr, [document]
[B]
In het aangehechte document is onder voorstel A onder andere vermeld:
De inboedelwaarde is aanschafbedrag minus afschrijving. Voorstel: Aanschafbedrag is € 75.000, afschrijving eerste jaar 33,3%. Inboedelwaarde is dus € 50.000, overname bedrag derhalve € 25.000.
2.8.
Op 29 september 2014 heeft [B] namens [de VOF] de huurovereenkomst voor de bedrijfsruimte in [plaats] mondeling opgezegd tegen 1 februari 2015. Die opzegging is bij brief van 28 oktober 2014 schriftelijk bevestigd.
2.9.
Op 6 oktober 2014 heeft [B] onder meer het volgende aan [A] geschreven:
[…] Ten slotte, je schrijft dat je vindt dat ik niet eenzijdig kan beslissen dat ik fulltime voor [de VOF] werk of ga werken. […] Aangezien je echter niet wilt dat dat er voor [de VOF] zal zijn, blijft er voor mij, mede dankzij de eerdere punten van slecht vennootschap en toenemende onenigheid, slechts één optie over en dat is dat we zo spoedig mogelijk gaan werken naar beëindiging van onze samenwerking in de VOF [de VOF] .
Voor zover ik het kan inschatten en wat mij betreft zijn er twee scenario’s mogelijk:
1) één van ons beiden treedt uit als vennoot en de ander zet het bedrijf [de VOF] als eenmanszaak voort […]
2) we heffen gezamenlijk de VOF [de VOF] op en verdelen de boedel. […]
2.10.
[A] en [B] hebben vervolgens enkele maanden onderhandeld door voorstellen aan elkaar te doen over de datum van opheffing en wijze van vereffening van [de VOF] , maar hebben daarover geen overeenstemming bereikt. [A] werd in deze onderhandelingen bijgestaan door zijn broer, [C] .
2.11.
Op 8 november 2014 heeft [C] namens zijn broer per e-mail aan [B] bericht:
Beste [B] ,
Naar aanleiding van ons gesprek gisteren doe ik je mede namens [A] de volgende reactie toekomen.
[A] en ik hebben samen de huidige situatie doorgenomen en komen tot de conclusie dat het ook voor [A] het beste is tot een verdeling van zaken over te gaan. Wij stellen voor om de verdeling per jaareinde te laten plaatsvinden. Dit om aan te sluiten bij een volledig en boekhoudkundig jaar. […] Onder verdeling verstaan wij in elk geval:
  • winstverdeling 2014
  • waardering inventaris;
  • verdeling opdrachten.
Tevens wil [A] graag bespreekbaar houden om in de toekomst blijvend op dart-opdrachten ingezet te worden, tegen een afgesproken vergoeding/tarief. […]
Zou je ter voorbereiding mij nog een actuele inventarislijst verstrekken (met aanschaf- en evt boekwaarden, datum aanschaf?
Mvg
[C]
2.12.
Op 10 november 2014 heeft [B] met kopie aan [A] aan [X] en [Y] van NDB per e-mail het volgende bericht:
Beste [X] , beste [A] ,
Tot mijn spijt moet ik jullie mededelen dat [A] ( [A] ) en ik besloten hebben onze samenwerking te stoppen. Dat betekent dat Vof [de VOF] uiterlijk 31-12-2014 ophoudt te bestaan.
Op dit moment zijn we nog in overleg hoe we alle zaken gaan verdelen, daar is nog geen duidelijkheid over. Wel is zeker dat Vof [de VOF] ten tijde van de Dutch Open 2015 niet meer zal bestaan en daarom moeten we alle offertes en aanbiedingen die namens [de VOF] zijn gedaan terugtrekken. Komende weken hopen we meer duidelijkheid te verschaffen en zal [A] of ik contact met jullie opnemen om eventueel gezamenlijk een oplossing te vinden.
Met vriendelijke groet,
[B]
2.13.
Op 14 november 2014 heeft weer een gesprek plaatsgevonden tussen [A] en [B] over de beëindiging en afwikkeling van [de VOF] , ditmaal in het bijzijn van [D] (een vriend van [B] ) en [C] .
2.14.
Op 16 november 2014 heeft [B] een concept voor de overeenkomst tot ontbinding van [de VOF] , met aangehecht een inventarislijst en het benodigde formulier voor de Kamer van Koophandel, per e-mail aan [A] gestuurd. In dat concept wordt als ontbindingsdatum 18 november 2014 genoemd.
2.15.
In antwoord daarop heeft [C] op 19 november 2014 namens zijn broer per e-mail een aangepaste versie van de concept overeenkomst gezonden. In het aangepast concept wordt vermeld dat de samenwerking eindigt op de dag nadat [de VOF] aan haar contractuele verplichtingen inzak de Zuiderduin Masters is nagekomen; als ontbindingsdatum is vervolgens 8 december 2014 opgenomen. In de begeleidende e-mail heeft [C] nog opgemerkt dat “
4xUtp-switchers en Utp bekabeling voor de camera’s” nog misten op de inventarislijst.
2.16.
De laatste opdracht die [de VOF] in portefeuille had en heeft uitgevoerd was die voor de registratie van de Zuiderduin Masters (5-7 december 2014).
2.17.
[B] heeft op 24 december 2014 aan zowel [A] als aan zichzelf een bedrag van € 5.000,= overgemaakt van de ondernemersrekening met nummer [nummer] ten name van [de VOF] (hierna: de bankrekening van [de VOF] ) als voorschot op de winstuitkering 2014. Ook heeft hij van de bankrekening van [de VOF] een bedrag van € 7.559,= aan zichzelf overgemaakt onder vermelding van “opname verschil kapitaalrekening”, naar zijn zeggen om de balans op de kapitaalrekening van beide vennoten gelijk te trekken.
2.18.
[B] heeft zich op 24 december 2014 als vennoot uitgeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
2.19.
De opzegging van de huur tegen 1 februari 2015 voor de bedrijfsruimte in [plaats] is niet geaccepteerd; [de VOF] was tot en met 31 januari 2016 huur verschuldigd. Die heeft zij voldaan. Vervolgens heeft de verhuurder op 25 januari 2016 de borg ter hoogte van € 3.500,= op de bankrekening van [de VOF] terug betaald.
2.20.
[A] heeft op 25 januari 2016 van de bankrekening van [de VOF] een bedrag van
€ 6.000,= aan zichzelf overgemaakt.
2.21.
Het saldo op de bankrekening van [de VOF] beliep per 26 januari 2016 € 39,02.
2.22.
[A] en [B] hebben de winst van [de VOF] elk jaar op basis van 50-50 met elkaar gedeeld.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[A] vordert – na wijzing van eis – dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [de VOF] niet is opgezegd/ontbonden per 24 december 2014;
II. indien het gevorderde onder I wordt afgewezen, de opzegging/ontbinding per 24 december 2014 vernietigt;
III. voor recht verklaart dat [de VOF] is opgezegd/ontbonden per 13 maart 2015;
IV. voor recht verklaart dat de vereffening/verdeling zoals door [B] feitelijk is bewerkstelligd nietig is;
V. de (wijze van) verdeling/vereffening vaststelt zoals onder punt 44 van de dagvaarding en gewijzigd bij akte (hierna onder 3.2 opgenomen) uiteengezet;
VI. voor recht verklaart dat sprake is van wanprestatie, dan wel onrechtmatige daad van [B] jegens [A] ;
VII. bij toewijzing van de vordering onder VI. de door [B] aan [A] te betalen schadevergoeding vaststelt op het bedrag ad € 52.000,=, althans een bedrag in goede justitie te bepaalt, althans ter zake verwijst naar de schadestaatprocedure;
VIII. [B] veroordeelt tot betaling van buitengerechtelijke kosten ad € 1.275,=;
IX. [B] veroordeelt in de kosten van dit geding (inclusief beslagkosten en nakosten), te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[A] heeft – samengevat – aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij op grond van artikel 3:178 e.v. BW de verdeling van de gemeenschap vordert.
Primair vordert hij (a) dat [B] de regie set toebedeeld krijgt en [A] de camera set, waarbij de rechtbank voor recht verklaard dat [B] is overbedeeld, (b) betaling van [B] vanwege die overbedeling van € 9.025,= en (c) betaling van [B] van
€ 6.115,=. Subsidiair vordert [A] dat [B] meewerkt aan de verdeling van de netto-opbrengst van alle aan [de VOF] toebehorende goederen, nadat deze op de door de rechtbank bepaalde wijze zullen zijn verkocht. Meer subsidiair vordert [A] de verdeling vast te stellen. Primair, subsidiair en meer subsidiair vordert [A] dat de rechtbank verklaart voor recht dat (1) de camera met kenmerk HE120 en het bedieningspaneel met kenmerk RP120 toebehoren aan [A] en (2) [A] recht heeft op een werkend, ge-updatet en in december 2014 opgeleverd scoresysteem en veroordeling van [B] dit scoresysteem aan [A] ter beschikking te stellen binnen 14 dagen na datum van dit vonnis op straffe van een dwangsom.
Voor het geval de opdrachten (waaronder die van de PDC) niet voor verdeling in aanmerking komen, stelt [A] dat hij door het handelen van [B] schade heeft geleden (wegens wanprestatie of onrechtmatige daad) en vordert hij een betaling van een bedrag van € 52.000,=, althans verwijzing naar de schadestaat procedure.
3.3.
[B] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[B] vordert – na wijziging van eis – dat de rechtbank bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad
a. verklaart voor recht:
primair dat de vennootschap onder firma [de VOF] is opgezegd door [B] op 25 september 2014 en dat de vennootschap onder firma [de VOF] door beide vennoten is ontbonden per 18 november 2014 althans 31 december 2014;
subsidiair dat de vennootschap onder firma [de VOF] is opgezegd en ontbonden per 25 december 2015;
meer subsidiair dat de vennootschap onder firma [de VOF] is opgezegd en ontbonden per 13 maart 2015;
althans dat de rechtbank [de VOF] wegens gewichtige redenen als bedoeld in artikel 7A:1684 BW, voor zover rechtens vereist, ontbindt, primair per 18 november 2014 althans 31 december 2014, subsidiair per 25 december 2014 en meer subsidiair per 13 maart 2015 of zodanig datum als de rechtbank passend acht;
de (wijze van) verdeling zodanig vaststelt als is uiteengezet onder 112 van de conclusie van antwoord en in dat kader gelast dat [A] meewerkt aan zodanige verdeling en verklaart voor recht:
primair: dat de feitelijke verdeling van de activa van [de VOF] overeenkomstig 112 sub a) van de conclusie van antwoord rechtsgeldig is en dat die verdeling geen overbedeling van [B] nog een onderbedeling van [A] tot gevolg heeft;
subsidiair: dat de feitelijke verdeling van de activa van [de VOF] overeenkomstig 112 sub a) van de conclusie van antwoord rechtsgeldig is en zo nodig een deskundigenbericht te gelasten teneinde de uit die verdeling eventueel voortvloeiende vorderingen uit onder- en overbedeling vast te stellen en bij toewijzing van deze subsidiaire vordering tevens:
primair: dat de rechtbank voor recht verklaart (1) dat [B] ter compensatie van zijn extra arbeidsinbreng in de periode tot september/oktober 2013 behoort te worden gecrediteerd op zijn kapitaalrekening op de balans van [de VOF] en (2) dat [A] (als een met die inbreng van [B] corresponderende inbreng) een Panasonic camera (type HE120) en een Panasonic bedieningspaneel (type RP120) heeft ingebracht in [de VOF] , althans
subsidiair: voor zover [A] door de rechtbank geacht wordt slechts het zuivere genot van genoemde camera en bedieningspaneel te hebben ingebracht in [de VOF] , dat de rechtbank voor recht verklaart dat [B] ter compensatie van zijn arbeidsinbreng in de periode tot september/oktober 2013 met een bedrag van € 9000 wordt gecrediteerd op zijn kapitaalrekening op de balans van [de VOF] en
primair en subsidiair: dat de rechtbank [A] beveelt om ten behoeve van het vaststellen van de slotuitdeling van de vennoten mee te werken aan de uit het voorgaande voortvloeiende creditering van de kapitaalrekeningen van beide vennoten met een bedrag van € 9000 op straffe van een dwangsom van € 500 per dag of gedeelte van een dag dat [A] met de nakoming van dit gebod in gebreke blijft,
bij afwijzing van de vorderingen sub b): met inachtneming van artikel 3:185 BW een andere wijze van verdeling of een andere verdeling vaststelt en bepaalt dat degene die overbedeeld wordt, de overwaarde in 12 maandelijkse termijnen mag voldoen;
voor het geval dat [A] niet meewerkt tot een verdeling nadat deze bij een rechterlijke uitspraak is bevolen, op grond van artikel 3:181 BW een onzijdig persoon benoemt die [A] bij de verdeling zal vertegenwoordigen;
verklaart voor recht:
- dat [A] toerekenbaar tekort is geschoten in de verbintenissen die voor hem voortvloeien uit de overeenkomst met betrekking tot [de VOF] gedurende haar bestaan, en
- dat [A] toerekenbaar tekort is geschoten in de verbintenissen die na ontbinding van [de VOF] op hem rustten en rusten als voormalig vennoot ten aanzien van een voortvarende vereffening en verdeling van de goederengemeenschap
- en/of dat [A] ter zake onrechtmatig heeft gehandeld;
bij toewijzing van de vordering sub e) [A] veroordeelt om aan [B] te betalen:
- een bedrag van € 55.000 ten titel van vergoeding van schade (bestaande uit gederfde inkomsten van [B] ) te vermeerderen met een bedrag nader op te maken bij staat (bestaande uit schade als gevolg van het traineren van de vereffening en verdeling door [A] ) althans
- een zodanig bedrag ten titel van vergoeding van schade als de rechtbank in goede justitie oordelend juist voorkomt, en
- de wettelijke rente over het door [B] gevorderde, te rekenen vanaf de overeengekomen datum van ontbinding van [de VOF] (18 november 2014 althans zodanige ontbindingsdatum als volgt uit de onder a) gevorderde verklaring voor recht) dan wel vanaf het intreden van het verzuim (twee weken na ingebrekestelling de dato 14 april 2015); en
[A] veroordeelt om aan [de VOF] te betalen een bedrag van € 8.208,37;
met veroordeling van [A] in de kosten van deze procedure (waaronder begrepen de nakosten).
3.6.
[A] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Nu de vorderingen van partijen over en weer er hoofdzakelijk op neerkomen dat het vermogen van [de VOF] wordt vereffend en verdeeld, lenen de vorderingen in conventie en in reconventie zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2.
De vennootschap onder firma wordt beheerst door de wettelijke regels zoals neergelegd in boek 7A van het Burgerlijk Wetboek (art. 7A:1655 tot en met 7A:1688 BW), het Wetboek van Koophandel (art. 1 en artt. 15 tot en met 34 WvK), het algemene verbintenissenrecht en door hetgeen tussen partijen zelf is overeengekomen.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat er geen schriftelijke overeenkomst is tussen [A] en [B] als vennoten van [de VOF] .
4.4.
Partijen twisten allereerst over de vraag of en, zo ja, per welke datum [de VOF] is opgezegd en ontbonden.
Ingevolge het bepaalde in artikel 7A:1683 onder 3° BW wordt de vennootschap onder firma ontbonden door opzegging van een vennoot aan de andere vennoten. Opzegging is een eenzijdige rechtshandeling waarmee een of meer vennoten de wens te kennen geven de vennootschappelijke samenwerking te beëindigen. In beginsel is bij een vennootschap die voor onbepaalde tijd is aangegaan elke vennoot bevoegd om de vennootschap aan de andere vennoten op te zeggen. De opzegging door een vennoot is niet aan enige vorm gebonden en kan ingevolge art. 3:37 lid 1 BW ook in een gedraging van een vennoot ten opzichte van de andere vennoten besloten liggen.
4.5.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Op 24 september 2014 heeft [B] aan [A] te kennen gegeven dat hij de samenwerking tussen [A] en [B] in de bestaande vorm wenste te beëindigen. Deze mededeling is niet een opzegging als bedoeld in artikel 7A:1683 BW, omdat partijen vervolgens per e-mail nog van gedachten hebben gewisseld over een andere manier van samenwerken althans afrekenen (andere verdeling van de winst dan de tot dan toe gebruikelijk 50-50) als vennoten. Naar het oordeel van de rechtbank is de e-mail van 6 oktober 2014 van [B] wel te beschouwen als opzegging van de vennootschap, omdat daarin door [B] expliciet twee scenario’s worden geschetst, inhoudende ofwel uittreden van één vennoot en voortzetting van de onderneming door de andere vennoot ofwel opheffing en verdeling. In beide scenario’s komt een einde aan de vennootschap onder firma. Aldus heeft [B] de vennootschap op 6 oktober 2014 opgezegd.
4.6.
Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen per welke datum [de VOF] moet worden geacht te zijn ontbonden. [B] stelde in de e-mail van 6 oktober voor per 1 december 2014 op te heffen. [C] heeft op op 8 november 2014 namens zijn broer aan [B] voorgesteld de verdeling per jaareinde te laten plaatsvinden om aan te sluiten bij een volledig boekhoudkundig en fiscaal jaar. In de daarna gewisselde concept overeenkomsten worden 18 november (door [B] ) resp. 8 december 2014 (door [A] ) als data voor ontbinding vermeld. Omdat partijen het er in beginsel over eens waren dat de uiterste datum 31 december was (zie ook de e-mail aan de DNB op 10 november), komt de rechtbank op grond van het voorgaande tot de conclusie dat [de VOF] moet worden geacht te zijn ontbonden per 31 december 2014 zoals primair door [B] gevorderd. De rechtbank heeft meegewogen dat die datum met het oog op de jaarrekening praktisch is en de rechtsgevolgen van de ontbinding niet anders zijn dan bij ontbinding op een van de andere door partijen voorgestelde dagen in december 2014.
4.7.
[A] heeft nog aangevoerd dat de opzegging door [B] in strijd met de redelijkheid en billijkheid is gedaan en om die reden vernietigbaar is. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Volgens art. 7A:1686 lid 1 BW is een opzegging vernietigbaar, indien zij in strijd met de redelijkheid en billijkheid geschiedt. Een opzeggende vennoot moet gelet op deze bepaling rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van zijn medevennoten. Daarbij kan de termijn van opzegging een rol spelen, maar ook alle verdere omstandigheden van het concrete geval, zoals de duur van de vennootschappelijke relatie zoals die partijen bij het aangaan van de vennootschapsovereenkomst voor ogen stond, of de ernst van de gevolgen van de opzegging voor de overige vennoten.
De rechtbank is van oordeel dat [A] geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die kunnen leiden tot het oordeel dat in strijd met de redelijkheid en billijkheid door [B] is opgezegd. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [A] op 8 november 2014 ook zelf tot de conclusie is gekomen dat het voor hem het beste is tot een verdeling van zaken over te gaan (zie hiervoor onder 2.11).
4.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen van [A] onder I, II en III zullen worden afgewezen. De onder a) door [B] gevorderde verklaring van recht zal als hierna volgt worden toegewezen.
4.9.
De ontbinding van [de VOF] heeft tot gevolg dat de verplichting tot inbreng voor beide is komen te vervallen en dat het vermogen van [de VOF] moet worden vereffend. De lopende zaken moeten worden afgewikkeld, zodat de boedel in een toestand wordt gebracht waarin deze zonder moeilijkheden kan worden verdeeld. De rechtbank zal gelet op de vorderingen van partijen over en weer de verdeling vaststellen als bepaald in artikel 3:185 BW.
4.10.
De rechtbank begrijpt dat de inbreng van [A] en [B] bestond uit arbeid en dat de activa uit de opbrengst van de activiteiten van [de VOF] zijn betaald (met uitzondering van hetgeen hierna onder 4.12 is overwogen). Verder maakt de rechtbank uit de in het geding gebrachte afschriften van de bankrekening van [de VOF] (van december 2014 tot en met januari 2016) op dat vereffening van de vennootschap reeds heeft plaatsgevonden. Gesteld noch gebleken is dat er nog te innen crediteuren zijn dan wel te betalen debiteuren. De verdeling van het vermogen van [de VOF] kan dan plaatsvinden op basis van 50-50 zoals de vennoten gewoon waren de winst te verdelen.
4.11.
Partijen zijn het erover eens dat de regie set aan [B] moet worden toebedeeld en de camera set aan [A] . Feitelijk heeft die verdeling al plaatsgevonden.
4.12.
Bij deze toedeling van camera set en regie set is naar het oordeel van de rechtbank van overbedeling van [B] zoals [A] stelt geen sprake. Voor terugbetaling van het bedrag van € 7.559,= zoals door [A] gevorderd ziet de rechtbank dan ook geen grond. [B] heeft gesteld dat hij dat bedrag aan zichzelf heeft laten uitbetalen, teneinde de kapitaalrekening van de beide vennoten glad te strijken. Ter onderbouwing daarvan heeft hij aangevoerd dat zijn extra inbreng aan arbeid over 2013 door [A] en [B] is begroot op ongeveer € 9.000,= en daarom afgesproken is dat ter compensatie [A] de factuur voor de twee camera’s en een adapter (met kenmerken HE120 en RP120) zou voldoen, eveneens bij wijze van inbreng. [A] heeft ter zitting bevestigd dat de extra uren die [B] in [de VOF] had gestopt moesten worden gecompenseerd. Echter, zo heeft [A] als verweer gevoerd, genoemde apparatuur heeft hij privé gekocht en slechts het genot in [de VOF] ingebracht. De rechtbank volgt hem daarin niet, nu de orderbevestiging ter zake van 15 oktober 2013 op naam staat van [de VOF] ter attentie van [B] . De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [A] bij de uitwisseling van de concept overeenkomsten voor de ontbinding op 16 en 19 november 2014 wel een opmerking plaatste over welke onderdelen misten op de inventarislijst, maar niet over de eigendom van de HE120 en RP120. Bovendien weegt de rechtbank mee dat de door [A] voor de verzekering opgestelde inventarislijst van 4 maart 2014 ook de HE120 en RP120 vermeldt.
4.13.
De vordering van [B] tot terugbetaling van de € 6.000,= die [A] op 25 januari 2016 van de bankrekening van [de VOF] aan zichzelf heeft uitbetaald, wordt afgewezen. [B] heeft immers erkend dat [A] nog een bedrag van € 5.800,= ter zake van de verhuur van de camera set in 2015 moest krijgen, omdat de camera set per datum ontbinding aan [A] is toebedeeld.
4.14.
[B] heeft erkend dat [A] recht heeft op een werkend, up-to-date en zoals in december 2014 opgeleverd scoresysteem. De gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
4.15.
Voor verdeling van opdrachtgevers ziet de rechtbank geen grond. Per 31 december 2014 was de opdrachtenportefeuille van [de VOF] immers leeg.
4.16.
De rechtbank zal bepalen dat het saldo van de bankrekening van [de VOF] ieder voor de helft aan [A] en [B] toekomt en dat de bankrekening van [de VOF] kan worden opgeheven. Voor zover voor de vereffening en verdeling van [de VOF] boekhoudkundig nog werkzaamheden vereist zijn, komen die voor rekening van [B] en [A] gezamenlijk.
4.17.
Dan resteert nog de verdeling van de “diverse overige materiële activa” (productie 31 van [A] ) zijnde kabels, audiohaspels en dergelijke. De waarde daarvan is door [A] geschat op € 6.155,= en door [B] op € 3.125,=. De rechtbank zal die aan [B] toedelen, gelet op het hierna volgende. In 2015 zijn door [A] van de bankrekening van [de VOF] de kosten die met de verhuur van de camera set in 2015 gemoeid waren (Foto Konijnenberg, Vocas, CameraNu en DSV assurantiegroep, totaal € 2.054,11) betaald. Nu de camera set per datum ontbinding aan [A] is toebedeeld, dienen voornoemde kosten, evenals de kosten van Finplan (3 keer € 51,42) voor zijn rekening te komen. De rechtbank streept aldus met de toedeling van de “diverse overige materiële activa” aan [B] de door [B] gevorderde € 2.208,37 tegen elkaar weg.
4.18.
Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat noch [A] noch [B] feiten en omstandigheden hebben aangevoerd die kunnen leiden tot het oordeel dat [A] of [B] schade heeft geleden als gevolg van handelingen van de (voormalige) medevennoot. Dat de afwikkeling van [de VOF] na de opzegging door [B] niet soepel is gelopen, is daarvoor onvoldoende.
4.19.
Nu de verdeling als volgt wordt vastgesteld en – naar de rechtbank begrijpt – de verdeling feitelijk grotendeels al heeft plaatsgevonden, hebben [A] en [B] bij hun overige vorderingen geen belang. Die worden dan ook afgewezen.
4.20.
De rechtbank ziet aanleiding de proceskosten te compenseren, nu beide partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
verklaart voor recht dat [de VOF] door opzegging door [B] per 31 december 2014 ontbonden is;
5.2.
stelt de wijze van verdeling van de ontbonden vennootschap onder firma als volgt vast:
  • a) deelt toe aan [B] de regie set (als omschreven in productie 23 van [A] );
  • b) deelt toe aan [A] de camera set (als omschreven in productie 24 van [A] );
  • c) deelt toe aan [B] de “diverse overige materiële activa” (als omschreven in productie 31 van [A] );
  • d) verklaart voor recht dat [A] recht heeft op een werkend, up-to-date en zoals in december 2014 opgeleverd scoresysteem;
  • e) bepaalt dat voor zover voor de vereffening en verdeling van [de VOF] boekhoudkundig nog werkzaamheden vereist zijn, die voor rekening van [B] en [A] gezamenlijk komen;
  • f) bepaalt dat het resterende saldo van de bankrekening van [de VOF] aan [B] en [A] ieder voor de helft toekomt;
  • g) bepaalt dat de bankrekening van [de VOF] kan worden opgeheven;
5.3.
verklaart dit vonnis (met uitzondering van de verklaringen voor recht) tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.W. Vogels en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 2226