ECLI:NL:RBDHA:2017:3521

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2017
Publicatiedatum
6 april 2017
Zaaknummer
09.827807.16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraken in Wassenaar en Noordwijk met schadevergoeding aan benadeelden

Op 30 maart 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee woninginbraken, één in Wassenaar en één in Noordwijk, op 16 december 2016. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de benadeelden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden.

De rechtbank oordeelde dat de vordering van een van de benadeelden, die inmiddels was overleden, niet-ontvankelijk werd verklaard, omdat de dood niet het gevolg was van het bewezenverklaarde feit. Desondanks werd een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en eerdere contacten met justitie.

De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht tot betaling van schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, die de verdachte verplichtte tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers. De uitspraak benadrukt de ernst van woninginbraken en de gevolgen voor de slachtoffers, die zich vaak onveilig voelen in hun eigen huis.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827807-16
Datum uitspraak: 30 maart 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 maart 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R. van Geloven, en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. E.C. Kerkhoven, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 december 2016 te Wassenaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een doos(je) chocolade (Ferrero Rocher) en/of een (zilveren) bestekbak (met bestek) en/of een (Kruidvat) kadobon en/of een notitievel en/of een fietssleutel en/of een geldkistje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen chocola en/of bestek(bak) en/of kadobon en/of notitievel en/of fietssleutel en/of geldkistje onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door de deur van de woning van [benadeelde 1] voornoemd open te duwen en/of te forceren en/of (vervolgens) die woning binnen te dringen/te sluipen en/of (vervolgens) meerdere, althans een, kamer(s) in die woning te doorzoeken;
2.
hij op of omstreeks 16 december 2016 te Noordwijk met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een psalmenboekje (met daarin " [benadeelde 2] 24 september 1933") en/of een doosje (met daarin twee, althans een pen(nen) van het merk Parker) en/of drie stuks zilverbestek en/of een zilverkleurige medaille (met daarop "De Krogt '40 m.d.") en/of een grijskleurige aansteker (van het merk Ronson), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen psalmenboek en/of doosje met pennen en/of zilverbestek en/of medaille en/of aansteker onder zijn bereik te hebben gebracht door het (keuken)raam (aan de achterzijde van de woning gelegen aan [adres benadeelde 2] open te breken (met een breekvoorwerp) en/of (vervolgens) de woning voornoemd te doorzoeken.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt – kort gezegd – verweten dat hij zich op 16 december 2016 schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak te Wassenaar (feit 1) en een woninginbraak te Noordwijk (feit 2).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de aan de verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – na de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 maart 2017 – op het standpunt gesteld dat de aan de verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Aangezien de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van de verdachte geen vrijspraak heeft bepleit van deze feiten, volstaat de rechtbank met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 maart 2017;
- het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] d.d. 16 december 2016, p. 49 (PV I);
- het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 19 december 2016, p. 22 (PV II);
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2016, met bijlagen, p. 25 t/m 32 (PV II).
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 maart 2017;
- het proces-verbaal van aangifte [benadeelde 3] , namens [benadeelde 2] , d.d. 22 december 2016, p. 70 t/m 72 (PV II);
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 januari 2017, p. 37 (PV II).
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 16 december 2016 te Wassenaar tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een doosje chocolade (Ferrero Rocher) en een (zilveren) bestekbak (met bestek) en een (Kruidvat)
cadeaubonen een notitievel en een fietssleutel en een geldkistje, toebehorende aan [benadeelde 1] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en die weg te nemen chocola en bestek(bak) en
cadeaubonen notitievel en fietssleutel en geldkistje onder hun bereik te hebben gebracht door de deur van de woning van [benadeelde 1] voornoemd te forceren en (vervolgens) die woning binnen te dringen/te sluipen en (vervolgens) meerdere kamers in die woning te doorzoeken;
2.
hij op 16 december 2016 te Noordwijk met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een psalmenboekje (met daarin " [benadeelde 2] 24 september 1933") en een doosje (met daarin twee pennen van het merk Parker) en drie stuks zilverbestek en een zilverkleurige medaille (met daarop "De Krogt '40 m.d.") en een aansteker (van het merk Ronson), toebehorende aan [benadeelde 2] , zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en die weg te nemen
goederen, te weten eenpsalmenboek en doosje met pennen en zilverbestek en medaille en aansteker onder
hunbereik te hebben gebracht door het keukenraam (aan de achterzijde van de woning gelegen aan [adres benadeelde 2] open te breken (met een breekvoorwerp) en (vervolgens) de woning voornoemd te doorzoeken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor duur van zeven maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, eventueel met een voorwaardelijk deel als stok achter de deur.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich op één dag tweemaal schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Een dergelijk feit veroorzaak allereerst financiële schade en overlast bij de slachtoffers. Daarnaast voelen slachtoffers van woninginbraken zich vaak niet meer veilig in hun eigen woning, terwijl dit nu juist de plek bij uitstek is waar men zich veilig zou moeten kunnen voelen. Woninginbraken zorgen bovendien voor gevoelens van onrust in de buurt, hetgeen ook blijkt uit de getuigenverklaringen omtrent de woninginbraak in Wassenaar. Bij deze woninginbraak is de verdachte samen met zijn mededader ‘s avonds het huis binnengedrongen. De toen 89-jarige bewoonster lag boven in bed. Een van de twee daders heeft - terwijl aangeefster daar lag en aan de inbreker vroeg wie hij was en wat hij daar deed - onverstoorbaar haar hele slaapkamer doorzocht. Aangeefster is daarop - midden in de winter, in pyjama en op blote voeten - naar het huis van de overburen gevlucht waar de politie gebeld kon worden.
De verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de mogelijke gevolgen voor de slachtoffers en alleen oog gehad voor zijn eigen geldelijk gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 19 december 2016. Daaruit blijkt dat de verdachte, ofschoon hij pas enkele jaren in Nederland verblijft, eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, onder meer voor een diefstal. De rechtbank weegt dat in strafverzwarende zin mee.
Op grond van de aard en de ernst van het bewezenverklaarde komt naar het oordeel van de rechtbank alleen een gevangenisstraf als strafmodaliteit in aanmerking. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De rechtbank houdt in strafverminderende zin rekening met de proceshouding van de verdachte en zijn jeugdige leeftijd. Voorts gaat de rechtbank er op basis van de verklaring van de verdachte en de verklaring van aangeefster van de woninginbraak in Wassenaar van uit dat het niet de verdachte is geweest maar zijn mededader die – terwijl aangeefster daar in bed lag – haar slaapkamer heeft doorzocht.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden passend en geboden.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde 1] heeft zich voor wat betreft feit 1 als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 3.762,99, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering strekt tot vergoeding van materiële (€ 762,97) en immateriële schade (€ 3000,00).
[benadeelde 3] heeft zich, namens [benadeelde 2] , voor wat betreft feit 2 als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 3.523,00. De vordering strekt tot vergoeding van materiële schade.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] voor wat betreft de materiële schade. De officier van justitie heeft voor wat betreft de door [benadeelde 1] gevorderde immateriële schade geconcludeerd dat toewijzing van een bedrag van € 2.000,00 redelijk en billijk is. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] . De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank ook hier aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel deze vordering af te wijzen omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
De raadsman heeft verzocht de vordering van [benadeelde 2] niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen, nu niet is gebleken of [benadeelde 3] gemachtigd is om deze vordering voor (de erven van) [benadeelde 2] in te dienen. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat slechts een offerte voor het herstel van de schade is ingediend en dat de vordering derhalve onvoldoende is onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [benadeelde 1]
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de gevorderde materiële schade voor een bedrag van € 762,97, is voldoende onderbouwd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
Gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering tot vergoeding van immateriële schade heeft aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat zij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal deze schade uit hoofde van artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek vaststellen op een bedrag van € 500,- en de vordering voor dat bedrag toewijzen.
De rechtbank zal het resterende deel van de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van in totaal € 1.262,97. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 16 december 2016, nu vast is komen te staan dat de schade op die datum is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.262,97, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 december 2016 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 1] .
De vordering van [benadeelde 2]
Aangeefster [benadeelde 2] is op 20 januari 2017 overleden. [benadeelde 3] , neef van de benadeelde partij [benadeelde 2] heeft namens haar een vordering ingesteld tot vergoeding van materiële schade.
Nu aangeefster niet is komen te overlijden ten gevolge van het bewezenverklaarde feit zal de rechtbank gelet op het bepaalde in artikel 361, eerste en tweede lid juncto artikel 51f, tweede lid Sv, [benadeelde 3] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Het vorenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank echter niet aan het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel in de weg. De schadevergoedingsmaatregel is immers een zelfstandige strafrechtelijke maatregel die mede beoogt een door een strafbaar feit benadeelde persoon te versterken in zijn positie tot herstel van een rechtmatige toestand. Nu de in het tweede lid van artikel 36f Sr bedoelde aansprakelijkheid van de verdachte jegens het slachtoffer niet teloorgaat door diens overlijden, behoren de erfgenamen van het slachtoffer tot de kring van begunstigden van de schadevergoedingsmaatregel (ECLI:HR:2010:BL9105).
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat het slachtoffer als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Deze schade bestaat uit de beschadiging van diverse deuren en kozijnen in de woning. De rechtbank acht de overgelegde offerte voor het herstel van deze schade voldoende om de hoogte van het schadevergoedingsbedrag te kunnen bepalen op een bedrag van € 3.523,00.
Aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade en de verdachte voor het onder 2 bewezen verklaarde feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 3.523,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 december 2016, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 2] .

8.De inbeslaggenomen goederen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genummerde voorwerp (Ferrero Rocher) zal worden verbeurdverklaard, dat de onder 2, 4, 5 en 6 (papier, cadeaubon, container, lepel) genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan [benadeelde 1] , dat de onder 9, 10 en 11 (pen, medaille, psalmenboekje) genummerde voorwerpen zullen worden teruggegeven aan [benadeelde 3] en dat de onder 3, 7 en 8 genummerde voorwerpen (auto, navigator, telefoon) zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan [benadeelde 1] gelasten van de op de beslaglijst onder 1, 2, 4 en 6 genummerde voorwerpen, de teruggave aan (de erven van) [benadeelde 2] van de op de beslaglijst onder 9, 10 en 11 genummerde voorwerpen en de teruggave aan [benadeelde 4] van het op de beslaglijst onder 5 genummerde voorwerp.
Voorts kan op grond van het onderzoek ter terechtzitting met betrekking tot de op de beslaglijst onder 3, 7 en 8 genummerde voorwerpen geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring van deze voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende(n) gelasten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 24c, 36f, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
ten aanzien van feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur
van 5 (vijf) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
benadeelde partij [benadeelde 1]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde 1] , een bedrag van € 1.262,97, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 16 december 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat zij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.262,97 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 1] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 22 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
benadeelde partij [benadeelde 2]
bepaalt dat [benadeelde 3] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 3.523,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 2] ;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 45 dagen;
beslag
gelast de teruggave aan [benadeelde 1] van de op de beslaglijst onder 1, 2, 4 en 6 genummerde voorwerpen, te weten:
1. STK Snoep Kl:goudkleur, FERRERO ROCHER;
2. 1.00 STK Papier, met handgeschreven tekst;
4. 1.00 STK Kadobon, KRUIDVAT;
6. 1.00 STK Lepel Kl:zilveren, BEGEER V KEMPEN;
gelast de teruggave aan [benadeelde 2] van de op de beslaglijst onder 9, 10 en 11 genummerde voorwerpen, te weten:
9. 2.00 STK Pen, PARKER 61;
10. 1.00 STK Medaille Kl:zilver;
11. 1.00 STK Boek, BIJBEL, Psalmenboekje;
gelast de teruggave aan [benadeelde 4] van de op het beslaglijst onder 5 genummerde voorwerp, te weten:
5. 1.00 STK Vuilniscontainer;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende(n) van de op de beslaglijst onder 3, 7 en 8 genummerde voorwerpen, te weten:
3. 1.00 STK Personenauto PKN27980, FORD MONDEO Kl:zwart;
7. 1.00 STK Navigator Kl:zwart, GARMIN 145-01615-10;
8. 1.00 STK Telefoontoestel, NOKIA N85.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C.M. Bouman, voorzitter,
mr. E.M.M. Smilde-Schölvinck, rechter,
mr. L. Kelkensberg, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.C. Bloem, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 maart 2017.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van: