ECLI:NL:RBDHA:2017:3223

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2017
Publicatiedatum
31 maart 2017
Zaaknummer
09/797257-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennepstekken

Op 15 maart 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennepstekken. De verdachte, geboren in 1949, werd beschuldigd van het telen van 972 hennepstekken in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 12 oktober 2015 in Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 31 dagen had geëist, waarvan 30 dagen voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een geldboete in plaats van een gevangenisstraf, maar de rechtbank oordeelde dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend was. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de schadelijkheid van hennep voor de volksgezondheid. De rechtbank verklaarde het bewezen verklaarde strafbaar en legde de verdachte een gevangenisstraf op, met de voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan nieuwe strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/797257-16
Datum uitspraak: 15 maart 2017
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1949 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 1 maart 2017.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. van der Harg en van hetgeen door verdachte en diens raadsman mr. T.P. van der Eerden, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 t/m 12 oktober 2015 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan het [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 972 hennepplanten en/of hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 1 augustus t/m 12 oktober 2015 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan het [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 972 hennepplanten en/of hennepstekken, althans een groot aantal
hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 augustus 2015 t/m 12 oktober 2015 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van
hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij op of omstreeks 13 oktober 2015 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan het [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 972 hennepplanten en/of hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten en/of hennepstekken en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 13 oktober 2015 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan het [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 972 hennepplanten en/of hennepstekken, althans een groot aantal hennepplanten
en/of hennepstekken en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 13 oktober 2015 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn,, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter
beschikking te stellen;

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op dinsdag 13 oktober 2015 voerden toezichthouders van de gemeente Alphen aan den Rijn een controle uit in de ‘ [bedrijf] ’, gevestigd aan de [adres] . In de kantine van het daar gelegen bedrijfspand troffen zij een zgn. Deense kar aan, die was gevuld met hennepstekken. Op voornoemd adres bleek [verdachte] (hierna: verdachte) ingeschreven te staan. In het pand werden 13 stektrays met een totaal van 972 hennepstekken aangetroffen. [2]
Verdachte heeft verklaard dat hij deze stekken aanwezig heeft gehad, maar dat deze van een ander persoon waren. [3] De rechtbank ziet zich derhalve voor de vraag gesteld of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de teelt van de hennepstekken, dan wel medeplichtig was aan dit feit (feit 1 primair en subsidiair). Voorts dient de vraag te worden beantwoord of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging aanwezig hebben van hennepstekken (feit 2 primair), dan wel medeplichtigheid daaraan (feit 2 subsidiair).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de onder feit 1 primair en feit 2 primair ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De raadsman heeft zich met de officier van justitie op het standpunt gesteld dat feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair bewezen kunnen worden.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
Op het adres [adres] bevond zich een kas. Verbalisant zag dat de kas was ingericht als plantenkwekerij met verscheidene kweekkassen. In een ruimte voor in de kas lag een onderdeel van een houten box voor een zgn. slakkenhuis, een ventilator als gebruikt wordt in hennepkwekerijen. Deze zag er oud en gebruikt uit. Tevens lagen er drie transformatoren ter hoogte van de kantine. Op een werktafel lag een tweetal stektrays, waarin zich aarderesten en perlitekorrels bevonden. Deze stektrays waren gebruikt. In de keuken zag verbalisant een kweekkast op wielen, die was voorzien van drie laadplanken. Boven elke laadplank was een tl-buis gemonteerd en op elke laadplank lagen vier stektrays met daarin hennepstekken. Een standkachel blies warme lucht in de richting van de kweekkast. Verbalisant herkende de hennepstekken aan de vorm van het blad, de kleur van de stekken en de geur die de stekken afgaven. Links van de kweekkast was een doorgang zonder deur naar een badkamer. In de badkuip stond nog een stektray met hennepstekken. In de opslagplaats boven het kantoor lagen voorwerpen welke met het kweken van hennep te maken hebben: schakelborden, transformatoren, armaturen, assimilatielampen en slakkenhuizen. [4]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij werd benaderd door een kennis uit de wietkwekerijscene die hij ‘ [naam] ’ noemt. Verdachte heeft vroeger weleens een hennepkwekerij gehad, maar hij doet dit nu niet meer. De goederen die met hennep kweken te maken hebben heeft verdachte al jaren omdat hij vroeger wel hennep heeft geteeld. ‘ [naam] ’ vroeg of verdachte op maandag of hij hennepstekjes bij de kwekerij van verdachte mocht brengen omdat die niet goed geworteld waren en verdachte verstand van planten heeft. Verdachte heeft de stekjes in een Deense kar gezet, waarin tl-lampen boven de stekjes hingen. Daarna heeft hij er plastic overheen gedaan. ‘ [naam] ’ zou de stekken op vrijdag weer komen ophalen, maar de politie stond op dinsdag al voor de deur. Volgens verdachte was het een kleine moeite om ‘ [naam] ’ uit de nood te helpen, en zou hij daarvoor € 200,- krijgen. [5]
Rol verdachteDe vraag is of verdachte door te handelen als hierboven weergegeven is aan te merken als (mede)pleger of medeplichtige aan het telen en aanwezig hebben van hennepstekken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de stekjes van ‘ [naam] ’ heeft aangenomen en deze in een Deense kar heeft geplaatst die was voorzien van tl-verlichting. Uit het dossier blijkt verder dat een standkachel warme lucht in de richting van de stekjes blies, dat er een stektray met hennepstekken in de badkuip lag en dat op de werktafel twee gebruikte stektrays met aarde en perlitekorrels lagen. Verdachte zou ervoor zorgen dat de hennepstekken goed zouden wortelen en zou daarvoor ook een vergoeding van € 200,- krijgen. Door dit wezenlijke onderdeel van de teelt voor zijn rekening te nemen heeft verdachte zelfstandig geteeld, en zich niet beperkt tot het bevorderen van teelt door een ander of anderen. Nu het dossier geen aanknopingspunten bevat dat het telen vóór 1 oktober 2015 is begonnen, zal de rechtbank het telen van de hennepstekken bewezen verklaren voor de periode van 1 oktober 2015 tot en met 12 oktober 2015.
Voorts heeft verdachte in bewuste nauwe samenwerking met ‘ [naam] ’ op 13 oktober 2015 972 hennepstekken aanwezig gehad, waardoor hij ten aanzien van feit 2 primair als medepleger kan worden aangemerkt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de onder feit 1 primair en feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij in de periode van 1 oktober 2015 t/m 12 oktober 2015 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan het [adres] ) 972 hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 13 oktober 2015 te Boskoop, gemeente Alphen aan den Rijn, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan het [adres] ) 972 hennepstekken, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
de voorgezette handeling van: [feit 1] opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod en
[feit 2] medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwetgegeven verbod;

5.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 31 dagen, waarvan 30 dagen gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht toe te passen, nu sprake is van een voortgezette handeling die voortkomt uit één ongeoorloofd wilsbesluit. De raadsman acht een geldboete van € 3.000,-, gelet op het door de verdediging ter terechtzitting overgelegde arrest van het Gerechtshof Den Haag d.d. 2 mei 2013 passend en geboden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
Verdachte heeft hennepstekken geteeld en deze met een ander aanwezig gehad. De teelt van hennepstekken is een zeer lucratieve vorm van criminaliteit die gepaard gaat met veel andere vormen van criminaliteit. Hennep is bovendien schadelijk voor de volksgezondheid. Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financieel gewin, namelijk de € 200,- die verdachte voor zijn inspanningen zou krijgen.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte d.d. 6 februari 2017. Hieruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Verdachte is in 2012 voor soortgelijke feiten onder meer tot een taakstraf veroordeeld, zodat artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank zal, gelet op de omstandigheden dat de rechtbank anders dan de officier van justitie bewezen acht dat verdachte pleger, resp. medepleger was en artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, geen taakstraf opleggen. Gelet op de ernst van de feiten en de recidive van verdachte binnen vijf jaar na een eerdere veroordeling voor een Opiumwetdelict, acht de rechtbank een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank zal een voorwaardelijk strafdeel opleggen, teneinde verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22 c, 22d, 47 en 56 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst II;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de onder feit 1 primair en feit 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
de voortgezette handeling van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwetgegeven verbod;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
8(
acht)
WEKEN;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (zes) WEKEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Boogers, voorzitter,
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, rechter,
mr. M.M. Dolman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Koolen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 maart 2017.
Mr. Dolman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2015299608, van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn - Gouda, basisteam Gouda, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 114).
2.Proces-verbaal aantreffen hennepstekkerij, p. 4-5.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 23.
4.Proces-verbaal aantreffen hennepstekkerij, p. 4-6
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 1 maart 2017.