ECLI:NL:RBDHA:2017:3185
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- P.A. Buijs
- B.J. van Vugt-Jansen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met Tunesische verzoeker
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 maart 2017 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een Tunesische verzoeker. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens was aan de verzoeker een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de door de verweerder gegeven toelichting niet voldoende is om Tunesië als veilig land van herkomst aan te merken. De rechtbank oordeelt dat de verweerder niet heeft aangetoond dat er in Tunesië geen vervolging of behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) plaatsvindt. Daarom heeft de rechtbank de ministeriële regeling van 11 oktober 2016 onverbindend verklaard voor zover Tunesië als veilig land van herkomst is aangemerkt.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen nu de rechtbank op dezelfde dag uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.