Uitspraak
(Verkort vonnis)
[verdachte] ,
Het onderzoek ter terechtzitting
De tenlastelegging
Oordeel van de rechtbank
[benadeelde]niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
Rechtbank Den Haag
Op 28 maart 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een vechtpartij die plaatsvond op 2 mei 2016 in Delft, waarbij de verdachte en de benadeelde partij, [benadeelde], betrokken waren. Tijdens deze vechtpartij raakte de benadeelde gewond aan het hoofd door een klauwhamer, terwijl de verdachte zelf ook een steekwond opliep. De officier van justitie, mr. C. Sam-Sin, heeft in zijn requisitoir vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor opzet van de verdachte om de benadeelde te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als de benadeelde geanalyseerd en geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank oordeelde dat het niet kon worden uitgesloten dat de verwondingen per ongeluk waren ontstaan tijdens de worsteling om de klauwhamer. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten die de verdachte heeft gemaakt ter verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding, tot op heden begroot op nihil, en gelast de teruggave van een in beslag genomen telefoontoestel aan de verdachte. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.