ECLI:NL:RBDHA:2017:3042

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2017
Publicatiedatum
28 maart 2017
Zaaknummer
09/827243-16
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling na vechtpartij met klauwhamer

Op 28 maart 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een vechtpartij die plaatsvond op 2 mei 2016 in Delft, waarbij de verdachte en de benadeelde partij, [benadeelde], betrokken waren. Tijdens deze vechtpartij raakte de benadeelde gewond aan het hoofd door een klauwhamer, terwijl de verdachte zelf ook een steekwond opliep. De officier van justitie, mr. C. Sam-Sin, heeft in zijn requisitoir vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor opzet van de verdachte om de benadeelde te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als de benadeelde geanalyseerd en geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank oordeelde dat het niet kon worden uitgesloten dat de verwondingen per ongeluk waren ontstaan tijdens de worsteling om de klauwhamer. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten die de verdachte heeft gemaakt ter verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding, tot op heden begroot op nihil, en gelast de teruggave van een in beslag genomen telefoontoestel aan de verdachte. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/827243-16
Datum uitspraak: 28 maart 2017
Tegenspraak

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
BRP-adres: [adres] .

Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 augustus 2016 (niet inhoudelijk) en 14 maart 2017 (inhoudelijk).
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. C. Sam-Sin heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het ten laste gelegde. Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [benadeelde] in de vordering.
De rechtbank heeft ten slotte kennis genomen van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. P.H.W. Spoelstra, advocaat te Den Haag, naar voren is gebracht. De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 mei 2016 te Delft ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [benadeelde] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [benadeelde] met een hamer op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 02 mei 2016 te Delft [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] met een hamer op het hoofd heeft geslagen.

Oordeel van de rechtbank

Met betrekking tot de vraag naar de bewezenverklaring van het tenlastegelegde overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat in de vroege ochtend op 2 mei 2016 in Delft in de woning van [benadeelde] (hierna: [benadeelde] ) een vechtpartij heeft plaatsgevonden. Hierbij waren [benadeelde] en de verdachte betrokken. Als gevolg van deze vechtpartij heeft [benadeelde] een hoofdwond opgelopen en de verdachte een steekwond in zijn kuit. Bovendien kan de rechtbank vaststellen dat er een klauwhamer en een mes aanwezig waren.
De verklaringen van de verdachte en [benadeelde] over de gebeurtenissen voorafgaand aan en tijdens de vechtpartij verschillen. Uit beide verklaringen valt echter af te leiden dat de verdachte - bewust of onbewust - met de klauwhamer het voorhoofd van [benadeelde] heeft geraakt.
Voordat de rechtbank de vraag kan beantwoorden of de verdachte met zijn handelen (voorwaardelijk) opzet had op het doden van [benadeelde] , dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dient de rechtbank allereerst de vraag te beantwoorden of de verdachte [benadeelde] opzettelijk met een klauwhamer heeft geslagen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aanknopingspunten bieden om te kunnen vaststellen dat de verdachte opzettelijk met een klauwhamer op het hoofd van [benadeelde] heeft geslagen. De rechtbank kan niet uitsluiten dat dit per ongeluk tijdens de worsteling om de klauwhamer is gebeurd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van de tenlastegelegde feiten. De verdachte zal hiervan dan ook worden vrijgesproken.
Vordering benadeelde partij
Nu de rechtbank de verdachte van het hem ten laste gelegde zal vrijspreken, zal de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding en wordt hij veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
Het in beslag genomen voorwerp
Omdat het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave gelasten van het op de beslaglijst (die als bijlage A aan dit vonnis is gehecht) genoemde voorwerp aan de verdachte.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partij
[benadeelde]niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten:
1 1.00 STK Telefoontoestel Kl: zwart
ALCATEL Onetouch.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.J. Schiffers-Hanssen, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. M.J.J. Visser, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Schaap, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2017.