ECLI:NL:RBDHA:2017:2684

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2017
Publicatiedatum
20 maart 2017
Zaaknummer
AWB 17/4864
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verweerder weigert asielaanvraag van Tadzjiekse man op basis van Dublin-overeenkomst met Litouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2017 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie om de asielaanvraag van een Tadzjiekse man niet in behandeling te nemen. De eiser, een meerderjarige alleenstaande man van Tadzjiekse nationaliteit, had op 6 oktober 2016 een asielaanvraag ingediend, nadat hij op 21 september 2016 met een geldig Litouws visum het Schengengebied was binnengekomen. De rechtbank oordeelde dat Litouwen verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, omdat de eiser met een geldig visum het land was binnengekomen en Litouwen had ingestemd met de overname van de eiser.

De rechtbank overwoog dat de eiser in beroep had volstaan met een verwijzing naar zijn eerdere bezwaren, waarin hij aangaf zich in Litouwen niet veilig te voelen en vreesde dat hij teruggestuurd zou worden naar Kazachstan. De rechtbank concludeerde echter dat de asielaanvraag in Litouwen zou worden behandeld met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen en dat de eiser, indien nodig, bescherming zou verkrijgen. De rechtbank vond dat de eiser niet had onderbouwd waarom zijn situatie anders zou zijn en dat het beroep derhalve ongegrond was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. J.F.I. Sinack in aanwezigheid van griffier mr. A.E. Paulus. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 17/4862
V-nummer: [nummer]
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 16 maart 2017 in de zaak tussen

[eiser], eiser

gemachtigde: mr. F. Ben-Saddek,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. A.S. Poelman.

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 maart 2017, tegelijk met de behandeling van het verzoek met nr. AWB 17/4864. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank doet na afloop van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak. De rechtbank overweegt het volgende.
2. Eiser is een meerderjarige alleenstaande man van Tadzjiekse nationaliteit. Hij heeft op 6 oktober 2016 een asielaanvraag ingediend. Vaststaat dat eiser op 21 september 2016 met een geldig Litouws visum het Schengengebied is ingereisd en dat de geldigheidsduur van het visum niet meer dan zes maanden was verlopen ten tijde van de asielaanvraag. Nederland heeft om die reden Litouwen gevraagd om eiser over te nemen en Litouwen heeft daarin bewilligd.
3. Gelet hierop heeft verweerder terecht geconcludeerd dat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en besloten om eiser aan Litouwen over te dragen.
4. Eiser heeft in beroep volstaan met een verwijzing naar zijn bezwaren zoals hij die naar voren heeft gebracht tijdens het aanmeldgehoor en herhaald in de zienswijze. Deze komen er op neer dat hij zich in Litouwen niet veilig voelt en dat hij vreest dat Litouwen hem terug zal sturen naar Kazachstan.
5. Temeer nu Litouwen heeft ingestemd met de overname van eiser, moet worden aangenomen dat eisers asielaanvraag daar zal worden behandeld met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen en dat eiser indien nodig bescherming zal verkrijgen. Eiser heeft in het geheel niet onderbouwd waarom dat in zijn geval anders zal zijn. In beroep heeft hij slechts een niet-vertaald Russisch document overgelegd, zonder toe te lichten wat daarvan de concrete betekenis is voor de beoordeling van het beroep.
6. Het beroep is derhalve ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. Paulus, griffier, op 16 maart 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.