ECLI:NL:RBDHA:2017:2669
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot Syrische nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiser, een meerderjarige alleenstaande man van Syrische nationaliteit, had op 14 januari 2017 een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Duitsland op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Dit is het gevolg van een eerder verzoek om internationale bescherming dat in Duitsland in behandeling was.
Tijdens de zitting op 16 maart 2017, waar de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. De rechtbank overweegt dat de claim van Nederland om de eiser terug te nemen door Duitsland is aanvaard, wat betekent dat de asielaanvraag in Duitsland zal worden behandeld volgens de Europese asielrichtlijnen. De eiser heeft aangevoerd dat zijn situatie in Duitsland is verslechterd door de omstandigheden waaronder hij daar is opgevangen, maar de rechtbank oordeelt dat er geen onderbouwing is voor deze stelling en dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de opvangvoorzieningen in Duitsland tekortschieten.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier A.E. Paulus. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.