ECLI:NL:RBDHA:2017:2653
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.W. Ente
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning op basis van familie- en gezinsleven onder artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2017 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier op grond van familie- en gezinsleven. Eiseres, een Roma uit voormalig Joegoslavië, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als doel het recht op gezinsleven, gebaseerd op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De aanvraag werd afgewezen omdat eiseres niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet voor vrijstelling van het mvv-vereiste in aanmerking kwam. Eiseres voerde aan dat haar dochter en haar echtgenoot, die de Nederlandse nationaliteit bezitten, een positieve verplichting met zich meebrachten voor de Nederlandse staat om haar verblijf toe te staan.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres gewogen en geconcludeerd dat verweerder alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag geen inmenging opleverde in het gezinsleven, omdat eiseres nooit rechtmatig in Nederland heeft verbleven. De rechtbank benadrukte dat de belangen van de staat bij een restrictief toelatingsbeleid zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van eiseres. De rechtbank heeft ook de stelling van eiseres dat haar dochter zou worden beroofd van haar recht om in de EU te verblijven, verworpen, omdat de vader van het kind in beeld is en zorg draagt voor de opvoeding.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.