ECLI:NL:RBDHA:2017:2559

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2017
Publicatiedatum
16 maart 2017
Zaaknummer
17/1473
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van voorlopige voorziening en veroordeling proceskosten in bestuursrechtelijke zaak

Op 14 maart 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekers, [verzoeker] en [verzoekster], en verweerder, het bestuur van het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening die door verzoekers was ingediend na een besluit van verweerder op 19 januari 2017, waarin het verstrekken van dagkaarten voor het openbaar vervoer voor een bezoek aan de rechtbank werd geweigerd. Verzoekers maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen tegelijkertijd om een voorlopige voorziening. Verweerder heeft echter zijn primaire beslissing herroepen en bevestigd dat de dagkaarten alsnog vergoed zouden worden voor de zitting op 20 januari 2017.

Nadat verweerder aan het bezwaar van verzoekers tegemoet was gekomen, trokken verzoekers hun verzoek om een voorlopige voorziening in, maar vroegen de voorzieningenrechter om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De voorzieningenrechter overwoog dat, ingevolge artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de voorzieningenrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de kosten indien het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoek is tegemoetgekomen.

De voorzieningenrechter concludeerde dat aan de voorwaarden voor een proceskostenveroordeling was voldaan en stelde de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 495,-. De rechtbank heeft verweerder dan ook veroordeeld in de door verzoekers gemaakte proceskosten tot dit bedrag. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 maart 2017, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 17/1473

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 maart 2017 in de zaak tussen

[verzoeker] en [verzoekster], verzoekers,

gemachtigde: mr. drs. J.M. Walls,
en

Het bestuur van het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers, verweerder.

Procesverloop

Bij (mondeling) besluit van 19 januari 2017 heeft verweerder het verstrekken van dagkaarten voor het openbaar vervoer voor bezoek aan de rechtbank op 20 januari 2017 geweigerd.
Verzoekers hebben op 19 januari 2017 tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Verzoekers hebben op datzelfde moment de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 19 januari 2017 heeft verweerder de primaire beslissing herroepen en bevestigd dat de dagkaarten voor verzoekers voor het bijwonen van de zitting van 20 januari 2017 alsnog vergoed worden.
Op 8 februari 2017 hebben verzoekers het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en de voorzieningenrechter verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft hierop bij brief van 20 februari 2017 gereageerd.
Partijen hebben toestemming gegeven uitspraak te doen zonder het houden van een zitting.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:84, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, in geval van intrekking van het verzoek om een voorlopige voorziening omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoek is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 Awb in de kosten veroordelen, indien daarom tegelijk met de intrekking van het beroep is verzocht.
2. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder, nadat verzoekers een voorlopige voorziening hadden gevraagd, aan hun bezwaar is tegemoetgekomen en alsnog de dagkaarten heeft verstrekt. Dit heeft ertoe geleid dat verzoekers tot intrekking van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening zijn overgegaan, waarbij is verzocht om verweerder in de proceskosten te veroordelen.
3. Nu aan het in artikel 8:75a, eerste lid, Awb gestelde is voldaan acht de voorzieningenrechter termen aanwezig verweerder op grond van artikel 8:75a, eerste lid, Awb te veroordelen in de kosten die verzoekers in verband met de behandeling van het verzoekschrift redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 495,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 495,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.