ECLI:NL:RBDHA:2017:2550

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 maart 2017
Publicatiedatum
16 maart 2017
Zaaknummer
5670674 RL EXPL 17-2512
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen door de politie voor evenementen georganiseerd door een evenementenbureau

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een evenementenbureau en de politie. Het evenementenbureau had de politie aangeklaagd voor het niet betalen van facturen die verband hielden met evenementen die het bureau had georganiseerd voor de centrale ondernemingsraad (COR) van de politie. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. V.C. van der Velde, vorderde een bedrag van € 18.920,29, vermeerderd met rente en kosten, omdat zij meende dat de politie nog openstaande facturen had voor de door haar georganiseerde evenementen. De politie, vertegenwoordigd door mr. R. Ketting, betwistte deze vordering en stelde dat zij al te veel had betaald voor de evenementen.

De rechter oordeelde dat het evenementenbureau onvoldoende bewijs had geleverd voor de opdrachten die aan hen waren gegeven. De facturen die het bureau indiende, waren aanzienlijk hoger dan de offertes die de politie had ontvangen. De kantonrechter concludeerde dat de eiseres niet kon aantonen dat de politie opdracht had gegeven voor de hogere bedragen die nu in rekening werden gebracht. Bovendien was er in deze spoedprocedure geen ruimte voor bewijslevering, zoals het horen van getuigen, wat de kans op een succesvolle vordering verder verkleinde. Daarom werd de vordering van het evenementenbureau afgewezen en werd het bureau veroordeeld in de kosten van de procedure.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele procedures, vooral in kort geding, waar de rechter snel moet oordelen op basis van de beschikbare informatie. De beslissing van de kantonrechter is een duidelijke reminder dat zonder voldoende bewijs, vorderingen niet kunnen worden toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Rolnr.: 5670674 RL EXPL 17-2512
16 maart 2017
Vonnis van de kantonrechter in het kort geding van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. V.C. van der Velde te Almere,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon met wettelijke taak Politie,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R. Ketting te Zwolle.
Partijen worden hierna aangeduid als ' [eiseres] ' en 'de politie'.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding in kort geding van 31 januari 2017 met producties;
  • de brief van de zijde van [eiseres] van 27 februari 2017, met producties;
  • de brief van de zijde van de politie van 1 maart 2017, met producties.
1.2.
Op 2 maart 2017 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen [eiseres] , bijgestaan door haar gemachtigde, en de politie in de persoon van [MB] , [functie] , eveneens bijgestaan door de gemachtigde. De gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen. Van het overigens ter zitting verhandelde zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Vervolgens is de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
[eiseres] exploiteert een evenementbureau waarmee zij feesten, workshops, huwelijken en dergelijke organiseert.
2.2.
In opdracht van de heer [FG] (hierna: [FG] ), [functie] van de centrale ondernemingsraad van de politie, heeft [eiseres] diverse evenementen georganiseerd voor de politie, waaronder een kerstborrel op 11 december 2015, een diner met overnachting op de SS Rotterdam op 15 december 2015 en evenement in het Amstelhotel op 29 december 2015.
2.3.
Nadat de politie een onderzoek had ingesteld naar de besteding van gelden door de centrale ondernemingsraad heeft [FG] zijn functie bij de politie medio 2016 neergelegd.

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1.
[eiseres] vordert veroordeling van de politie om haar een bedrag van € 18.920,29 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente van € 1.581,32 tot de dag van algehele voldoening en met de buitengerechtelijke kosten van € 964,20, met veroordeling van de politie in de kosten van deze procedure.
3.2.
Zij legt aan deze vordering, naast voormelde feiten, ten grondslag dat de politie twee facturen van haar, te weten factuur 2016-0074 ten bedrage van € 9.829,54 en factuur 2016-0075 ten bedrage van € 9.090,75, beide van 20 december 2016, ten onrechte onbetaald heeft gelaten. Deze facturen zien op volgens [eiseres] vanaf januari 2016 nog openstaande bedragen voor de door [eiseres] georganiseerde evenementen in december 2015. Zij heeft een spoedeisend belang bij betaling van deze facturen nu zij alle kosten van derden reeds heeft betaald en het ontvangen van het openstaande bedrag van belang is voor de continuïteit van haar bedrijf.
3.3.
De politie heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna – voor zover van belang – zal worden ingegaan.

4.Beoordeling

4.1.
Een geldvordering kan in kort geding slechts worden toegewezen als:
het bestaan en de omvang van de vordering zo aannemelijk is dat het verantwoord is een voorschot te nemen op de beslissing in een bodemprocedure,
er een spoedeisend belang is dat een onmiddellijke voorziening vereist en
er geen restitutierisico is.
De politie heeft al deze punten gemotiveerd bestreden. De kantonrechter laat punten b en c in dit vonnis buiten beschouwing. De vordering van [eiseres] moet immers al worden afgewezen omdat [eiseres] het bestaan en de omvang van haar vordering in dit kort geding onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
4.2.
De politie heeft namelijk uitvoerig gemotiveerd gesteld dat door [FG] slechts opdracht is gegeven tot bedragen van € 4.008,15 voor de kerstborrel, € 6.999,85 voor het evenement op de SS Rotterdam en € 9.794,95 voor het evenement in het Amstelhotel. Deze bedragen zijn – naar [eiseres] erkent – door de politie voldaan. Ondanks uitvoerig onderzoek heeft de politie geen andere stukken aangetroffen waaruit kan volgen dat [FG] opdracht heeft gegeven voor het meerdere dat nu door [eiseres] in rekening wordt gebracht. [eiseres] heeft dergelijke stukken ook niet kunnen aanleveren. Ter zitting heeft [eiseres] hierover verklaard dat zij de offertes waarnaar zij in haar dagvaarding verwijst nooit aan de politie heeft verstrekt. Deze offertes zijn enkel opgemaakt omdat haar factureringssysteem anders geen bijpassende factuur kan versturen. Het klopt dus dat de politie niet bekend was met deze offertes en de daarin genoemde bedragen. [eiseres] heeft verder ter zitting verklaard dat de wel door haar aan de politie verstuurde offertes diverse posten bevatten die nog verder uitgewerkt moesten worden en dat dat in mondeling contact met [FG] of zijn secretaresse is gebeurd. Verder heeft [FG] volgens [eiseres] kort voor en tijdens de evenementen veelvuldig opdrachten buiten de offerte om gegeven, zoals het extra optreden van een artiest, extra champagne of een uitstapje naar het kerstcircus. Nu de politie dit bestrijdt, is het aan [eiseres] om van deze mondelinge opdrachten bewijs te leveren. Dit kort geding leent zich echter niet voor bewijslevering, bijvoorbeeld door het horen van getuigen. Dat leidt tot de conclusie dat [eiseres] de vordering in dit geding onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Deze wordt dus afgewezen.
4.3.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
Beslissing
De kantonrechter, voorlopig oordelend in kort geding:
- wijst de vorderingen van [eiseres] af;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van de procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van de politie vastgesteld op een bedrag van € 400,00 wegens salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. I.D. Bellaart en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 maart 2017.