6.3Het oordeel van de rechtbank
De vordering is als volgt opgebouwd:
Ziekenhuisdaggeldvergoeding € 196,-
Kledingschade € 200,-
Kosten medicatie € 16,82
Reiskosten € 305,-
Huishoudelijke hulp € 1.105,-
Immateriële schade € 4.750,-
Kosten opvragen informatie € 45,62
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post ziekenhuisdaggeldvergoeding, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, nu een ziekenhuisdaggeldvergoeding bedoeld is ter dekking van in het ziekenhuis gemaakte kosten en het bestaan van deze schade onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post kledingschade, naar billijkheid een bedrag van € 100,- toewijzen en de vordering ten aanzien van deze post voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post medicatie, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, nu onvoldoende is onderbouwd dat de kosten voor deze medicatie moesten worden gemaakt als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post reiskosten, de vordering deels toewijzen tot een bedrag van € 50,- en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De rechtbank overweegt dat de taxikosten van 29 september 2016 zijn gemaakt na het ontslag uit het ziekenhuis. Voor de overige reiskosten geldt dat onvoldoende is onderbouwd dat het noodzakelijk was deze kosten te maken en waarom er voor deze wijze van vervoer moest worden gekozen.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post huishoudelijke hulp, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, nu het bestaan van deze schade onvoldoende is onderbouwd.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd en gelet op soortgelijke uitspraken, naar billijkheid een bedrag van € 1.500,- toewijzen. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 1.650,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 23 september 2016 is ontstaan.
Met betrekking tot de kosten voor het opvragen van medische informatie overweegt de rechtbank dat dit kosten zijn die de benadeelde partij heeft gemaakt in verband met zijn vordering. De rechtbank zal deze kosten toekennen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, te weten € 45,62 en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Met betrekking tot de schadevergoedingsmaatregel overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij – blijkens de ter terechtzitting afgelegde verklaringen van zowel verdachte als de benadeelde partij – een hoger bedrag verschuldigd is aan verdachte dan het bedrag dat thans door de rechtbank zal worden toegekend aan de benadeelde partij. Hieruit volgt dat afbetaling van het bij deze uitspraak toegewezen schadebedrag verzekerd is. Immers kunnen deze bedragen met elkaar verrekend worden. Nu de betaling door verdachte van het verschuldigde is verzekerd ziet de rechtbank geen aanleiding tot het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel.