In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 maart 2017 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de asielaanvraag van eiseres, een Eritrese vrouw, en haar minderjarige dochter. Eiseres had op 20 september 2016 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 2 maart 2017 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is er een tolk in de taal Tigrinya aanwezig geweest. De rechtbank heeft overwogen dat Italië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, maar dat verweerder zich voldoende heeft vergewist van de opvangmogelijkheden voor eiseres en haar dochter in Italië, conform het arrest Tarakhel van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
De rechtbank heeft het rapport van de Danish Refugee Council (DRC) en de Swiss Refugee Council (SRC) van 9 februari 2017 beoordeeld en geconcludeerd dat de informatie daarin onvoldoende is om te concluderen dat Italië structureel geen passende opvang biedt aan kwetsbare vreemdelingen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen aanleiding was om de asielaanvraag in behandeling te nemen op basis van de medische situatie van eiseres, aangezien zij niet heeft aangetoond dat er sprake is van bijzonder ernstige psychische of lichamelijke problemen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.