Uitspraak
t.a.v. feit 1 primair:
POGING TOT DOODSLAG;
t.a.v. feit 2:
BEDREIGING MET ZWARE MISHANDELING;
140 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
Rechtbank Den Haag
Op 6 februari 2017 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999, die beschuldigd werd van poging tot doodslag en bedreiging met zware mishandeling. De zaak betreft een steekpartij die plaatsvond op 17 april 2016 in 's-Gravenhage. De verdachte heeft met een mes een andere jongen, [benadeelde 1], gestoken, wat resulteerde in een steekwond van 5 centimeter diep. Daarnaast heeft hij [benadeelde 2] bedreigd met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat er sprake was van voorwaardelijk opzet, aangezien hij de kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard. Het verweer van noodweerexces werd verworpen, omdat de verdachte de confrontatie zocht en niet handelde uit zelfverdediging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 213 dagen jeugddetentie, waarvan 140 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de jeugdreclassering en behandeling bij de Waag. Tevens is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 2117,90 toegewezen, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft ook beslist over de in beslag genomen goederen, waarbij enkele goederen aan het verkeer zijn onttrokken en andere aan de rechthebbende zijn teruggegeven.