ECLI:NL:RBDHA:2017:2297
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor Servische nationaliteit in het kader van gezinshereniging
In deze zaak heeft eiseres, een Servische nationaliteit, op 8 december 2016 beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat op 14 november 2016 was genomen. Dit besluit wees haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) af. De staatssecretaris had overwogen dat eiseres niet voldeed aan de vereisten voor toegang en verlening van een verblijfsvergunning en dat zij de TEV-procedure omzeilde. Eiseres heeft op 10 februari 2017 haar zaak gepresenteerd, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigden. De rechtbank heeft de zaak behandeld en het onderzoek ter zitting gesloten.
Eiseres, die gehuwd is met een referent die de Nederlandse nationaliteit bezit, heeft betoogd dat zij rechtmatig in Nederland verblijft en dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom haar aanvraag is afgewezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet aan de voorwaarden voor de mvv voldeed. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij niet in Nederland verblijft met het oogmerk de TEV-procedure te omzeilen. Bovendien heeft zij geen bewijs geleverd van haar verblijf buiten Nederland.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar beroep op de Gezinsherenigingsrichtlijn en de zorg voor hun minderjarige kind, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor afgifte van een mvv en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar uitgesproken op 9 maart 2017.