ECLI:NL:RBDHA:2017:2297

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 maart 2017
Publicatiedatum
10 maart 2017
Zaaknummer
AWB 16/28801
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor Servische nationaliteit in het kader van gezinshereniging

In deze zaak heeft eiseres, een Servische nationaliteit, op 8 december 2016 beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat op 14 november 2016 was genomen. Dit besluit wees haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) af. De staatssecretaris had overwogen dat eiseres niet voldeed aan de vereisten voor toegang en verlening van een verblijfsvergunning en dat zij de TEV-procedure omzeilde. Eiseres heeft op 10 februari 2017 haar zaak gepresenteerd, waarbij zij werd bijgestaan door haar gemachtigden. De rechtbank heeft de zaak behandeld en het onderzoek ter zitting gesloten.

Eiseres, die gehuwd is met een referent die de Nederlandse nationaliteit bezit, heeft betoogd dat zij rechtmatig in Nederland verblijft en dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom haar aanvraag is afgewezen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet aan de voorwaarden voor de mvv voldeed. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij niet in Nederland verblijft met het oogmerk de TEV-procedure te omzeilen. Bovendien heeft zij geen bewijs geleverd van haar verblijf buiten Nederland.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar beroep op de Gezinsherenigingsrichtlijn en de zorg voor hun minderjarige kind, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor afgifte van een mvv en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar uitgesproken op 9 maart 2017.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 16/28801
V-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 9 maart 2017 in de zaak tussen

[naam], eiseres,

gemachtigde: mr. M.S. Yap,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. M. Lorier.

Procesverloop

Eiseres heeft op 8 december 2016 beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 14 november 2016 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft op 6 februari 2017 een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft hierop gereageerd in een brief van 7 februari 2017.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 10 februari 2017. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Tevens is ter zitting aanwezig [naam 1] (referent), de partner van eiseres. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Servische nationaliteit. Eiseres is gehuwd met referent en uit dit huwelijk is op [geboortedatum] hun zoon [naam 2] geboren. Referent en [naam 2] bezitten de Nederlandse nationaliteit. Op 1 december 2015 heeft referent een procedure Toegang en Verblijf (TEV) gestart door ten behoeve van eiseres een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in te dienen. Eiseres wenst in Nederland te verblijven in het kader van ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij referent en bij [naam 2]. Op 18 mei 2016 heeft verweerder deze mvv-aanvraag afgewezen (primaire besluit).
2. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres daartegen kennelijk ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerder overwogen dat niet is aangetoond dat eiseres voldoet aan alle vereisten voor toegang en verlening van een verblijfsvergunning. Verweerder handhaaft zijn standpunt dat niet is gebleken dat eiseres niet in Nederland verblijft met het oogmerk de TEV-procedure te omzeilen. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij enkel in haar vrije termijn in Nederland verblijft of heeft verbleven en evenmin staat vast dat zij buiten Nederland verblijft. Daarnaast voldoet referent niet aan de voorwaarde dat hij duurzaam dient te beschikken over voldoende en zelfstandige middelen van bestaan.
3. Eiseres betwist dat zij de TEV-procedure omzeilt. Als Servische heeft zij de mogelijkheid om visumvrij te reizen in het Schengengebied en kan zij zonder grenscontrole vrij Nederland inreizen. Gedurende de vrije termijn mag eiseres in Nederland verblijven. Tijdig verlaat zij Nederland om dan na drie maanden weer terug te keren. Reistickets zijn niet per se nodig als eiseres haar reizen zelf organiseert. Verweerder heeft zijn besluit onvoldoende gemotiveerd. Daarnaast meent eiseres, met een beroep op de Gezinsherenigingsrichtlijn, dat verweerder in dit geval moet afwijken van het middelenvereiste. Ten slotte stelt eiseres dat referent om gezondheidsredenen niet in staat is om de zorg voor hun minderjarige kind op zich te nemen en dat hun kind daarom op haar is aangewezen.
4. Verweerder heeft zich in zijn verweerschrift op het standpunt gesteld dat er redenen zijn om aan te nemen dat sprake is van een permanent verblijf van eiseres in Nederland en derhalve van omzeiling van de TEV-procedure. Van een motiveringsgebrek is geen sprake. Van eiseres mag verwacht worden dat zij indicatieve reisbescheiden kan overleggen of met andere stukken haar reizen tussen Rotterdam en Beograd in Servië kan onderbouwen. Daarnaast heeft eiseres nog steeds niet aangetoond waar zij verblijft als zij niet in Nederland is.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Ingevolge artikel 2p, eerste lid, en artikel 2q, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan een mvv worden verleend indien de vreemdeling aantoont te voldoen aan de vereisten voor toegang en verlening van een verblijfsvergunning en kan een mvv worden geweigerd indien niet voldaan is aan die voorwaarden.
6. In paragraaf B1/3.3.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) is bepaald dat de vreemdeling de beslissing op de mvv-aanvraag in het buitenland dient af te wachten. De aanvraag wordt afgewezen als de vreemdeling in Nederland verblijft zonder rechtmatig verblijf of op grond van artikel 8, aanhef en onder f, dan wel h, van de Vw rechtmatig in Nederland verblijft. De aanvraag wordt niet afgewezen omdat de vreemdeling op grond van artikel 8, aanhef en onder i, Vw rechtmatig in Nederland verblijft, als uit de duur en het doel van dit verblijf blijkt dat de vreemdeling niet in Nederland verblijft met het oogmerk de TEV-procedure te omzeilen.
7. Uit het primaire besluit blijkt dat verweerder in de bij de mvv-aanvraag gevoegde documenten van eiseres aanleiding heeft gevonden om te twijfelen aan de vraag of eiseres buiten Nederland verblijft en slechts met gebruikmaking van de vrije termijn als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder i, van de Vw in Nederland is. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de wijze waarop in bedoelde documenten wordt gesproken over de aanwezigheid van eiseres in Nederland het vermoeden rechtvaardigt dat eiseres feitelijk in Nederland woont. Het is dan aan eiseres om dat vermoeden te weerleggen en aan te tonen dat zij met haar verblijf in Nederland niet de TEV-procedure tracht te omzeilen. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat zij daarin niet is geslaagd. Eiseres heeft niet met in- en uitreisstempels in haar paspoort aangetoond dat zij de vrije termijn niet heeft overschreden en zij heeft evenmin indicatieve bewijzen van haar reizen overgelegd. Bovendien heeft eiseres geen enkele verifieerbare informatie verstrekt over haar gestelde woonverblijf in Servië.
8. Eiseres heeft een beroep gedaan op de rechtspraak naar aanleiding van de arresten van het Hof van Justitie van 8 maart 2011, C-34/09, Ruiz Zambrano en van 15 november 2011, C-256/11, Dereci. Zij heeft in dat verband informatie overgelegd, waaruit blijkt dat referent in het kader van de aan hem verstrekte bijstand gedeeltelijk is vrijgesteld van arbeidsverplichtingen. Daarnaast is een verklaring van de huisarts overgelegd, waarin wordt opgemerkt dat referent de zorg draagt voor de opvoeding van zijn zoon en dat die zorg door de depressieve klachten van referent onder druk staat. Hiermee heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet aangetoond dat referent in het geheel niet in staat is om, eventueel met hulp van anderen, hun kind te verzorgen. De mededeling dat de vrijstelling van arbeidsverplichtingen in het kader van de bijstand opnieuw wordt onderzocht, leidt niet tot een ander oordeel. Voor zover namens eiseres daarnaast ter zitting is gesteld dat eiseres het kind verzorgt wanneer zij in Nederland verblijft en het kind ook steeds meeneemt, wanneer zij periodiek voor twee tot drie maanden naar Servië terugkeert, overweegt de rechtbank dat eiseres haar gestelde terugkeer naar Servië niet heeft aangetoond. Aldus is niet gebleken dat het Nederlandse kind van eiseres en referent gedwongen zal zijn om het grondgebied van de Europese Unie te verlaten, indien eiseres niet wordt toegelaten tot Nederland.
9. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder terecht geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf en de aanvraag afgewezen.
10. Het beroep is daarom ongegrond en behoeft voor het overige geen bespreking.
11. Er is aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. A.E. Paulus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2017.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.